zaterdag 29 januari 2011

Eckermann


Al enkele weken, -in feite sinds het begin van het nieuwe jaar-, ligt hij op mijn nachtkastje : Johann Peter Eckermann.  Ik bedoel : Eckermanns boek "Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Leben" - in de Nederlandse vertaling van Gerda Meijerink (1).  Ligt hij weer op mijn nachtkastje moet ik zeggen, want vroeger al heb ik grote delen van dit boek gelezen.  Wat ik deze keer doe is echter niet maar "gewoon, ordinair lezen" : ik savoureer het werk !  Elke avond (of daaromtrent), vóór het slapengaan, lees ik er een stukje in - enkele bladzijden, zeven à acht maximum.  Dit rituele lezen heeft niet enkel te maken met het feit dat mijn ogen 's avonds snel vermoeid raken - het is ook een weloverwogen techniek om maximaal van de tekst te genieten.    En vooral : dit leesritme komt mooi overeen met het ritme dat in het boek zelf zit. 
Ik verklaar me nader.  De uit het noorden van Duitsland (Winsen aan de Luhe) afkomstige Johann Peter Eckermann (°1792) werd anno 1823 in Weimar de vertrouweling van (de veel oudere en toen al zeer beroemde) Johann Wolfgang von Goethe (een voorrecht dat vele anderen hem ongetwijfeld benijd hebben).  Van dat jaar af was hij kind aan huis bij Goethe.  Eckermann was een groot bewonderaar van Goethe, hing aan diens lippen, en maakte uitvoerige aantekeningen van de vele ontmoetingen die hij met de schrijver en dichter had.  Hij deed dit negen jaren lang - tot aan Goethes dood in 1832.  (Tot en met Goethes dood mag men zeggen, want Eckermann geeft aan het eind van zijn werk nog een zeer "levendige" beschrijving van Goethe "als lijk" !).
Goethe was van Eckermanns aantekenwerk op de hoogte, en stemde er mee in, op voorwaarde dat publicatie van al het opgetekende pas na zijn dood zou gebeuren.  In 1836 verschenen de "Gespräche", waarin Eckermann in dagboekvorm, -op datum dus-, verslag uitbracht van zijn "avonturen" met Goethe.  De omvang van die verslagjes varieert van enkele paragrafen tot enkele bladzijden per "ontmoetingsdag".  "In de avond ging ik tegen de tijd dat de lichten werden aangestoken naar Goethe", zo klinkt het bijvoorbeeld op datum van woensdag 29 oktober 1823.  "Ik trof hem zeer fris en levendig van geest aan, zijn ogen fonkelden in de weerkaatsing van het licht, zijn hele voorkomen drukte opgewektheid, kracht en jeugd uit". 
Om nu op mijn leesritme terug te komen : ik neem per keer één, soms al eens twee of drie "Eckermann-verslagjes" als bedlectuur tot mij (al naargelang hun lengte).  Het is alsof ik op die avonden, bij het slapengaan, een persoonlijk  rendez-vous heb met één van de grootste geesten van de Westerse cultuur !  En dàt in zijn (riante) huis aan het Frauenplan-plein in Weimar, waar ik vorige herfst nog geruime tijd heb in rondgewaard, zodat de kamers waarin de gesprekken zich afspeelden, mij zeer vertrouwd voorkomen.  In Goethes (verrassend kleine) slaapkamer, hebben mijn vrouw en ik trouwens, om beurt en vol piëteit (maar natuurlijk tegen alle verboden in), het houten bed van de grote schrijver aangeraakt.
Afgezien van die "huiselijke band", kan ik mij ook met de twee hoofdfiguren van de "Gespräche", -Eckermann en Goethe-, heel sterk identificeren.  Net als de jonge Eckerman ben ik een "fan" van Goethe, wil ik graag horen hoe hij over één en ander denkt, wil ik van hem leren.  Niet dat ik hem in alles volg natuurlijk, niet dat ik hem altijd gelijk geef - wat hij vertelt is echter altijd wel interessant, en dat vind ik belangrijker dan gelijkhebberij.
Niet enkel met Eckermann, ook met Goethe zelf voel ik mij zeer "verwant".  U moet weten (en om te beginnen) : wij zijn jaargenoten, de grote Goethe en ik !  Jawel : allebei van '49 !  Hij weliswaar van (augustus) 1749, en ik van (juni) 1949, maar ach, tweehonderd jaar, gemeten op de tijdlijn van de menselijke, en zeker op die van de kosmische geschiedenis, dat is minder dan een peulschil.  Het analoge startpunt van onze levens maakt dat Goethe's jaren en leeftijden geheel parallel lopen aan de mijne, en ik me dus bij om het even welk moment van Goethe's leven perfect kan voorstellen hoe oud hij was, hoe dat voelt, en hoe men dan tegen de dingen aankijkt.  Het bijzondere is nu wel dat, voortbordurend op dit parallellisme, de jaren waarin Johann Peter Eckermann met Goethe optrok (1823-1832), in mijn leven… nog moeten komen : dat zullen de jaren 2023-2032 zijn !  Het boek van Eckermann biedt mij dus "als het ware" een blik in de toekomst !  En ja, als ik het, naar analogie met Goethe, tot in het jaar '32 -dus tot op 82-jarige leeftijd kan "trekken" (Goethe overleed in maart, was dus nog geen 83 geworden), dan zou dat nog zo slecht niet zijn.  Ik zou het zelfs nóg beter vinden mocht ik het Duitse genie op dit vlak met lengtes kloppen - want leven… en de interessante dingen in het leven… daar kan ik, net als Goethe, maar niet genoeg van krijgen.
In de jaren dat hij de vermaarde schrijver frekwenteerde woonde Eckermann op een armtierig kamertje dat hij huurde in de Brauhausgasse, op een steenworp van het imposante Goethe-huis.  Toen mijn vrouw en ik in september 2010 in Weimar verbleven, zijn we uiteraard ook naar het "Eckermannhaus" gaan kijken.  Het is nu "La Trattoria" : een Italiaans restaurant, maar met de beeltenis van Eckerman wél op het uithangbord.  En ja, er worden nog steeds kamers in verhuurd (nu zijn het "Ferienwohnungen" - iedereen pikt zijn graantje mee van het Goethe-toerisme).  Het restaurant bleek helaas gesloten : de patron op jaarlijks verlof naar zijn mama in Italia…  Spijtig, want ik was natuurlijk graag eens "bij Eckermann" gaan eten.

(1) J. P. ECKERMANN, Gesprekken met Goethe, vertaling G. Meijerink, reeks Privé-Domein nr. 167, uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1990.  In het nawoord van het boek vertelt de Nederlandse Goethe-kenner en media-figuur Boudewijn Büch (1948-2002) alles wat men over Johann Peter Eckermann hoort te weten !  Op de kaft van het boek staat het portret van Eckermann dat de schilder J. J. Schmeller anno 1824 vervaardigde.

zaterdag 22 januari 2011

Zee


Bij het inscannen van oude familiefoto's (een project waar ik al sinds vorige zomer aan werk, en nog een tijdje zoet mee zal zijn) kwam ik vorige week enkele foto's tegen van mijn allereerste bezoek "aan de zee" : zondag 25 juli 1954 - ik was toen vijf jaar.  In welke badplaats dit historische evenement zich precies voordeed weet ik niet - en er is ook niemand meer aan wie ik het kan vragen.  Naast mijn ouders waren mijn moeders tante Emma, -in de volks- en familiemond "Maikke" genoemd-, en Emma's echtgenoot André van de partij. 
Er raasde die dag een felle wind over het strand (dat is te merken aan de kapsels en de kleren op de foto's).  Ik herinner me dat die het zand opzwiepte en meevoerde, en er mijn blote benen mee teisterde, want ik droeg, zoals altijd in mijn kinderjaren, een korte broek.  Ongetwijfeld werden de foto's gemaakt door mijn papa, want die is zelf helaas niet op de opnamen te zien (het ondankbare lot van de fotograaf).  Op een eerste foto komen Emma, André, mijn moeder en ik kennelijk uit de duinen (we dalen alleszins een duinheuvel af).  Een tweede foto toont dezelfde personages op een golfbreker.  En op de derde (de bij dit artikeltje afgedrukte) opname staan we zowaar met onze voeten in zee !  Echt koud zal het, ondanks de hevige wind, dus niet geweest zijn, want dan zou mijn mama zich nooit tot pootje baden hebben laten verleiden.  Op alle drie de foto's zit mijn hoofd in een grote sjaal gewikkeld - naar ik vermoed een initiatief van de altijd bezorgde tante "Maikke", ongetwijfeld in verband te brengen met de harde wind, en wellicht ook met het feit dat ik als kind nog al eens aan oorontstekingen leed.  Op de foto waar we met onze voeten in het water staan steek ik mijn linkerarm en -hand naar omhoog : het gebaar doet denken aan dat van de jonge Tadzio in de (schitterende) film "Death in Venice" van Visconti (die uiteraard van veel later dateert). 
En toevallig… vorige zondag (16 januari) voor het eerst dit jaar naar "de zee" geweest !  "Eerste keren" blijven fascinerend, al zijn ze op je oude dag dan ook minder sensationeel dan in je jeugd.  Eigenlijk had ik er niet zoveel zin in, -de voorafgaande nacht (zonder aanwijsbare reden) slecht geslapen... een donkere dag-, maar mijn vrouw nam het heft en het stuur in handen en… weg waren we.  Na een licht middagmaaltje in een ons vertrouwd eethuisje onderweg, zetten we rond twee uur voet op het (Zeeuwse) strand, en zie, als bij wonder, brak meteen de zon door !  Ik maakte er een interval-training van, -afwisselend joggen en stappen-, mijn vrouw hield het bij stappen.  De frisse zeelucht vulde mijn longen : een letterlijke verademing na weken van veel "binnen zitten".  Al gauw holde ik als een jonge hond over het strand (de stramme spieren buiten beschouwing gelaten).  Toen ik ook nog molenwiekende armbewegingen ging maken dacht mijn vrouw, -zo vertelde ze me later-, dat ik een scheervlucht over de branding zou gaan uitvoeren.  Nog altijd brengen strand en zee mijn bewustzijn op een hoger, sterker, dieper… niveau (net als de bergen, of als de piekmomenten van het emotionele leven).  En bewustzijn, bewust zijn, dat is toch waar het (volgens mij) om draait in het leven. 
De zeelucht had mij inmiddels zo "naturally high" gemaakt dat ik voorwaar mijn schoenen en sokken uittrok, en bij wijze van persoonlijke nieuwjaarsduik, met mijn voeten in het water ben gestapt !  Net als op die 25ste juli 1954, maar die analogie is mij pas achteraf te binnen geschoten (verleden en heden hebben elkaar dus onbewust ontmoet).  Overigens was het water deze keer behoorlijk koud.  's Avond gingen we lekker eten bij een ons ook al zeer vertrouwde wok-Chinees in de buurt van Mechelen.  We wokken daar wel niet, want we hebben ons al lang bekeerd tot het (van oorsprong Japanse) Teppanyaki. 
Met dit alles waren we uitstekend gewapend tegen de volgende dag, die de derde maandag van januari was, en waarvan de media ons nu al enkele jaren na elkaar proberen wijs te maken dat het de meest tot depressiviteit aanzettende dag van het jaar zou zijn - "Blue Monday" !  Volgens mij een non-nieuwsitem met een hoog monster van Loch Ness-gehalte.  Hoewel ik allesbehalve als een onverbeterlijke optimist door het leven huppel, blijf ik heel de maand januari toch iets van de verwachtings- en illusievolle energie van het frisse, pas begonnen, nieuwe jaar voelen…  Zeker als ik op het strand loop.

NASCHRIFT. Door het ontdekken van een ansichtkaart die ons gezelschap op 25 juli 1954 naar mijn grootmoeder Maria Ceuleers stuurde, ben ik er achter gekomen dat we die dag in... Blankenberge waren! (Naschrift toegevoegd op 12 januari 2013).

zaterdag 15 januari 2011

Ionesco



Pats ! Begin januari viel er zowaar een stuk van ons huis naar beneden !  De afwisseling tussen vorst en dooi, die (zo viel in het televisienieuws te vernemen) het Vlaamse wegennet en menige huisgevel teisterden, hadden kennelijk ook ons balkon niet onberoerd gelaten.  Ik moest meteen denken aan "De koning sterft", het toneelstuk van Ionesco waarvan mijn vrouw en ik vorig jaar een voorstelling zagen in "Theater 't Arsenaal" in Mechelen (op 20 november om precies te zijn, en ik ben graag precies, zeker op het vlak van data).  In dat stuk vormt het afbrokkelen van het kasteel, -regie-gewijs treffend gesymboliseerd door de grote vellen papier die de acteurs in de vernieling scheuren-, één van de fenomenen die het naderende einde van zijne majesteit inluidden.  Dat geeft te denken.  Niet dat ik mij (of ons huis) koninklijke allures wil aanmeten - maar in het stuk van Ionesco is de koning dan ook geen koning in Albertiaanse zin, maar staat hij voor "Elckerlyc" : voor elk mens, voor ieder van ons. 
Nu goed, ik wou toch nog wat schrijven over dat schitterende, want diepzinnige, toneelstuk van de Roemeens-Franse auteur Eugène Ionesco (1909-1994), dus kwam dat stukje balkon-beton me eigenlijk, -als aanleiding-, nog goed van pas.  Ionesco zou "De koning sterft" ("Le roi se meurt") geschreven hebben toen hij zwaar ziek was en Magere Hein al aan zijn deur hoorde morrelen.  Het werk worstelt bijgevolg met de ongetwijfeld meest afgrijselijke problemen waar de mens in zijn bestaan mee te maken krijgt : aftakeling en dood.  Niet om vrolijk van te worden, maar werkelijkheden die men onder ogen moet zien.  In de jaren zestig ging het stuk door voor avant-garde, experimenteel en zelfs "absurd" theater.  Nu vond ik het het niveau hebben van een klassieke Griekse tragedie (alleen het koor ontbrak, de commentaar moest men zelf bedenken).  Absurd zou ik het niet noemen - die kwalificatie lijkt me eerder van toepassing op de menselijke existentie zelf, met haar "Sein zum Tode".  Overigens viel het bij Ionesco nog goed mee, want "De koning sterft" dateert uit 1962, en de auteur leefde daarna nog meer dan dertig jaar vrolijk voort, tot in 1994.  Niet meteen panikeren dus, als er eens een stuk van het balkon valt.
Met zijn doorgroefd gelaat en trieste blik vormde Jaak Van Assche uiteraard de ideale "casting" om de koning te spelen.  Mijn vrouw wees er me op dat de rol van de jonge koningin (er was ook een oude koningin) vertolkt werd door Marie Vinck, en dat dit de nieuwste ster aan het Vlaamse filmfirmament was - ze was mij geheel onbekend, maar, zo verduidelijkte mijn echtgenote, ze was de dochter van de actrice Hilde Van Mieghem (en daarvan weet ik dat ze op haar beurt een kleindochter is van de Antwerpse kunstschilder Eugeen Van Mieghem, 1875-1930, de man heeft in de Scheldestad zelfs een eigen museum).  Mijn vrouw wees me er ook nog op dat, op slechts enkele plaatsen van ons verwijderd, de actrice Loes Van den Heuvel in het publiek had plaatsgenomen, en dat dit niemand minder dan Carmen Waterslaeghers uit F.C. De Kampioenen was !  Mooi toch, zo'n ontmoeting tussen de populaire en de "ernstige" cultuur !  Na afloop van de voorstelling wierp ik een korte maar kritische blik op haar, en gelukkig leek ze in het geheel niet op haar televisiepersonage.

zaterdag 8 januari 2011

Melachrino


Onlangs kwam ik in het bezit van een blikken doosje (13,5 x 10,5 x 3 cm), met op de bovenkant (onder andere) de woorden: "Cigarettes M. Melachrino & Co".  Objectieve waarde heeft het niet, subjectieve des te meer : ik zou het voor de Mona Lisa niet willen ruilen, zelfs al is het een beetje gehavend !  In het ouderlijk huis waar ik mijn kinderjaren doorbracht, werd dit doosje gebruikt om het "klein geld" (het wisselgeld) in te bewaren : de zilverkleurige muntjes van vijf en één frank, de koperen van een halve frank (met een mijnwerkershoofd op), en de vaal-blauwe van 25 centiemen (met een gaatje in het midden).  Het doosje stond in de bovenste lade van de wit-blauwe keukenkast : daarin lagen ook de spaarzegeltjes die men bij de kruidenier kreeg, en het boekje waarin die geplakt moesten worden.
In de nieuwe "villa" die mijn ouders (en ik) anno 1964 betrokken, en waar een ingebouwde keuken was (een "Amerikaanse keuken" heette dat toen), verhuisde het "Melachrino"-doosje, samen met de wit-blauwe keukenkast, naar de bergplaats ("het kot").  Ik kan me niet herinneren dat het daar nog intens gebruikt werd, iets wat in ons "oude huis" zeker het geval was !  Na de dood van mijn moeder in 2009 is het interieur van wijlen mijn ouders genadeloos afgebroken, en is het "Melachrino"-doosje bij mij terecht gekomen, als een relict van werelden die ik voorgoed verloren heb : die van mijn jeugd en die van een ouderlijke thuis.
Voor de aardigheid ben ik eens op de naam "Melachrino" gaan "google-n".  Eerst leidde de zoekterm "Melanchrino" me naar de Engelse muzikant, componist en orkestleider George Melachrino (1909-1965) : een talentvol man ongetwijfeld, die aangename muziek maakte, maar een verkeerd spoor natuurlijk.  Het toevoegen van  het woord "cigarettes" bracht me waar ik wezen moest : op de (kwaliteitsvolle) website van een Amerikaans-Joodse madam, waar ik leerde dat het ging om destijds zeer gereputeerde Egyptische luxe-sigaretten, die over de hele wereld werden verkocht (het deksel van het doosje maakt het internationaal karakter van deze sigaret overigens ten overvloede duidelijk).  Het hele Melachrino-verhaal lijkt terug te gaan op een zekere Militiades Melachrino (vandaar die "M" op het doosje), een Egyptische rookwarenproducent uit de late 19de eeuw...  "The cigarette boxes and tins were very colourful and stylish" lees ik nog, en ja, dat wordt door mijn "Melachrino"-doosje geheel bevestigd (1). 


(1) Internet (www), website Women's Lens,
http://womenslens.blogspot.com/, geraadpleegd december 2010.