vrijdag 27 mei 2011

Zeeland


Als ik op reis ga, wil ik niet zozeer naar een andere plaats, maar vooral naar een andere tijd. Ik wil iets terugvinden uit mijn verleden (of uit dat van mijn ouders of voorouders) - of toch minstens uit het verleden in het algemeen.  Toen we dit jaar plannen voor onze mei-vakantie maakten, dacht ik : laten we "nog eens naar de zee gaan". Mijn vrouw reageerde niet erg enthousiast, ze had exotischer bestemmingen in gedachten - maar het gebeurt wel meer dat de briljantheid mijner ideeën in mijn omgeving niet dadelijk als zodanig wordt (h)erkend, daar heb ik al mee leren leven (al blijft het uiteraard een bron van lichte treurnis). Nog minder hoera-geroep weerklonk er toen ik de naam onthulde van de badplaats die ik in mind had. Ik geef toe : het was inderdaad een voor mijn denken en doen volkomen buitenissig reisdoel, maar het kaderde in een project dat ik een tijdje geleden heb opgestart, en waar ik af en toe een vorm van uitvoering aan geef. Dit project heet : "laten we eens gaan naar een plaats waar ik mij vroeger nog met geen twintig trekpaarden naartoe had laten slepen", en vormt op zijn beurt een soort onderdeel van mijn "ga eens lekker tegen je eigen vooroordelen in"-programma. Zo heb ik mij bijvoorbeeld tijdens onze mei-vakantie van vorig jaar, op reis in Portugal, voor enkele dagen laten onderdompelen in de mirakel- en bedevaartstad Fatima ! Ik wil er terloops wel op wijzen dat ik met het uitvoeren van mijn taboe-plaatsen-doorbrekend project matig omspring, maar voor onze "terug naar de kust"-vakantie van dit jaar had ik nog eens zo'n "maar allez jong"-bestemming uitgevlooid : Blankenberge ! Dat deze platgelopen badstad zich de jongste tijd in haar promotiecampagnes probeert voor te doen als een oord met "Belle Epoque"-allures, kwam mij goed van pas om mijn vrouw voor mijn (toegegeven : waanzinnige) plan te... nee, "winnen" is een te groot woord - laten we zeggen : wat toegeeflijker te stemmen. 
En dus togen wij op een koude maar zonnige dag in maart naar Blankenberge, om daar "iets te huren, voor twee weken in mei" (van de hele maand die ik aanvankelijk in gedachten had, had mijn vrouw al twee weken weten af te pingelen). Nu, dat viel dus geweldig tegen ! We hebben inderdaad enkele Belle Epoque-huizen gezien : ze stonden er leeg en verloederd bij - weliswaar in de buurt van een Belle Epoque-museum (dat dus toch wel echt bestaat). Ook elders gaf de stad geen al te frisse aanblik, stof- en lawaai-hinder vanwege wegenwerken nét voor het kantoor van de toeristische dienst inbegrepen (en wat ze ons op dat bureau aan te bieden hadden was ook al niet veel zaaks). 's Middags was het vergeefs zoeken naar een behoorlijk restaurant (dat hoeft voor ons geen sterren-etablissement te zijn, maar een beetje kwaliteit weten we wel te waarderen). Gedreven door de honger en de lage buitentemperatuur zochten we onze toevlucht in een niet al te gezellig eetcafé, waar, aan een tafeltje verderop, een macho-man en een verlepte vrouw in het Frans en met een bier met een te hoog alcoholgehalte voor hun neus, duchtig ruzie zaten te maken. Brusselaars, zo kon ik uit de "conversatie" opmaken (en ik die dacht dat Blankenberge de vakantiestad was van goedlachse Antwerpenaren). Hij verweet haar op luide toon alles wat niet fraai is. Wat zij in zijn richting siste kon ik niet zo duidelijk horen, maar moet van hetzelfde gehalte zijn geweest. Très basse classe. Over de bediening en het eten viel overigens niet te klagen. De kelner deed zelfs zijn best om de francofone bekvechters tot enige discretie aan te manen. 
We bezochten nog de Blankenbergse pier - toch een bouwsel dat de grandeur van het verleden zou moeten in stand houden en oproepen : hij lag er verwaarloosd en ambiance-loos bij. Inmiddels had ik al begrepen dat ik mijn echtgenote en mijzelf, zelfs in het kader van een gedurfd, licht-masochistisch-getint breek-met-je-taboeplaatsen-project geen vakantie in Blankenberge kon aandoen. Men moet de depressie toch ook niet najagen. We zijn vervolgens nog naar Oostduinkerke gereden - het plaatsje van enkele zonnige vakanties uit mijn jeugd, en uit latere jaren. Ik werd er alleen maar nog treuriger van : elke keer als ik er kom is er weer een stuk van de duinen waarin ik als kind speelde, ingenomen door van die protserige villa-achtige appartements-gebouwen. Niets herkenbaars blijft er nog over. Waar is de tijd dat Vlaamse schrijvers en kunstenaars zoals Felix Timmermans in dit badplaatsje rust en verpozing vonden ?  Zelfs in mijn eigen kinderjaren had het nog een eigen stijl, en veel natuur. De definitieve ommekeer is er gekomen door de gemeentefusies van 1977, toen Oostduinkerke bij Koksijde werd gevoegd  en ook op vlak van uitzicht in de kortste keren zijn eigen karakter verloor. Zucht naar groot en klein profijt, tamme en corrupte overheden en een hemeltergende kortzichtigheid in het algemeen hebben het duinen- en polderlandschap aan heel onze Vlaamse kust herschapen in een Benidormiaans inferno van steen en beton : een eindeloze rij stijlloze appartementsblokken, verbonden door autogeraas en lunaparken.  
"Als we nu eens iets huurden aan de kust in Zeeland ?", opperde mijn vrouw kort nadat we, -ik in een neerslachtige bui-, weer uit Oostduinkerke vertrokken waren. Ik vond het een goed idee. We kenden de Zeeuwse kust al een beetje, van ééndaagse uitstapjes : Cadzand, Breskens, Westkapelle, Domburg, Oostkapelle... Even later reden we door Middelkerke, waar de concentratie van troosteloze vakantiekazernes zowat haar hoogtepunt (of beter : dieptepunt) bereikt. Wat ik eerst geen slecht voorstel had gevonden, nam hier de allures van een briljant idee aan.  
En dus huurden we, via internet en e-mail, een bungalowtje aan de kust in Zeeland. Mijn target was Domburg - in de 19de eeuw een mondain badplaatsje, en vooral ook bekend door de kunstschilderskolonie die er in de twee eerste decennia van de twintigste eeuw aan het werk was (met als bekendste namen Jan Toorop en Piet Mondriaan). Omdat het ook in kleine stadjes veelal druk en moeilijk parkeren is, paste ik mijn beproefde tactiek toe : een verblijfplaats zoeken op het omringende platteland, op loopafstand van de stedelijke gezelligheid. Onze keuze viel op een huisje dicht bij de zee (tussen ons en het strand enkel een strook niet-toegankelijk natuurgebied), gelegen op het grondgebied Oostkapelle. De loopafstand naar Domburg viel in de praktijk nogal pittig uit, en binnen deze zelfde bui-van-bekentenis geef ik ook toe dat we daarom bij uitzondering al eens de auto namen.  
We huurden het bungalowtje rechtstreeks van de eigenaars, Richard en Anneke uit Goes, en het dient gezegd : het was smaakvol ingericht, en op vlak van huisraad was werkelijk alles voorradig wat je maar enigszins nodig kon hebben (degelijke verwarming inbegrepen) - een heel contrast met de appartementen die we vroeger wel eens huurden aan de Belgische kust, waar je het in de regel moest stellen met op vlak van meubilering afleggertjes van de eigenaar, en op vlak van bestek het minimum minimorum (en soms zelfs dat niet).  Op de dag van onze aankomst bezorgden de eigenaars ons nog twee fietsen - en dus hebben we ook gefietst, zoals dat hoort in Nederland !
"Aardige, hartelijke mensen zijn die Hollanders wel.  Wat staan ze veel dichter bij ons dan onze 'landgenoten' de Walen", schreef Ernest Claes anno 1934 in zijn dagboek (1). Ik geef hem overschot van gelijk (en natuurlijk dient de term 'Hollanders' hier begrepen als : Nederlanders). Die vlotheid en vriendelijkheid ondervonden we onder andere in de Toyota-garage in Goes, waar we een kleine herstelling aan onze auto moesten laten uitvoeren. En ere wie ere toekomt : ook de "VAB", de Vlaamse Automobilistenbond, stond ons in onze pech-langs-de-weg-situatie (tijdens een uitstapje naar Zierikzee) deskundig terzijde. Hun "Uit"-magazine mag (naar mijn smaak) dan wel weinig voorstellen, de dienst hulp-bij-pech-in-het-buitenland leverde voortreffelijk werk !
En ja, het wonder voltrok zich. In Zeeland vond ik de kust van weleer, de vakantie-aan-zee van vroeger, terug : rust, stilte, natuur, lage bevolkingsdichtheid (maar voldoende mensen om het gezellig te maken), weinig autoverkeer, geen islamitische hoofddoekjes of boerka's (wel heel soms nog een dame in aloude Zeeuwse klederdracht), nauwelijks migranten trouwens (wel nogal wat Duitse toeristen, die echter geen overlast veroorzaakten), geen ordinair-ruziënde Brusselaars, wegen en dorpjes en stadjes op mensenmaat, weidsheid, ademruimte... Langs de grote, met bomen omzoomde laan die in de buurt van ons huisje naar de zee leidde lag hier en daar een stemmig restaurantje (in een setting die me deed denken aan deze waarin de eerste en échte "moeder Siska" ooit haar wafels bakte). En of we daar lekker gegeten hebben, bij "Jansens en Co", in "Het Rijswijksche Huis", in het "Dennenbos" en (voor de kleine of de hele late hap) in de "Boschhoek" !
Ik had dan wel geen persoonlijke kindertijdherinneringen aan de Zeeuwse kust (al heb ik met mijn ouders wel eens de boottocht Breskens-Vlissingen gemaakt, en "miniatuur Walcheren" bezocht) - maar de sfeer : de lucht, de zon, de wolken, de bomen, de duinen, het zand... zowel van mijn verleden als van het verleden... dat vond ik hier weer. Met niet meer dan enige verbeeldingskracht beleefde ik afwisselend de fifties, de Belle Epoque, de 19de eeuw... Ik was op een andere plaats en vooral in andere tijden.  
Toen ik met dit weblog begon zette ik, in de marge rechts, bij wijze van "profiel", een foto van mij uit 1961 : staande op een duintop, in Oostduinkerke. "Sinds die tijd is alles veranderd" schreef ik. Lopend langs de branding, dit jaar, vijftig jaar later, dacht ik : iets is nog zoals toen, zoals vroeger, zoals het altijd geweest is : de geur van zee en strand, het ruisen van de golven, de frisse bries die je longen nieuw leven inblaast, het knarsen van de schelpen onder je voeten, de schreeuw van de meeuw, het duingras in het warme zand... Niets is eeuwig, maar de zee komt er misschien wel het dichtste bij. Ik weet het : elke golf die aanrolt is nieuw, en je kan nooit tweemaal baden in hetzelfde water.  De getijden gaan hun gang.  Maar het geheel, het grote geheel van de zee, dat was niet veranderd.

(1) E. CLAES, Uit de dagboeken van Ernest Claes, Uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 1981, blz. 70.
De foto boven dit artikel maakte ik op 23 mei in Domburg.

vrijdag 20 mei 2011

Arcanjo


Mijn uitgangspunt voor dit weblog was en is : elke week één foto "die iets zegt" en een tekst die dat hopelijk ook doet.  Soms is het zoeken naar een technisch kwaliteitsvol en inhoudelijk zinvol beeld - maar er zijn weken dat ik het me hartsgrondig beklaag dat ik het bij één foto moet houden, en dat de keuze verscheurend is.  Dat laatste was deze keer weer eens het geval.  De foto van "Arcanjo" die boven deze tekst staat toont slechts een deel van dit indrukwekkende kunstwerk, en dat op een bepaald moment : bij avond, en belicht door een flitslamp. Het is één van mijn foto's van het werk, en het is mijn keuze om juist deze (detail)foto boven dit blogbericht te zetten (want ik had er een hele reeks gemaakt).  De opname geeft dus een allesbehalve "objectieve" kijk op dit beeld.  Dat past dan prima bij wat ik in deze tekst ga doen : weer eens lekker eigenzinnig zijn, en u mijn interpretatie van de "Arcanjo" voorschotelen.
Toch zou het niet slecht zijn mocht u ook een meer "zakelijk" en algemeen zicht op dit kunstwerk krijgen : dat kan perfect door even te "googlen".  Doet u dat dan niet op het zoekwoord "Arcanjo", want dat is het Portugese woord voor "aartsengel", en dan geeft "Google-afbeeldingen" u een hele hemel vol met alle mogelijke aartsengelen, behalve deze.   Ik verklap u het geheime kneepje : tik de naam van de kunstenaar in en u krijgt enkele foto's van onze "Arcanjo" bij daglicht en in zijn geheel (enkele maar, inderdaad, want dit kunstwerk is nog jong en relatief onbekend).  U zal allicht vaststellen dat die opnamen prozaïscher en minder expressief zijn, zodoende zal u mijn ijdelheid als fotograaf strelen - maar dit geheel terzijde natuurlijk.  Ik weet het, ik ben u de naam van de artiest nog schuldig : de "Arcanjo" is het werk van de hedendaagse Portugese kunstenaar Aureliano de Aguiar. 
Ik ben op dit beeld gebotst een goed jaar geleden, toen mijn vrouw en ik op onze second honeymoon in Portugal gedurende enkele dagen in Vila Nova de Milfontes logeerden.  Bij onze eerste honeymoon hadden we dit plaatsje ook aangedaan en er zelfs nog in een echte casa Portuguesa verbleven.  Inmiddels schijnt Vila Nova de Milfontes uitgegroeid te zijn tot een "in het toeristisch seizoen" mondaine en drukke badplaats, waar vooral "de jeugd" neerstrijkt - maar, en dat is natuurlijk het grote voordeel van de pensionado : wij waren er in mei, en toen was het er heel rustig en kon men er ongestoord genieten van het natuurschoon langs de zee.  In hotel "Eira da Pedra" aan de Rua des Pensoes (!) troffen we onder de weinige andere gasten zowaar nog "een jong koppel" uit het Antwerpse.  
Vila Nova de Milfontes ligt in de Alentejo, die hete, droge, ruige, dun bevolkte streek die mijn favoriete deel van Portugal vormt.  In Vila Nova de Milfontes mondt de Rio Mira uit in de Atlantische Oceaan (wat we van op het balkon van onze hotelkamer goed konden zien).  Het is een oord van zandstranden (Praia Franquia, Praia do Farol…), hoog opspattende golven, steile rotsoevers.  Op een klein, geheel verlaten strandje komen we oog in oog met een door-en-door verroest, aangespoeld scheepswrak - zeer fotogeniek, die warme roestkleur, dit verval in de blakende zon.  
En daar staat het dan, hoog op de rotskust : het beeld "Arcanjo" van de plaatselijke kunstenaar Aureliano de Aguiar.  Ik vermoed dat het uit brons is gemaakt, en minstens gedeeltelijk ook uit gerecupereerde metalen objecten bestaat.  Het lijkt een vorm van assemblage-kunst.  Noch ter plaatse, noch op het internet is er veel nadere technische informatie over het werk te vinden.  "Indruk-wekkend" (het koppelteken staat hier op zijn plaats), dat is de term waarmee ik de ontmoeting met deze aartsengel het best kan omschrijven.  Een bijzonder imposante, robuuste figuur, die met forse voeten op een rotsblok staat !  Het beeld is 3,5 meter hoog, en dateert uit 2007.  
Enkele weken geleden, in mijn blogbericht over Thomas Mann, heb ik al gepleit voor het recht van de beschouwer om aan het werk van de kunstenaar een eigen interpretatie te geven - een eigen inhoud, eventueel gans anders dan de door de artiest bedoelde.  Noem het desnoods een soort recht op dwaling. Deze week ga ik van dat recht weer eens volop en voluit gebruik maken !  De "Arcanjo" een aartsengel ? Toen ik het beeld zag en fotografeerde wist ik niet eens dat dit de titel van het werk was (ter plaatse viel die benaming nergens te bespeuren).  Voor mij niks aartsengel hoor, voor mij was en is dit een echte ecce homo - ziehier de mens !  
Ja, ik had natuurlijk die vleugels opgemerkt : maar, so what, wij mensen kunnen toch vliegen zeker - letterlijk (zij het niet zo elegant als de vogels, we hebben er een machien voor nodig), maar vooral ook figuurlijk, met onze gedachten, met onze fantasie…  daarmee zweven we zelfs door de tijd (ik doe het op dit blog elke week).  Dus de mens afbeelden met vleugels, dat is helemaal niet gek.
Ook die stoerheid vond ik prachtig, die stevige benen en voeten van het beeld (waar ik detailfoto's van heb gemaakt) : want de mens is geen mietje, hij is een denker en een doener, hij neemt het heft in handen, hij pakt problemen aan en lost ze op.  Hij bouwt huizen en auto's en computers en MRI-scanners en wat nog al niet allemaal - hij blaakt van daadkracht en van technisch vernuft (dit laatste mooi gesymboliseerd door al dat werkplaatsgetuig dat in het beeld verwerkt zit).  Hij schrijft prachtige sonates en sonnetten, doorgrondt de materie en de kosmos.  De mens is een god, en niet enkel in het diepst van zijn gedachten, hij heeft verwezenlijkt en gepresteerd wat in de oude verhalen enkel voor de goden was weggelegd.  Dus is die 3,5 meter hoogte van het beeld helemaal terecht : ziehier de mens, een groot en groots wezen.  
Ik weet het, dat ecce homo verwijst traditioneel naar de lijdende Christus.  En lijden dat doet de mens ook. Want ondanks alle stoerheid is de kolos die aan de mondig van de Rio Mira staat ook een schrijnende figuur.  In pijnlijke wanhoop heft hij zijn armen ten hemel.  Wanhoop omdat… u raadt het al : de tijd, de jeugd en het leven…  als, jawel, zand door zijn handen glijden, en de dood aan het eind van het verhaal altijd de onoverwinnelijke overwinnaar is.  De mens is een god, maar hij is geen onsterfelijke god - dat is het grote tekort. En de radeloosheid over dit uitzichtloze lot,  die lezen we in de ogen en de opengesperde mond van het beeld : kijkt u maar eens op de foto.  (By the way, u weet toch dat u de foto's die boven mijn blogberichten staan op een veel groter formaat kunt bekijken, gewoon door er even met uw linkermuisknop op te klikken ?).
Dàt zag ik dus allemaal in die reus van Aureliano de Aguiar, daar in Vila Nova de Milfontes, in mei 2010.  Ik fotografeerde het beeld op dinsdag 25 mei (onze laatste dag in het plaatsje), een keer in de voormiddag en nog een keer bij valavond, met flitslicht.  Na die tweede foto-sessie zijn we niet-typisch-Portugees maar erg lekker gaan eten in restaurant "Paparoca", uitgebaat door een bijzonder joviale Oekraïense madam, die ons als dessert de heerlijkste chocaladecake en frambozenbavarois voorzette (en haar wijn mocht er ook zijn). Want juist door dat glijdend-zand-karakter van het leven moet men er bij tijd en wijle met volle teugen van genieten.
Natuurlijk klopte mijn interpretatie van de "Arcanjo" van geen kanten, dat wist ik toen al.  Want ja, ik moet het nu opbiechten : het beeld heft de armen weliswaar ten hemel, dat klopt, maar… het heeft in zijn handen een globe vast, een wereldbol !  Toen dacht ik nog : ja, die Portugezen met hun ontdekkingsreizen (Hendrik de Zeevaarder, Magellaan en zo, u kent dat verhaal wel), hier staat natuurlijk het archetype van de onverschrokken reiziger die de wereld verkent en de verten in handen neemt…  
Later, terug thuis, in mijn zoektocht naar informatie over het beeld, vernam ik de ware toedracht : Aureliano de Aguiar wou met zijn beeld het probleem van de opwarming van de aarde aankaarten (of aanklagen, dat weet ik niet).  En inderdaad, bij nader toekijken zie je zowaar hier en daar zweetdruppels van de aardbol druipen !  Of is het smeltwater ?  Ach, ach, Aureliano toch !  Het spijt me vriend, maar ik heb het niet zo begrepen op kunstenaars die menen het televisiejournaal en zodoende de hype of de waan-van-de-dag achterna te moeten lopen.   Want ja, ongetwijfeld is er een klimaatwijziging aan de gang (niks uitzonderlijk : het klimaat is nu eenmaal geen stabiel fenomeen, het verandert voortdurend in wisselende tempi), en misschien speelt de mens daarin een rol…  Maar ik denk dat nog veel tijd zal moeten verstrijken en nog veel lange-termijn onderzoek zal moeten gebeuren voor we een beetje een zinnig zicht krijgen op dit soort ontwikkelingen (waarmee ik geenszins wil zeggen dat we er niet met alle macht moeten naar streven de lucht die we inademen zo zuiver mogelijk te houden).
Voor het overige denk ik dat er aan dat opwarmingsverhaal nogal wat onheilsprofeterij vastzit, en aangekondigde rampspoed heeft in de regel de neiging zich niet voor te doen (échte catastrofes doen zich onverwacht voor, vraag het heden ten dage maar aan de Japanners).  Hoe paniekerig werd enkele jaren geleden niet aan de alarmklok getrokken wegens de vervaarlijke "zure regen" : die ging zowat alle bossen van onze planeet in de kortste keren om zeep helpen (kijk maar : daar staat al een boom met twee droge takken !).  Nog iets van die "zure regen" gehoord sindsdien ?  Neen, want nu is de opwarming van de aarde à la mode, en omdat het scepticisme daaromtrent groeiende is, komt men al met het nog weer nieuwere probleem van de bio-diversiteit aanzetten om op kosten van de belastingbetaler leuke internationale congressen voor kabinettards en soortgelijke figuren te organiseren.
Kunst moet zich, wat mij betreft, op fundamentele zaken toeleggen, en niet op het napraten van de talk-shows van de massamedia.  En dus wil ik op dat geweldige beeld van de "Arcanjo" (want een schitterend kunstwerk blijft het natuurlijk), die showbizz-zweetdruppels niet zien.  Die aardbol, die is wat groot om naast te kijken natuurlijk, die moet ik dus in mijn eigen(zinnige) ecce homo-interpretatie een plaats geven  : die staat wat mij betreft dan maar voor het feit dat de mens de wereld vast heeft, veroverd heeft, aan zijn meesterschap onderworpen heeft.  De mens, die stoere bink, heeft, zoals God vroeger, the whole world in his hands.  Eén ding heeft hij echter niet vast, kàn hij niet vasthouden : de tijd.  Dat is het tragische lot van de mens.  Daarover schreeuwt hij zijn wanhoop uit.  Dat is veel erger dan een klimaatschommeling.

vrijdag 13 mei 2011

Nachtrust



Soms, héél soms, hang ik al eens de zeurpiet uit.  Vandaag bijvoorbeeld.  De oorzaak dient gezocht in het feit dat ik te weinig geslapen heb, de aanleiding in de volkomen triviale omstandigheid dat ik toevallig het maandblad "Uit Magazine" van… oktober 2010 in handen kreeg.  Het moet in die dagen domweg naast de oud-papier-doos zijn gevallen, zodoende geheel onterecht aan de maandelijkse ophaling zijn ontsnapt, en ergens in een duister hoekje van ons huis overwinterd hebben.   Nu was het plots weer opgedoken en werd het door mijn vrouw onder mijn neus geduwd, met de vraag of ik het misschien ooit met een bepaalde bedoeling opzij had gelegd… (hetgeen geenszins het geval was).
Ach, dat "Uit Magazine" !  We krijgen het elke maand ongevraagd in onze bus omdat we aangesloten zijn bij de Vlaamse Automobilisten Bond, de VAB.  We zijn daar lid van omdat we de wegenwacht van deze organisatie heel erg waarderen (vooral als we ergens "in panne" staan), en omdat het een Vlaamsgezinde vereniging is (wat van het Brusselse Touring Secours/Touring Wegenhulp, dat ook aan pechverhelping doet, niet kan gezegd worden).  Nu van die Vlaamsgezindheid valt in het glossy magazine "Uit", buiten een "Standpunt"-rubriekje, weggemoffeld ergens in het blad, niet veel meer te merken.  In de tijd dat good old Jozef Van Overstraeten het boegbeeld was van wat toen nog de VTB/VAB heette, was dat wel grondig anders.  Het wegvallen (in de kop van het tijdschrift) van  het eerste letterwoord, "VTB", dat stond voor "Vlaamse Toeristen Bond", is al veelzeggend. Maar er is (veel) meer.  
Ik herinner mij dat wat nu de nietszeggende titel "Uit Magazine" draagt, destijds "De Autotoerist" heette, en een zeer degelijk blad was, met artikels waarin de culturele en de historische dimensie nooit ontbraken. Een schril contrast met het oppervlakkige life-style geleuter over koken, restaurants, bed-en-breakfasts, wijnen, gadgets… waar het tijdschrift nu mee gevuld is (de prietpraat over auto's wil ik, gelet op de automobilistische aard van de vereniging, nog vergeven).  Uiteraard duikt in elk nummer ook nog de onvermijdelijke "bekende Vlaming" op, van wie we zo nodig moeten vernemen of die nu voorbereid dan wel (stel u voor !) onvoorbereid op reis gaat - én de jongste tijd (zo heb ik gemerkt) ook nog een zekere Alain Grootaers die naar Spanje is verhuisd en ons van daaruit, ongetwijfeld als een soort bijverdienste, nauwgezet op de hoogte houdt van al de problemen die zich bij vestiging in zo'n uitgedroogd Spaans boerengat voordoen.  
"Uit" brengt met andere woorden maand-in, maand-uit dezelfde humbug waar de televisiezenders ons al dagelijks mee om de oren slaan.  En die je bijvoorbeeld ook ten overvloede aantreft in de kilo's "Weekend"-pulp die bij een blad als "Knack" worden meegeleverd : voor mij de voornaamste reden waarom ik als koper en lezer voorgoed afgehaakt heb.  Ja, ik weet wel, al die life-style-truut wordt uitgemolken omdat men er adverteerders en dus geld mee binnen haalt, maar dat het maandblad van een vereniging met stevig contributie betalende leden als de VAB redactioneel zo de ondraaglijke lichtheid van het bestaan etaleert, is toch wel een beetje beschamend.  Want ach, restaurants zijn er om te gaan eten, wijn is er om te drinken, bed-and-breakfasts en hotels zijn er om te logeren, auto's om in te rijden…  en niet om over te leuteren.  En wat al die horeca al dan niet waard is… om dat te vernemen zijn er zeer overzichtelijke internetsites waar je in een paar muisklikken ingelicht wordt door de gewone klanten, en niet door pseudo-journalisten die er gratis gaan eten, drinken en logeren zijn, en het natuurlijk allemaal prachtig vinden.
Dit alles, beste lezer, nog maar ter inleiding.  Terug nu naar het "Uit Magazine" van oktober 2010 dat zich zo incidenteel aan mijn aandacht aanbood.  Ik stond al op het punt om het sofort weer naar "de doos met het oud papier" te verwijzen, toen mijn vrouw me opmerkzaam maakte op een titeltje op de voorpagina : "Alles voor je nachtrust !  Dossier slapen".  Als trouwe lezer van dit blog weet u al dat ik een slechte slaper ben… dus ja, misschien viel er nu toch eens iets nuttigs uit dit van oppervlakkigheid glimmende blad te halen…  
Hm, hm.  Het "dossier" bleek in alle opzichten flinterdun - en jawel, omgeven door paginagrote reclames voor diverse leveranciers van bedden, en warempel zelfs geïnfiltreerd door als redactionele-tekst-vermomde-reclameboodschappen (men moet toch maar durven) !  De argeloze lezer rücksichtslos uitgeleverd aan de adverteerder, de journalist als medeplichtige.  Redactionele small-talk ("informatie" zoals je die aan de toog van om het even welk café kan krijgen) als excuustruus voor de commercie. Kassa, kassa !  
Aan één onderdeel van het "dossier" heb ik toch nog flink wat plezier beleefd : "10 Tips voor een goede nachtrust".  Ik moet het toegeven : deze "tips" bleken bijzonder confronterend (!) - hebben mij pijnlijk duidelijk gemaakt waarom ik zo slecht slaap.  Eigenlijk mag het, gelet op de mate en de vasthoudendheid waarin ik deze stelregels voor een goede nachtrust al jarenlang niet toepas, een wonder heten dat ik überhaupt nog slaap !  Ik pik er enige van mijn meest ergerlijke overtredingen uit…
Het begint al bij tip 1 : "… ga zoveel mogelijk op hetzelfde uur naar bed en sta op een vast uur op, ook in het weekend".  Lijkt me hét recept voor een oersaai leven !  Voor mij volstrekt onhaalbaar en onwenselijk. Tip 2 stelt dat "overdag minstens 20 à 30 minuten bewegen helpt om 's avonds beter in te slapen".  Ach, ach, er zijn dagen dat ik uren in de tuin werk, kilometers wandel… en dan toch in mijn bed lig met de vraag : wat lig ik hier eigenlijk te doen ?  Tip 2 is enigszins gerelateerd aan tip 7, die stelt : "ga naar bed als je moe bent (niet later, maar ook niet eerder)".  Ik ben nooit moe !  Ja, fysiek wel, maar geestelijk blijft mijn molentje onverstoord verder draaien.
"Met een volle maag gaan slapen is niet goed" zegt tip 4.  Ai, ai, ai…  De hele dag door ben ik een voorbeeld van soberheid, zelfbeheersing en versterving (toen ik nog een drukke baan had sloeg ik zonder verpinken vaak het ontbijt en soms zelfs het middagmaal over).  Maar 's avonds…  Nu, tip 4 laat wel "een lichte snack" toe, want "ook een lege maag houdt je uit je slaap".  Ik vrees echter dat mijn avond- en nachtelijke etentjes eerder de kwalificatie "onmatig" dan het etiket "lichte snack" verdienen.  Graag drink ik daar dan een glaasje wijn of een pintje kwaliteitsbier bij, en dat is volgens die strenge tip 4 natuurlijk ook weer uit den boze : het zou "een kop warme melk of kamillethee" moeten zijn.  Daar denk ik zo het mijne van, beste Uit-schrijfster : ik heb "ooit" eens 's avonds melk gedronken en, jawel, korte tijd later lag ik in het ziekenhuis met niersteentjes !  Melk is vooral goed voor de kalfjes, daar was ze oorspronkelijk voor bedoeld. En ook voor oudere dames, als één van de middelen om osteoporose tegen te gaan - maar dit geheel terzijde.
Tip 5 bezweert ons voor het slapengaan de stress uit ons hoofd te zetten.  Wordt u daar ook zo verschrikkelijk zenuwachtig van als u dat probeert ?  Volgens tip 5 kunnen we de avondlijke stress bannen door "een to do-lijstje voor de volgende dag" aan te leggen.  Hemeltje !  Als ik er alleen nog maar aan denk wat ik de volgende dag allemaal niet zou moeten doen - en wat ik de volgende weken, maanden en jaren nog zou moeten, kunnen en willen doen…  En er misschien niet de tijd voor zal krijgen…  En dat dan ook nog moeten opschrijven !  En je zal zien : nu ligt er net weer geen potlood of pen op mijn nachtkastje… moet ik dus eerst weer opstaan om…   En waar is mijn leesbril ?  Want om te schrijven heb ik mijn leesbril nodig…
Tip 8 : "als je de slaap niet kunt vatten, blijf niet liggen woelen, maar sta op en ga iets rustigs doen…".  Ha, eindelijk eens een principe waar ik aan beantwoord !  Want inderdaad : het is al menigmaal gebeurd dat ik tijdens een slapeloze nacht mijn matras verlaat en in de huiskamer een beetje televisie ga kijken.  Maar nee, dat is volgens de betweterige tipgeefster dan ook weer verkeerd : "kijk liever geen tv, want dat activeert de hersenen te veel".  Dat laatste valt bij de meeste zenders nogal mee zou ik denken. 
Ook bij tip 9 zit ik er weer helemaal én grondig naast.  "Richt de slaapkamer in met neutrale tinten en ban de tv, computer en hometrainer" !  Wat staat er op onze slaapkamer ?  (1) Een televisietoestel, (2) een computer, (3) een home-trainer !  En het plafond heb ik destijds, in één van mijn geïnspireerde momenten, knalgeel laten schilderen, omdat ik dacht dat dit het opstaan 's morgens zou "verzonnigen".  Bij tip 9 valt overigens een zekere innerlijke contradictie in de tip-ologie te constateren, want bij tip 6 staat dat je de kamer goed moet verduisteren. In dat geval zal de tint van muren en zoldering er voor de nachtrust toch niet toe doen zeker ?
Bij tip 10 tenslotte komt de commerciële aap onverbloemd uit de mouw : "investeer in een goed bed" !  Daar zullen de ledikantfabrikanten die het nachtrust-dossier met hun reclame opgesierd hebben het zeker eens mee zijn.  En natuurlijk hebben die het volste recht hun waar aan te prijzen.  Maar de makers van "Uit-Magazine", die zouden eens moeten leren dat de woorden "redactie" en "reclamebureau" géén synoniemen zijn.  En ik, ik heb heimwee naar de tijd van Jozef Van Overstraeten, toen de VTB/VAB nog een Vlaamsgezinde, sociale en culturele vereniging was, met zelfs een beetje een volksopvoedend karakter. Van Overstraeten (1896-1986) was een man met ideeën en idealen.  Ik heb de indruk dat zijn erfenis in handen is gevallen van gladde, inhoudsloze poenpakkers.  Maar ze mogen zeggen dat ik een zeurpiet ben. Soms ben ik dat inderdaad.  Héél soms. Vandaag bijvoorbeeld.


Afbeelding : "Morpheus en Iris", olieverfschilderij van Pierre-Narcisse Guérin, 1811, Hermitage Museum, Sint-Petersburg, via Wikimedia Commons.  Morpheus was de Griekse god van de droom, zijn vader Hypnos die van de slaap.  Iris was de boodschapster van de Griekse goden en ook wel de godin van de dageraad.  De schilder Pierre-Narcisse Guérin was een typisch vertegenwoordiger van het Neo-Classicisme.

vrijdag 6 mei 2011

Plechtige Communie


Vijftig jaar geleden reeds…  Op zondag 7 mei 1961 deed ik mijn Plechtige Communie.  Ik was (bijna) twaalf jaar en zat in het zesde leerjaar van het lager onderwijs - mijn tweede jaar in de voorbereidende afdeling van het Koninklijk Atheneum van Keerbergen (de vier eerste jaren van het lager onderwijs-parcours had ik in de gemeentelijke jongensschool van Boortmeerbeek afgelegd).
Aan het evenement der Plechtige Communie ging heel wat voorbereiding vooraf.  Kerkelijke voorbereiding in de eerste plaats, want maanden (ik denk zelfs een jaar) vooraf moesten we "catechismuslessen" volgen, die wekelijks gegeven werden door de onderpastoor.  Dat zal op de vrije woensdagnamiddag zijn geweest. De Boortmeerbeekse onderpastoor was in die dagen de erg jonge, vrij vlotte en sympathieke Leon Van Rompaey, die zijn parochianen verbaasde door zich zowaar een autootje aan te schaffen (een Dafke of een NSU-Prinzke, dat weet ik niet precies meer).  Jaren later (in 1986) is de man pastoor van de prestigieuze Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in Scherpenheuvel geworden (een functie die hij vervulde tot in september 2008, zie ik bij een kleine google-ing op het internet).  Met zijn jeugdigheid en zijn communicatievaardigheden stak de jonge onderpastoor overigens sterk af tegen de toenmalige pastoor, die oud en weinig spraakzaam was.  De catechismuslessen hadden plaats in "het patronaat", de parochiezaal, die officieel "de gildezaal" heette.
Aan de communie ging ook heel wat materiële voorbereiding vooraf.  Zo werden er natuurlijk nieuwe kleren gekocht, waarna er bij fotograaf "Willy Well" (hij heette eigenlijk gewoon Wellens) foto's werden gemaakt, met het oog op de productie van het "communie-bééleken".  De beste van die foto's kwam vooraan op dat herinneringsprentje te staan.  Naast die dure béélekens-met-foto's werden er overigens ook een aantal goedkopere prentjes gedrukt, met aan de voorzijde enkel één of ander vroom motief : die waren bestemd voor minder nabije begunstigden zoals de kinderen van de klas.  
Ik droeg de klassieke communiekleding van die tijd (zie de foto boven dit artikel) : een wit hemd met "strikske" (vlinderdasje), een jas met een "stoefferke" (sierzakdoekje) in de bovenzak, en leren handschoenen.  Ik heb mijn (vrij dikke) plechtige communie-kerkboek vast - en,  hoewel ik handschoenen draag, zit daar ook nog eens een met kant versierd zakdoekje rond.  Ik kijk met dromerige blik voor mij uit - ernstig, met iets van een weemoedige glimlach.  De dure leren handschoenen heb ik achteraf nooit meer gebruikt, en ik kan me niet herinneren dat ik in het kerkboek ooit een letter gelezen heb.  Maar het had wel stijl allemaal.
Op de keerzijde van de herinneringsprentjes werd in gouden letters een gedichtje en een tekst gedrukt.  Het gedicht luidde : "Mocht ik Heer, / Altijd als nu / Denken en dromen en bidden en vragen / Mocht ik Heer / Altijd als U / M'n kruis als het kruis van uw liefde dragen".  Dat denken, dat dromen en dat vragen (stellen), dat ben ik inderdaad blijven doen…  In drukletters volgde dan de tekst : "Op zondag 7 mei 1961, / legde ik mijn / openbare geloofsbelijdenis / af en deed ik mijn / plechtige H. Kommunie / in de kerk van de / H. Antonius-abt te / Boortmeerbeek" - en dan mijn naam.  In hele kleine letters stond er ook nog op : "Drukk. Moderna, Boortmeerbeek" : het prentje was dus vervaardigd door drukkerij Moderna, alias "bij Jos den drukker", die toen, met zijn vrouw "Fienke", in de Hanswijkstraat, naast de Molenbeek, woonde, waar het echtpaar een voor die tijd luxe winkel in onder andere speelgoed en… doodskisten uitbaatten, want "Jos den drukker" was ook begrafenisondernemer.
Onder de hoofding der materiële voorbereidingen moet nog vermeld worden dat het sierlijke muurtje in kunstbeton dat vóór ons huis (in de Beringstraat), op de grens van het voetpad en ons voortuintje stond, van een nieuwe laag witte verf werd voorzien.  Foto's die van dit gebeuren werden gemaakt laten zien dat ik dit werkje opknapte samen met mijn moeders oom André.
Dan brak de grote dag aan.  Van de kerkelijke plichtplegingen kan ik me eigenlijk niets herinneren.  Van de cadeaus wel.  De voornaamste bezit ik trouwens nog, want ik ben altijd al een "bijhouder" geweest (waarmee niet gezegd is dat ik nooit iets waardevols ben kwijtgespeeld).  Het bewaren, -het koesteren-, van dingen is belangrijk (neem het van mij aan), want één van de weinige mogelijkheden die de mens heeft om de tijd en de vergankelijkheid wat te stremmen…  en zodoende toch enige zin en bestendigheid te geven aan een leven, dat als zand door onze handen glijdt…  
Het geschenk van mijn grootmoeder en meter was een gouden polshorloge van het merk "Rodania", met een "flexibele" (uitrekbare) metalen armband ("Fixoflex") - hetgeen toen erg in de mode was.  Bij mijn eerste communie had ik van haar een uurwerk van het merk "Lip" gekregen.  Het meest "hippe" cadeau (al bestond het woordje "hip" toen overigens nog niet, dat zou pas later in de jaren zestig zijn intrede doen) kreeg ik van mijn moeders tante Emma (die zelf kinderloos was en van wie ik de oogappel was).  Het was een platenspeler, toen in de regel een "platendraaier" of "pick-up" genoemd : een geel/witte koffergrammofoon van Philips, met ingebouwde luidspreker.
Natuurlijk is een platenspeler zonder fonoplaten als een café zonder bier (om op hetzelfde domein te blijven). Dat hadden andere familieleden goed begrepen, en dus kreeg ik die dag ook mijn allereerste 45-toerenplaatjes - de start van wat een hele collectie zou worden.  Welke fonoplaatjes het precies waren heb ik toen helaas niet genoteerd, maar "Pony Time" van Chubby Checker, "Blue Moon" van The Marcels en "Baby sittin' boogie" van Buzz Clifford moeten er zeker bij geweest zijn... - waarschijnlijk ook "Kili Watch" van The Cousins en "I'm gonna knock on your door" van Eddie Hodges...  Wie deze liedjes kent mag zich een deskundige in de geschiedenis van de popmuziek noemen, of is min of meer van mijn leeftijd...  Mijn eerste écht eigen plaatje (in de zin van : zelf gekozen) zou "Kom van dat dak af" van Peter en zijn Rockets worden - ook om andere redenen een historisch object, want het eerste Nederlandstalige rock 'n roll-nummer, en het liedje waarmee de "teenager-muziek" in de Nederlanden een aanvang nam (het begin ook van de lange muzikale carrière van Peter Koelewijn) !  
Van mijn ouders moet ik rond die tijd mijn eerste "volwassenen"-fiets gekregen hebben (ter vervanging van het kleinere model dat mijn peter, die in 1961 al overleden was, mij bij mijn eerste communie cadeau had gedaan), maar of dat een Plechtige Communie-cadeau was, weet ik eigenlijk niet meer.  Het was in elk geval een fiets van het merk "Safé" en hij kwam "van bij Ottevaere", een vrij grote zaak op de Lierenhoek en aan het begin van de Beringstraat (waar de familie Ottevaere een nieuwe toonzaal gebouwd had).  Het was een zeer stevige, solide fiets - maar dan ook vrij zwaar, hetgeen me bij het koersen met vrienden wel een handicap van enkele kilo's bezorgde.  Degelijkheid is niet altijd een voordeel… 
Natuurlijk gaven mijn ouders ter gelegenheid van mijn communie een familiefeestje.  Naast mijn meter (mijn grootmoeder-langs-vaderskant) was daarop een selectie uit het zeer ruime gamma aan tantes, ooms, nichten en neven van mijn moeder uitgenodigd (zo is te zien op enkele foto's die in onze tuin werden gemaakt).
De Plechtige Communie en het Vormsel vormden uiteraard één van de traditionele overgangsrituelen of rites de passage, die cruciale momenten in de menselijke levenscyclus aangaven.  Bij vorige generaties markeerde de Plechtige Communie de overstap van de kindertijd naar de volwassenheid.  Ik denk dat mijn generatie, voortgekomen uit de geboortengolf van kort na de Tweede Wereldoorlog, zowat de eerste was waarbij dat niet meer het geval is geweest.  Wie aan het begin van de jaren zestig zijn Plechtige Communie deed stapte in vele gevallen niet meer op korte termijn de wereld van de volwassenen binnen, maar mocht eerst nog genieten van een jarenlange "tienertijd", die tussen het kind-zijn en de volwassenheid ingeschoven werd.  In die fase van puberteit en jongvolwassenheid werden we participanten in een zich in de jaren zestig ontwikkelende jongerencultuur - die overigens voor een groot deel door de commercie werd ingevuld, iets waar de 45-toerenplaatjes met hun teenager-muziek symbool kunnen voor staan !