vrijdag 30 maart 2012

Auctor


Lezing uit het boek De Boeren van Oolen van Auctor…
"Dien dag der Oogstmaand dan, was het vreeselijk warm te Oolen, een dorpje op een viertal kilometer afstand van Herenthals gelegen - het ligt er nog, op dezelfde plaats - en dat een der eenvoudigste gemeenten was van dien tijd, om zoo te zeggen, heel en al van de beschaafde wereld afgesneden.
De menschen leefden er kalm, in de vreeze Gods, verdienden hun dagelijksch brood in het zweet huns aanschijns - bijzonder op dien snikheeten dag der maand Oogst - en vroegen zich nooit af, wat er buiten Oolen wel bestaan of gebeuren kon.
Hier en daar was er wel een bewoner, die het gewaagd had naar de stad Herenthals te gaan, om eene koe of een kalf te verkoopen, maar hij was zoo spoedig als 't kon weergekeerd, want hij was met de spotzieke stedelingen niet al te best over de baan geraakt (…).
Dien stikheeten dag dan, op den middag, was er geen levende ziel in Oolen te bespeuren, en niet het minste geluid te vernemen, want al wat leefde, had na het noenmaal den moed niet meer, zijn mond in zijn zweetend aanschijn nog te openen. Plotseling galmde het geluid van hoefslagen op de groote baan…".
Tot zover deze korte lezing uit het boek De Boeren van Oolen… In de oude spelling inderdaad, want het boek dateert uit 1930. En de religieuze allusie bij het aankondigen en afsluiten van het citaat is geheel gepast, want voor mij is De Boeren van Oolen een Heilig Boek, zeker weten.
Mij baserend op mijn geheugen (en dat is de enige bron waar ik in deze aangelegenheid over beschik) moet De Boeren van Oolen het eerste boek in mijn leven zijn geweest.  Wanneer ik er kennis mee maakte kan ik niet achterhalen, maar het moet vroeg in mijn bestaan zijn geweest: ik kon zelf nog niet lezen en ik sliep nog in mijn Bretoens kinderbedje in "het klein kamertje". Ik keek met tegenzin en tegenstribbelen tegen het bedtijd-moment aan en om de pil van het slapengaan wat te verzachten las mijn vader elke avond - gezeten op een stoel naast mijn bed - een stukje voor uit De Boeren van Oolen.
Dat "klein kamertje" was een soort naaikamertje op de eerste verdieping van ons huis in de Beringstraat in Boortmeerbeek. Naaiwerk is er bij mijn weten nooit verricht. Het was mijn kinderkamer tot zolang ik in mijn Bretoens bedje paste. Toen dat niet meer het geval was verhuisde ik naar een grote slaapkamer, en werd het "klein kamertje" mijn speelkamer. Zowel dat klein kamertje als mijn grote slaapkamer lagen aan de voorzijde - de straatkant - van ons huis. Mijn ouders sliepen op de achterkamer.
De Boeren van Olen behoren dus tot mijn oudste, mijn klein kamertje-souvenirs, net als de door mijn vader getekende kabouter- en Mickey-Mouse-figuren die er als versiering hoog aan de wand hingen - een hele serie - en het groene wijwaterbakje dat zich min of meer ter hoogte van het hoofdeinde van mijn bed bevond. En de kerst- en nieuwjaarskaarten die ik er zelf met doorschijnende plakband tegen de muur kleefde…
Het Boeren van Oolen-boek waar mijn vader Oscar Wollebrants (°1921) uit voorlas stamde uit zijn eigen jeugdjaren. Het was uitgegeven in 1930, zo staat er op de titelpagina, en het ging toen al om een "nieuwe druk". Op de laatste pagina lees ik: "De Boeren van Oolen is getrokken uit het werk De Vroolijke Daden van Keizer Karel, een lijvig boek van méér dan zestien honderd kolommen druk, versierd met vele platen. Verkrijgbaar bij den uitgever dezes".
Dat mijn vader uitgerekend uit De Boeren van Oolen voor mij voorlas, en niet uit één of ander nieuwerwets boek, doet mij vermoeden dat hij er zelf in zijn kinderjaren ook plezier aan beleefd had.
Alleszins is De Boeren van Oolen een bijzonder populair boek geweest, want het is in latere jaren en decennia een indrukwekkend aantal keren herdrukt en heruitgegeven: een kleine research op het internet leverde mij versies op uit 1936, 1941, 1946, 1954, 1956, 1961, 1965, 1970, 1972, 1976, 1981 - en dit lijstje zal onvolledig zijn.  In de zomer van 2006 kocht ik zelf nog een heruitgave uit 1994.
Natuurlijk gaat het in De Boeren om de beroemde confrontatie tussen de (destijds) niet al te snuggere Olenaars en de zestiende-eeuwse keizer Karel V (1500-1558), en om de pot-met-drie-oren die daar het resultaat van werd. Het verhaal, dat uiteraard - zoals alle door de wol van de tijd geverfde vertelsels - in een aantal varianten rondwaart, is ook heden ten dage nog wel voldoende bekend: het leek me niet nodig het hier uit de doeken te doen. Het Keizer Karel-jaar 2000, georganiseerd ter gelegenheid van de vijfhonderdste verjaardag van de Habsburger die naast onze streken ook een groot deel van Europa met de harde hand regeerde, heeft De Boeren van Oolen en andere rond dezelfde figuur geweven volksverhalen trouwens een hernieuwde aandacht opgeleverd, en dat is toch nog niet zo heel lang geleden.
Terloops weze opgemerkt dat het imago van volkse goeierd dat die vertellingen de keizer hebben aangemeten, volkomen onverdiend is: in werkelijkheid was de man een rücksichtlose potentaat en installeerde hij - om maar één van zijn minder vrolijke daden te noemen - in onze streken de zestiende-eeuwse inquisitie.
Anno 2012 zie ik dat de Olenaars zelf een (weliswaar nogal rudimentaire) versie van de pot-met-de-drie-oren-legende en van enkele andere domme fratsen van hun voorvaderen op hun gemeentelijke website hebben gezet. Dat siert hen in hoge mate, want kunnen lachen met de karikatuur die van je gemaakt is - en er toeristische munt uit slaan - dat is een krachtig teken van intelligentie.  
Over Olen en zijn legendarische pot hoop ik het later nog eens te hebben (ik heb het dorpje namelijk ooit, samen met vrouw en kinderen, met een officieel bezoek vereerd). Een pot met drie oren was in lang voorbije tijden overigens geen unicum: op sommige schilderijen van Pieter Bruegel komt er eentje voor. Vandaag wil ik me nader bekommeren om de namen die op de kaft van mijn vaders Boeren van Oolen voorkomen.
Wie was toch die Auctor die dit heerlijke werk geschreven heeft? Dat het om een pseudoniem ging, daar valt niet aan te twijfelen (auctor is Latijn en betekent in dit geval zoveel als auteur). Maar wie ging er achter dat voor de hand liggende en toch mysterieuze auteur schuil? Ik had een vermoeden… Op de kaft van De Boeren staat ook: "L. Opdebeek - uitgever - Antwerpen". Zou het niet uitgever Opdebeek zelf zijn geweest die de pen had gehanteerd, en - om zijn naam geen twee keer op het boekomslag te zien verschijnen - er dan maar de niet meteen erg fantasierijk naam Auctor had opgedrukt?
Over de Antwerpse uitgever Lodewijk Opdebeek (1869-1930) was één en ander te vinden in Ludo Simons' werk Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen (deel I, 1984): over mogelijke schrijversactiviteiten van de man wordt daarin echter niet gerept.
Dat Lodewijk Opdebeek niet alleen boeken op de markt bracht, maar er wel degelijk ook zelf schreef, kwam ik te weten via het Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid van K. Ter Laan (uit 1952 - door mij geraadpleegd op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren). Ter Laan heeft het over "boeken voor de jeugd, verhalen en geromanceerde historische werken", maar noemt geen titels. Elders vond ik Opdebeek terug als auteur van een bundel dierenverhalen, en weer ergens anders als schrijver van Bloemekens van den Vlaamschen Rozelaar, een verzameling biografische schetsen van figuren uit de Vlaamse culturele wereld (onder andere Felix Timmermans).
Heel interessant: Ter Laan vermeldt een reeks pseudoniemen waar Lodewijk Opdebeek zich bij zijn auteurschap van bediende: K. Bouter, Bert Koenen, Lodewijk Van Laeken, G. Raal - Auctor is daar niet bij!
Was mijn vermoeden dat Lodewijk Opdebeek en Auctor één en dezelfde persoon waren dan fout? Ja, dat was het dus - inderdaad (hetgeen weer eens bewijst dat de intuïtie niet veel zaaks is… nu ja, de mannelijke dan toch niet… of ja, de mijne alleszins niet). Want in het naslagwerk van Ter Laan komt wel degelijk een Auctor voor: "pseudoniem van Jan Bruylants" staat er.
Dan maar op zoek naar wie die Jan Bruylants was. Dankzij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlanse Letteren (zij kan niet genoeg worden geloofd!) was dat een makkie - nu ja, relatief dan toch, want ik moest mijn informatie op nogal uiteenlopende plaatsen sprokkelen. En het was ook uitkijken geblazen, omdat de ene Jan Bruylants nu eenmaal niet de andere Jan Bruylants is…
De Jan Bruylants aan wie we De Boeren van Oolen te danken hebben, werd geboren op 16 december 1871 in Antwerpen. Hij werkte als ambtenaar aan de Antwerpse haven, waar hij het tot directeur van de havendiensten schopte. Mooi vind ik dat, want schrijvers horen volgens mij in de eerste plaats een maatschappelijk rendabele taak te verrichten, in plaats van met dat veelal onhaalbare leven-van-de-pen-gedoe te komen aanzetten, dat in onze tijd in de meeste gevallen trouwens neerkomt op schaamteloos eten uit de ruif van schrijversbeurzen en andere overheidssubsidies - maar dit geheel terzijde.
Jan Bruylants was naast een haven- ook een echte krantenman: hij werkte mee aan talloze dag- en weekbladen. Vijfentwintig jaar lang schreef hij voor de krant De Vlaamsche Gazet een dagelijkse kroniek over het leven in Antwerpen en verzorgde hij een wekelijkse bijdrage over "Vragen van den dag" in het geïllustreerde weekblad De Zweep.
Jan Bruylants was de auteur van geliefde volks- en jeugdboeken als Bakeland, Twee geheime politieagenten, Thyl Uilenspiegel in Vlaanderen (1904), Tijl Uilenspiegel aan het front en onder de Duitschers (1921), Robert en Bertrand, De Reis rond de Wereld van twee Vlaamsche jongens, en jawel… De Boeren van Oolen!  
Bruylants schreef bovendien populaire blijspelen (soms met een zekere politiek-maatschappelijke inslag), zoals Een gekozene des volks (1898), Hoovaardigheid (in 1900 bekroond door de stad Antwerpen), en Een Herder (bekroond in 1903).  Onder het pseudoniem Jacq. Spier leverde Bruylants de komedie Zij Dient af, een parodie op Herman Teirlincks Ik dien. Zij Dient ging in première in de Hippodroom te Antwerpen op 13 oktober 1923.
Bruylants lag tenslotte aan de basis van een aantal literaire tijdschriften, zoals Ons Vlaamsche Tooneel en Lucifer, die vooral focusten op het theater. Jan Bruylants overleed te Berchem op 24 februari 1928, na een goedgevuld, en literair en journalistiek zeer vruchtbaar leven.
Onze Jan Bruylants mag (dat zeg ik er nog maar even bij) niet verward worden met zijn vader, die ook Jan Bruylants heette: die leefde van 1834 tot 1876, was onderwijzer, redacteur en hoofdredacteur van het Antwerpse dagblad De Koophandel, en schrijver van (ongetwijfeld prachtige en hartverscheurende) volksdrama's als Mina de Zinnelooze.
Maar dat wist ik dus allemaal niet, in de zalige dagen dat mijn vader voor mij voorlas uit De Boeren van Oolen, daar op mijn klein kamertje in de Beringstraat… Ik genoot van het schilderachtige, tot de verbeelding sprekende verhaal, en slapen, daar had ik geen zin in.

Voornaamste geraadpleegde bronnen: AUCTOR, De Boeren van Oolen, uitgeverij L. Opdebeek, Antwerpen, 1930 ; L. SIMONS, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, I, de negentiende eeuw, uitgeverij Lannoo, Tielt-Weesp, 1984 ; internet, website DBNL, Digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, www.dbnl.org/, geraadpleegd maart 2012.

vrijdag 23 maart 2012

Cinema Cinex


Als we eens naar de cinema gingen? Beeldt u even in: het is een zondag in de jaren vijftig of in de eerste helft van de jaren zestig… Ik was een kind… Net na de middag, terwijl op de radio de eerste tonen van het opera- en belcantoprogramma van Etienne Vanneste weerklonken, werden mijn aangezicht en mijn knieën nog even bijgepoetst met behulp van een nat washandje, en kreeg ik nette kleren aangetrokken - met het dringende verzoek mij "nu niet meer vuil te maken". Dan reden we met ons autootje naar Maikke en André, in Mechelen.
Trouwe lezers van dit blog kennen Maikke (Maaike) al: ze heette eigenlijk Emma Schoeters (°1898), was de suikertante van mijn moeder en gehuwd met André (°1908), die in de meubelnijverheid werkte. Het echtpaar woonde op de Leuvensesteenweg, op het nummer 395, net voorbij de grens tussen Muizen (toen nog een zelfstandige gemeente) en de stad Mechelen - en dus in Mechelen. (Het rijhuis met zijn voorgevel in gele steen, ingekapseld maar toch vrij ruim, bestaat nog: de plaats van Maikke en André werd inmiddels ingenomen door Marokkanen).
Van bij Maikke gingen mijn ouders - in de regel elke zondag - "naar de cinema", in de Mechelse binnenstad. André ging mee - ik bleef bij Maikke. En bij Plien (Pauline, °1897), een ongehuwde zuster van Maikke, die in hetzelfde huis woonde: ze had een eigen slaapkamer maar deelde de andere vertrekken met haar zuster en schoonbroer, tot zij op 3 februari 1960 overleed.
Vóór de Tweede Wereldoorlog had Plien op dezelfde plek een kruidenierswinkel uitgebaat, maar dat huis was tijdens de geallieerde bombardementen op Mechelen in 1944 tot puin herschapen. Na de oorlog was op hetzelfde perceel een geheel nieuw pand opgetrokken: hoe het met de eigendom van grond en huis tussen Plien enerzijds en Maikke en André anderzijds gesteld was, weet ik niet. Wel kan ik me goed herinneren hoe op het braakliggend terrein naast het huis (in de richting Mechelen) nog een deel van de krater te zien was veroorzaakt door het projectiel dat het huis van Plien had getroffen. Pas na verloop van tijd is op dat lege perceel - stoffig en vol steenresten - een huis gebouwd.
Vóór mijn ouders met André naar één van de Mechelse bioscopen trokken raadpleegden ze eerst de Mechelse reclam-blaikkes, alias de gazettekes, de wekelijkse publiciteits- en advertentiekrantjes waarin de verschillende cinemazalen reclame maakten voor de films die op hun programma stonden.
Het ging om het Centrumblad, Cinéreclaam en het Reclame- en Handelsblad van Mechelen, zo vernam ik (in 2011) van Roger Kokken, die me nog heel wat meer interessante informatie over het Mechelse cinemawezen van weleer verschafte. Roger (°1943) woont nu al ruim 25 jaar in Schiplaken, maar hij is een geboren en getogen Mechelaar (heeft er 42 jaar gewoond). Zijn vader Corneel Albert Kokken (1915-1985) verkocht en plaatste marmer - zijn bedrijfje lag aan de Astridlaan en was anno 1902 opgestart door Rogers grootvader.
"Het Centrumblad werd gedrukt door Van Riet te Sint-Katelijne-Waver, het Cinéreclaam bij Beulens op de Leermarkt en het Reclame- en Handelsblad op de IJzerenleen (links van kaashandel Schockaert)", aldus Roger. Leuk detail: in afwachting van zijn legerdienst had Roger in 1961 nog een achttal maanden bij het Mechelse reclamebureau Sobam gewerkt, dat instond voor de reclame in het Centrumblad (en ook in De Mechelse Post, een gelijkaardig blaadje, eveneens gedrukt bij Van Riet, maar bestemd voor de Mechelse randgemeenten). Roger: "En ja, die clichés voor de cinema-advertenties gingen wekelijks door mijn hand. Het is te zeggen, ik kreeg ze per post van één of andere Brusselse distributeur (ik meen Agence Havas) en zodra het gazetje gedrukt was, werden ze teruggestuurd. Ons bureau(ke) was op de hoek van de Leermarkt met de Blaasbalgstraat en wij deden alleen de reclamewerving".
Aan de hand van de - veelal paginagrote - advertenties in de reclameblaadjes bepaalden mijn ouders hun keuze: de facto was het mijn moeder die het in deze aangelegenheid voor het zeggen had. Soms - heel soms - mocht ik al eens “mee naar de cinema gaan”, bijvoorbeeld als er een leerrijke - meestal was dat dan een historische - film tot het aanbod behoorde. Mettertijd echter wist ik ook een zeker "recht op meegaan" af te dwingen in geval er een Vlaamse (ontspannings)film of een Tarzan-film werd gespeeld.
Over deze (en andere) bioscoopfilms die ik in mijn jeugd te zien kreeg wil ik het later op dit blog nog hebben. Vandaag peil ik naar mijn allervroegste filmervaringen, en ga ik dus weer eens lekker balanceren op het smalle randje van het nog-weten en het vergeten-zijn.
Ik was nog heel jong - het zal dus in de eerste helft of tegen het midden van de jaren vijftig zijn geweest - en het was niet op zondagnamiddag, maar op zondagvoormiddag dat mijn ouders soms met mij naar een Mechelse bioscoop gingen waar dan een tekenfilmprogramma werd vertoond…
Het was een cinema gelegen in de Bruul, maar dichtbij de Botermarkt. Er werd dan een serie korte tekenfilms vertoond, vooral producties uit de Walt Disney-studio’s. Tom and Jerry-filmpjes waren er alleszins bij, want ik had een zekere voorkeur voor deze domme kat en pientere muis-verhalen. Maar ook korte tekenfilms met Donald Duck (en zijn neefjes), Mickey Mouse en Popeye (the sailor man) in de hoofdrollen behoorden in die tijd tot de tekenfilm-canon.
In mijn herinnering was het met mijn pa dat ik naar die tekenfilms ging kijken, maar mijn moeder vertelde mij (anno 2006) dat zij meestal meeging, dat soms onze buren Mit en Jef en hun zoontje Freddy van de partij waren (laatstgenoemde een leeftijds- en klasgenoot van mij), en dat het om cinema Cinex ging.
Ook Roger Kokken kon zich die speciale kinderprogramma's in de Cinex nog herinneren. "Die zondagse tekenfilms met Tom & Jerry, met meestal als toemaatje nog een zwart-wit filmpje van Pete Smith met rariteiten, werden niet elke zondag vertoond, maar wel enkele keren per jaar", meldde hij mij. Ik vraag me af of die tekenfilmvertoningen niet telkens bij het begin van de schoolvakanties plaatshadden - alleszins meen ik me te herinneren dat kinderen uit de Mechelse scholen die aan de kassa een (zeer) goed rapport konden tonen kosteloze toegang tot de zaal kregen.
Naast die korte tekenfilmpjes heb ik - en dat moet eveneens op nog erg jonge leeftijd zijn geweest - ook de langspeel-tekenfilm Sneeuwwitje en de zeven dwergen gezien, de beroemde Walt Disney-productie uit 1937, die kennelijk in de jaren vijftig opnieuw in roulatie was gebracht. Meer dan waarschijnlijk zal dat op een zondagnamiddag zijn geweest, met mijn ouders en met Maikke en André. De film vertelde natuurlijk het oude sprookje van het bijzonder mooie prinsesje Sneeuwwitje, dat te maken kreeg met een jaloerse en moorddadige stiefmoeder en dat, diep in het bos, in het huisje van de zeven dwergen terechtkwam. De boze stiefmoeder was zo overtuigend in beeld gebracht dat ik er behoorlijk bang van was.
Tijd voor een stukje Mechelse cinemageschiedenis… Zaken waar ik als jonge cinemabezoeker natuurlijk geen flauw benul van had… De Cinex - de bioscoop dus van wat allicht mijn allereerste-filmervaringen waren - was volgens Roger Kokken een "luxueuze zaal", "met echte theaterallures en zijbalkons, en zwaar met fluweel gestoffeerd", én met de reputatie het grootste bioscoopscherm van het hele land te bezitten. Dat scherm was geen doek, maar bestond uit kleine metalen ringetjes ("een soort maliënkolder").
Roger Kokken: "begin jaren '50 werden er tussen de films regelmatig attracties gebracht, o.a. La Esterella die er kwam zingen, optredens van goochelaars enz. In 1962 trad de rockster Vince Taylor er op en de zaal kreeg het toen zwaar te verduren. In 1964 was er een veel gedistingeerder optreden van Adamo". (Tussen haakjes: die in zwart leder geklede Vince Taylor betekende een gevaar voor elke zaal, rellen en vandalisme waren een vast onderdeel van zijn act). 
Ook beroemdheden als Marika Rökk, Zarah Leander, Rudi Schuricke, The Ramblers, Bob Scholte, Bobbejaan Schoepen, Bob Benny, Charles Janssens, Tony Corsari, Helmut Zacharias, het orkest Marino Marini, Conny Froboess… hebben op het podium van cinema Cinex gestaan. Voor dergelijke gelegenheden kon het cinemascherm omhoog getrokken worden, "en dan bekwamen ze een heel grote scène". Onder het podium lag er voor de optredende artiesten een ruime kleedkamer. Mechelen was toen nog een vrolijke stad...
Cinema Cinex behoorde tot het grote amusementscomplex dat tussen de Bruul, de Botermarkt en de Leermarkt in lag, en eigendom was van Pierre Bams (°1893). Het omvatte aanvankelijk twee bioscopen (Cinex en Rio - beide met voorgevel in de Bruul) en twee danszalen, de Novelty (met ingang naast cinema Rio) en de ABC (met ingang aan de Botermarkt).
Op 1 februari 1956 werd het Bams-complex door een zware brand geteisterd. Van de danszalen Novelty en ABC bleef niets over en cinema Rio leed ernstige schade. Gelukkig ontsprong cinema Cinex de dans.
De Rio werd hersteld ("mijn vader heeft er nog de marmeren trappen voor geleverd en geplaatst" herinnerde Roger Kokken zich). "Tussen de Cinex en de Rio, achter de paar huizen die beide cinema's van elkaar scheidden", werd, "op de eerste verdieping" een nieuwe (derde) bioscoop ingericht, de Studio, die in 1959 zijn deuren opende. De danszalen Novelty en ABC herrezen niet meer uit hun as, maar boven de Studio werd wel een nieuwe dancing gebouwd, die opnieuw ABC werd geheten.
Opgelet: de Studio van het Bams-complex mag niet verward worden met de gelijknamige (kleine) cinema in de Begijnenstraat waar (zo vanaf het midden van de jaren zestig) aanvankelijk kwaliteits-, maar vervolgens (omdat er in Mechelen kennelijk te weinig cinefielen waren) pornofilms werden vertoond.
Roger Kokken kon sommige personeelsleden van de Cinex nog van een naam voorzien, zoals de blonde Angèle Coremans (°1918) die aan de kassa zat, of de gebrilde Paula Jordens (°1922), "die in 1953  begon en in die tijd als 20-jarige de jongste van de ploeg was". Zij "moest steeds heen en weer hollen van de Cinex naar de Rio om de filmbobijn van het Belgavox journaal te brengen en terug te halen". In feite waren deze (en andere) dames omnivalente krachten: ze deden de kassa, de vestiaire, wezen de toeschouwers de nog vrije plaatsen aan… (met behulp van een zaklamp, zo herinner ik mij, want de gewone voorstellingen waren doorlopend - men maakte in de regel dus zijn entree terwijl de film aan het lopen was en de zaal in duisternis gehuld lag). En tijdens de pauzes verkochten ze frisco...
Pierre Bams had veel personeel in dienst: kassières, ouvreuses, een boekhouder, een nachtwaker, projectionisten, kuisvrouwen, toogpersoneel en kelners (voor de danszaal ABC)… in totaal wel een honderdtal mensen.
Met het succes van de televisie kreeg de ouder wordende Bams het echter steeds moeilijker om zijn zaken rendabel te houden. In 1964 gaf hij er de brui aan en besloot hij het hele complex van de hand te doen. De stad Mechelen deed een bod op de mooie bioscoopzaal Cinex (ze wou er een schouwburg van maken), maar Bams' zaakgelastigde verkocht het blok in zijn geheel aan de eigenaars van de grootwarenhuisketen A L'Innovation. Naar verluidt had de stad evenveel geboden voor de Cinex-zaal als de Innovation uiteindelijk voor het hele complex betaalde (zo'n 40 miljoen frank) - maar dat kwam Bams pas te weten toen de zaak al beklonken was. In Mechelen werd verteld dat Bams' gevolmachtigde door de Inno met een smak smeergeld was bedacht - en gelet op de toch wel merkwaardige gang van zaken klinkt dat gerucht niet onnaannemelijk… 
Op 14 augustus 1964 werden in de Bams-cinema's de laatste filmvoorstellingen  gegeven. Op de plaats van het vroegere amusementscomplex kwam het nogal chique-doenerige grootwarenhuis Innovation. Pierre Bams overleed in 1971 op 78-jarige leeftijd. 

Foto : de Mechelse bioscoop Cinex anno 1963 - met dank aan Roger Kokken en de Regionale Beeldbank Mechelen. Het uitzicht op de bioscoop wordt enigszins verstoord door het feit dat de film die er vertoond werd niet enkel via de traditionele grote geschilderde prent werd aangeprezen, maar door een heel decor (in dit geval een soort Chinese pagode met een dak en zuilen). 
Dank aan Roger Kokken voor de vele inlichtingen die hij mij in de loop van 2011 over de Mechelse cinema's (en met name over het Bams-complex) verschafte (én voor de bijkomende gegevens die ik overnam van zijn bijdrage aan de website Mechelen Blogt, www.mechelenblogt.be/2006/10/cinemas, geraadpleegd december 2011). Roger verzorgt een prachtige website met oude foto's en prenten van Mechelen: http://herrkaa.multiply.com/photos
Andere bronnen: gesprek met (mijn moeder) Maria Budts, 2 april 2006 ; internet (www), trefwoord Cinex in internet-encyclopedie Mechelen Mapt, mechelen.mapt.be/, geraadpleegd december 2011. En natuurlijk mijn eigen herinneringen…

vrijdag 16 maart 2012

Zwerfvuil


Soms lees ik Goethe in bad, soms Thomas Mann. Vorige week was het De Streekkrant. En waarop valt mijn oog, meteen al op pagina twee? In Tremelo, zo lees ik met belangstelling, organiseert de milieuraad twee zwerfvuilwandelingen, één op zaterdag 17 en één op zondag 18 maart!
Wat moet ik mij daar nu in 's hemelsnaam bij voorstellen, bij een zwerfvuilwandeling?  Betekent dit dat men er gaat op uittrekken gewapend met prikkers, vuilniszakken, emmers, stootkarren… om de gemeente eens flink op te schonen? Of betreft het hier een sight-seeing-tour, waarbij men bij wijze van ramptoerisme de gemeenste, afzichtelijkste, meest aanstootgevende… sluikstortbermen gaat langslopen, verachten, aanklagen, fotograferen, tot kunst verheffen…? 
Een leergierig mens zijnde ben ik even gaan kijken op de website van de gemeente Tremelo. Bij de rubriek Milieu en Natuur staat er Hier vind je alle informatie die te maken heeft met milieu en natuur. Van een beleefde overheid zou ik ten eerste al verwachten dat ze haar burgers aanspreekt met u, maar ten tweede: van die zwervuilwandelingen valt er daar geen spoor te bekennen. Zoals dat echter meestal gaat op door ambtenaren gerunde webstekken: ergens waar men het logischerwijze geheel niet zou verwachten, bij de uit-tips namelijk, ontdek ik dan toch dat het bij die zwerfvuilwandelingen gaat om onze jaarlijkse lenteschoonmaak! Hm, de grote kuis als een uitje presenteren, dat zal bij mijn vrouw niet pakken vrees ik. Ze mogen dan niet erg beleefd zijn daar op het gemeentehuis van Tremelo, zin voor humor hebben ze ongewild wel.
Het toeval wou dat ik rond dezelfde tijd wat papieren van wijlen mijn vader ordende, waarbij een aantal gemeentelijke berichten uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw mijn pad kruisten. En wat viel mij op? Dat in die boodschappen van het Boortmeerbeekse gemeentebestuur aan zijn burgers de do's en don't's inzake huisvuil en sluikstorten een opvallend vaak terugkerend thema vormden - een soort running gag.    
"Tot onze spijt stellen wij vast dat nog te veel inwoners zich bedienen van oude emmers, kartonnen dozen, verroeste wasketels en zware bakken voor het huisvuil", constateerde onze gemeentelijke overheid in haar Bericht aan de bevolking Nr. 1, daterend uit het voorjaar van 1965. "Wij doen een laatste oproep opdat ieder huisgezin een degelijke vuilbak zou gebruiken. Bestellingen kunnen gedaan worden bij de autovoerder of op het gemeentesekretariaat. Wij vragen de bevolking geen papier in de bakken te stoppen (thuis verbranden) en ledige kartonnen dozen open te plooien en in pakken samen te bundelen". 
Ja, wat leefden ze eenvoudig toen: een simpele vuilnisbak tussen 't groen, de boerenbloemen en de heg, en je papier probleemloos zelf opstoken in de tuin. Ik deed dat meestal aan het eind van het schooljaar: een lekker oplaaiend vreugdevuur ter verwelkoming van de zomervakantie. 
Enkele maanden later, in september '65, stelde het gemeentebestuur in zijn Bericht aan de bevolking Nr. 3, de onhebbelijke gewoonte der Boortmeerbekenaren aan de kaak om het openbaar domein te beschouwen als een uitbreidingsgebied van hun bouwwerf. "Herhaaldelijk wordt vastgesteld dat, bij bouw- of verbouwingswerken, de mortel op de bitumeuse wegbedekking of op het voetpad wordt gereedgemaakt", kapittelde het gemeentebestuur. Erger nog: "Bij gebruik van het voetpad wordt, doorgaans, de resterende mortel niet weggevaagd noch de betondallen met water gereinigd". De gemeente zou zulke handelwijzen niet langer dulden en de politie proces-verbaal laten opstellen.
Of alle Boortmeerbekenaren zich op dat moment al de vereiste vuilnisbakdiscipline (zie hoger) eigen hadden gemaakt weet ik niet, hun vrijheidslievende geest een beetje kennende durf ik het te betwijfelen. Als men zich niet meer met oude emmers, kartonnen dozen, verroeste wasketels en zware bakken mocht behelpen (toch prima recipiënten om afval in op te bergen), ja dan… "Tot ons groot spijt stellen wij vast dat op meerdere plaatsen in onze gemeente vuilnis wordt gestort", aldus nog het Bericht Nr. 3. "Dit is een betreurenwaardig feit, vooral als men weet dat onze gemeente de enige is van het omliggende die regelmatig iedere week, en dit volkomen gratis, het huisvuil ophaalt. Wij rekenen op de medewerking van iedere inwoner om onze gemeente rein te houden".
Ja, u leest het goed. Anno 1965 werd het Boortmeerbeeks afval nog wekelijks én geheel kosteloos én door de gemeente zelf opgehaald!  Nu, een kleine halve eeuw later, is deze aangelegenheid uitbesteed aan een schimmige intercommunale en kost ze ons minstens zes keer geld : we betalen huisvuilbelasting, nu eufemistisch milieubelasting geheten (terwijl we door ons netjes van onze rommel te ontdoen we het milieu nu net schoon houden), we betalen voor de mysterieuze PMD-zakken (wat er toevallig wél of net niet in mag behoort tot de enigma's van de hogere afvalkunde), we betalen telkens we het zelfs maar wagen de GFT- of restafvalbak aan onze voordeur te zetten, we betalen ook nog eens voor de kilo's die er in zitten, we betalen voor het grof huisvuil dat, mits voldoende bestickerd, heel af en toe eens wordt opgehaald, en als we zo vriendelijk zijn enigerlei afgedankte spullen met eigen vervoer naar het containerpark te brengen, dan betalen we daar als straf nog eens voor te-veel-om-op-te-noemen. Maar dit geheel terzijde en in de overtuiging dat het elders niet beter is: ik heb de indruk dat al onze overheden ons niet langer als burgers beschouwen, maar als kippen die moeten worden kaalgeplukt.
En zie, het sluikstorten dat anno 1965 zijn intrede had gedaan in de hier door mij geschetste geschiedenis, was here to stay! Tien jaar later sneed het Boortmeerbeeks gemeentebestuur het onderwerp aan in zijn eerste omzendbrief van 1975...  "Wij stellen vast dat er allerhande afval wordt gestort in bossen, op braakliggende gronden, in grachten en beken, en zelfs langs de openbare weg met de nadelige gevolgen hieraan verbonden - verpesting van de lucht - slechte afvoer van het water - ontstaan van oorden waar het ongedierte welig tiert. Aan dergelijke onverantwoordelijke praktijken dient hoogdringend een einde gesteld".  
Al boter aan de galg, want in de lange, hete zomer van '76 werd de boodschap nagenoeg woordelijk herhaald - een fraai staaltje van copy/paste en dat in een tijd dat de tekstverwerker nog moest worden uitgevonden!
In januari 1977 werd het liedje nog maar eens gezongen, en deden de plastic huisvuilzakken hun intrede, ter vervanging van de (toch veel duurzamere) vuilnisbak. Nu was het verboden : (1) het wekelijks huisvuil in andere verpakking buiten te zetten dan plastiek huisvuilzakken, (2) in de plastiek huisvuilzakken om het even welk voorwerp te bergen dat het personeel van de ophaaldienst zou kunnen kwetsen of besmetten, (3) de zakken zwaarder dan 25 kg. te vullen, (4) de zakken onvoldoende of zelfs niet te sluiten".
Ook deze oekaze moest een goed half jaar later al opnieuw onder de aandacht worden gebracht. Toch was de gemeentelijke overheid toen nog genadig, want: "de plastiek zakken die door het gemeentebestuur worden verkocht moeten zoveel mogelijk worden gebruikt, het gebruik van alle kleine zakjes en dozen moet vermeden worden, zodat het ophalen vlotter kan verlopen". Het aanwenden van eigen kleine zakjes en dozen werd dus ontraden maar ze werden kennelijk toch nog wel meegenomen. Zoveel consideratie kan men zich nu niet meer voorstellen!
Hoever staan we heden ten dage trouwens met de strijd tegen de sluikstorterij? Uitgebreide stortplaatsen zijn er in mijn geliefde gemeente kennelijk niet meer (bij mijn weten - maar ik weet natuurlijk niet alles). Maar "klein" zwerfvuil, in de vorm van blikjes, plastic flesjes, sigarettenpakjes, snoepwikkels en chipszakjes… dat is er des te meer. Vaak achteloos - of uit domheid of stoerdoenerij - weggegooid door van en naar school fietsende pubers. En ach, die kan ik het in al hun onnadenkendheid nog enigszins vergeven: wie in zijn wilde jaren zonder zonde was werpe het eerste blikje, dat stond in de Bijbel al. 
Maar de volwassen asociale viespeuken die de verpakkingsrestanten van de consumptiemaatschappij uit hun auto kieperen of die (brom)fietsend hun halve weekafval - verpakt in van die armoedige witte plastic zakjes - bij nacht en ontij deponeren langs ons mooie Molenbeek-pad of in ons bos Het Broek (dat overigens niet zo erg van ons is, vrees ik), die kunnen bij mij op geen clementie rekenen.
Ik weet het: het kost schandalig veel, en er liggen belachelijk veel bureaucratische hobbels op de weg om je afval op een nette wijze kwijt te raken. En dus kan ik er ergens wel een beetje inkomen dat er individuen zijn die foert zeggen, en hun vuilnis in de berm gooien, als een soort protest. Maar goedkeuren? Geenszins! Want ook deze sluikstorters zouden moeten beseffen dat ze in de eerste plaats hun medemensen irriteren. En die ergernis betreft niet enkel de onesthetische troep langs de wegkant of tussen bomen en struikgewas, maar ook de onbehaaglijke wetenschap dat er primitieve en onbeschaafde lieden onder ons zijn die ze daar gedropt hebben!

Foto: artistiek blik. Het had een kunstwerk van Andy Warhol kunnen zijn, maar neen, het is een eigen foto, gemaakt tijdens een tijdelijke opklaring in de late namiddag van woensdag 14 maart 2012. Een in de natuur geworpen blikje doet er uit zichzelf vijftig jaar over om te verdwijnen. 

vrijdag 9 maart 2012

Retro


Op de dag dat mijn tweede kleinzoon Oscar in de Sint-Niklaaskerk in Putte werd gedoopt, ging in Hollywood de Oscar voor de beste film naar The Artist, een stille film in zwart-wit, met een verhaal dat zich afspeelt in de jaren 1927-1931. De tweede grote favoriet voor de begeerde prijs was Hugo, een film van Martin Scorcese, waarin een hulde wordt gebracht aan Georges Méliès (1861-1938), de pionier van de filmtrucage.
Retro is in. Ook in Vlaanderen wordt momenteel graag teruggegrepen naar de tijden van weleer, met name op muzikaal vlak.
Dat heb ik met veel genoegen mogen constateren bij het degusteren van het cultureel programma dat mijn echtgenote en ik onszelf dit winterseizoen met gulle hand cadeau hebben gedaan. Toegegeven: we hadden ons bij het opstellen daarvan ruimschoots (zij het niet uitsluitend) laten leiden door een zekere hang naar nostalgia, maar als de evenementen die daarop inspeelden er niet waren geweest hadden we er ons natuurlijk ook niet kunnen op inschrijven. Het was een kwestie van vraag en aanbod: ze waren er beide. En ja, we moesten er al eens koffie-met-gebak-vóór-aanvang-van-de-show bijnemen, hetgeen ons de vage indruk gaf dat we met een speciaal-voor-de-derde-leeftijd-opgezet spektakel te maken hadden, maar… so what, en who cares, als het maar plezant is.
Retro dus. Zo zagen we hoe rasmuzikant Jan De Smet (°1953, u-weet-wel: van De Snaar en De Nieuwe Snaar) met het gezelschap Radio Modern en met het progamma Ne vuilen avond teruggreep naar de revue van de jaren '20 en '30 - van de twintigste eeuw natuurlijk, dit zeg ik er maar even bij ten behoeve van latere generaties die deze tekst over pakweg vijftig of honderd jaar zullen lezen (ik schrijf immers voor de eeuwigheid). Ik had wel wat bedenkingen bij het repertoire: sommige nummers die er in zaten zou ik er uit gelaten hebben, en ander amusement uit de roaring twenties dat er niet in zat, zou ik er wel in opgenomen hebben… maar goed, daarover niet getreurd.
En ja, ook de big bands zijn weer in - met alles wat daar aan sfeer rondhangt. Zo genoten we volop van The New Radio Kings, met muziek uit de jaren vijftig en zestig, en met zang van Pieter Embrechts - volgens mijn vrouw bekend van televisie, helaas niet bij mij, want ik kijk weinig televisie, en als ik kijk doe ik niks dan zappen. Zelfs de nadere toelichting dat hij de broer is van ene Tine Embrechts bracht me niet verder, want die Tine Embrechts ken ik ook niet. Sorry, Embrechts-mensen! Nu, zingen deed die Pieter Embrechts prima, en bij The New Radio Kings sprong vooral drummer Bert Huysentruyt in het gehoor. Wel had ik enige opmerkingen met betrekking tot de samenstelling van het repertoire… maar ach, laat maar zitten.
Het damestrio The Jacquelines bracht liedjes van The Andrew Sisters - en eigen nummers in dezelfde stijl, "de opgewekte sound van de Bevrijding". De Bevrijding heb ik zelf niet meegemaakt, maar die muziek van-net-na-de-oorlog, de muziek-van-mijn-ouders, die ken ik natuurlijk : Glenn Miller, Vera Lynn, The Ramblers… en dus ook The Andrew Sisters : drinking rum and Coca-Cola… Jonge lezertjes die deze en andere Andrew Sisters-klassiekers niet kennen kunnen zich bijscholen op You Tube - en zouden dat best doen, for their own fun, en natuurlijk ook in het kader van hun culturele opvoeding. Vocaal waren The Jacquelines erg onderlegd - maar het show-gehalte van hun optreden (en vooral dat van hun begeleiders) lag aan de lage kant, en hun bindteksten getuigden van weinig inspiratie.  
Wat in het gezelschap van The Jacquelines ontbrak was een showman, die er met muzikale en andere grappen de stemming weet in te brengen. Iemand als Carlo Willems. Carlo wie? Carlo Willems. Grootmeester in zijn discipline, de percussie. Docent aan het Leuvense Lemmensinstituut en het conservatorium van Antwerpen. En entertainer. Een schoolvoorbeeld van hoe showmanship en vakmanschap perfect hand in hand kunnen gaan.  
Met Carlo Willems ben ik bij Het Willy Claes Kwartet aanbeland. Willy Claes (°1938) bracht het in 1994 tot secretaris-generaal van de NAVO - het hoogtepunt van een snelle en rijkgevulde politieke carrière, die vervolgens voortijdig aan haar einde kwam door de beruchte smeergeldaffaire rond de Agusta-helicopters. De al eerder vermelde jonge lezertjes kunnen zich hieromtrent nader informeren in de Wikipedia.
Het siert Claes dat hij zich na zijn roemloze aftocht uit de politiek ("every political career ends in shambles" heb ik een Brits politicus ooit horen zeggen) opnieuw, en op een heel ander terrein, wist waar te maken: als pianist in het - allicht om publicitaire redenen - naar hem genoemd kwartet waar hij nu al jaren mee rondtoert.  Hij zal de muziek toch al in de genen hebben gehad, want zijn vader was (zo lees ik in zijn biografie) beroepsmuzikant.
Het Willy Claes Kwartet, dat naast Claes (piano) en de al genoemde Carlo Willems (drums en vibrafoon) verder nog Herman Vanspauwen (klarinet en saxofoon) en Peter Verhagen (contrabas) in zijn rangen telt, bracht in een programma met de weinig originele titel Music, Maestro please, jazz, licht klassieke muziek en amusementsmuziek uit de jaren vijftig.
Het Claes Kwartet heeft al met diverse vocale guests opgetreden, dezer dagen zijn dat Jacques Raymond en Ingriani: beiden riepen vage jeugdherinneringen bij mij op, en bleken inmiddels met elkaar gehuwd.
Jacques Raymond (°1938) won in 1963 het (toen al oubollige) televisieprogramma Canzonissima (is onze staatsomroep eigenlijk ooit anders dan duf en pedant geweest?) met het liedje Waarom?, waarmee hij vervolgens naar het Eurovisiesongfestival in Londen toog.
Ja, nu hij het weer zong, welde het dàt-heb-ik-nog-gehoord-gevoel een beetje in me op, maar een ware aha-Erlebnis had ik toch pas bij zijn Engelstalige hit uit 1964 You're so sympatico, die hij destijds had uitgebracht onder de naam Ray Mondo: een zwoel ritme en een sfeervol arrangement.
Mijn archief leert mij dat ik Jacques Raymond in de jaren zestig al eens live aan het werk zag tijdens een bal in onze Boortmeerbeekse zaal "Brouwershuis", op zaterdag 4 november 1967. Enkele jaren later, in 1971, was hij voor een tweede keer op het Eurovisiesongfestival van de partij, toen hij (samen met Lily Castel) ijlings moest invallen voor het duo Nicole Josy en Hugo Sigal, waarvan de vrouwelijke helft plots door geelzucht was getroffen.
Het dient gezegd: de Jacques Raymond van 2012 zag er bewonderenswaardig energiek, kwiek en sympathiek uit. En ook zijn vrouw mocht er zijn. Ingriani (°1952) herinnerde ik me enkel van haar vrolijke hitje Tenerife dat uit 1972 blijkt te dateren, maar dat ze niet ten gehore bracht - jammer, want ik was helemaal in de stemming om het (mits een voorafgaandelijk weder onder de aandacht brengen van de tekst) enthousiast mee te zingen. Dat ik zo in mijn hum was kan best te maken hebben gehad met Ingriani's charmante en aanstekelijke lach, waar ik tenvolle van genieten kon, want dankzij de alerte aanpak van mijn echtgenote (ze had bij de reservaties een ware Blitz-Krieg gevoerd) zaten we bij nagenoeg al onze muzikale uitstappen op de eerste rij (of het scheelde niet veel).  
Ook Jan Van Looveren en Jonas Van Geel hadden voor hun muzikaal programma Roulez Roulez een big band meegebracht, Vlad's Big Bite geheten. Maar ze waren vooral zelf bijzonder leuk. Beide heren zijn volgens mijn echtgenote zeer beroemd vanwege de televisie, en ja, die Jan Van Looveren kwam me enigszins bekend voor, waarschijnlijk eens tegengekomen bij het zappen, vermoedelijk met zijn lekker politiek oncorrect programma MLF (Man Liberation Front), waar ik uit ideologische sympathie ooit eens bij blijven plakken ben.
Jonas Van Geel schittert (volgens mijn vrouw) in het VTM-programma Tegen de sterren op, maar de enige link waarmee ze bij mij het nodige voorafgaandelijk vertrouwen in de man wist te bewerkstelligen was de verwijzing naar Jonas' vader, acteur Jos Van Geel, die in de serie Lili en Marleen de rol van Zotte Raymond speelde. Ah ja… Zot Raymonke!
U moet weten: Lili en Marleen is één van de twee televisiefeuilletons waar ik ooit bewust en met een zekere regelmaat op afstemde (vooral omwille van de prachtige historische decors - dat gezellige volkscafé! -  en de deskundig gekozen rekwisieten).  En Zot Raymonke, dat was één van mijn lievelingspersonages, net als nonkel Frans - deze laatste inmiddels beter bekend als Witse. Spijtig van die domme reclameblokken vóór en (vooral) tijdens (!) de afleveringen.
En natuurlijk wil u nu ook weten welke dan die tweede serie was waar ik ooit enigszins aan verhangen was. Ik beken met trots dat het De Familie Backeljau betrof, van en met Luc Wyns - heerlijk karikaturaal, en in feite een geniale deconstructie van het kleffe soap-genre as such.
Jan Van Looveren en Jonas Van Geel vertolkten nummers uit de jaren dertig en veertig. Wat de keuze van die liedjes betrof, moest ik (het zal u inmiddels niet meer verbazen) wel eens de wenkbrauwen fronsen (wat kwam die dekselse Benjamin van Louis Neefs hier zoeken?) en viel mij ook de overweging te binnen dat er eens een tijdelijk verbod zou moeten komen op het o zoooo afgezaagde My Way (een wereldwijd moratorium van laten we zeggen tien of twintig jaar) - maar dat In the Mood en Jambalaya in de playlist zaten maakte uiteraard veel goed, en wat het allemaal nóg beter maakte was dat Jan en Jonas  tussen hun liedjes door bijzonder grappig uit de hoek kwamen. Daarbij had ik de indruk dat minstens een deel van die grapjasserij niet voorgeprogrammeerd was, maar ter plaatse opborrelde. Een verademing in een wereld waar voor alles strategieën en scenario's worden uitgedokterd (zelfs voor troonopvolgingen).  Grote artiesten, die Jan en die Jonas, echt waar!
U hebt het, bewust of onderbewust, al gemerkt : dit is weer eens een blogje vol bewondering… adoratie voor de mensen van het podium deze keer, voor de échte artiesten, die live hun ding doen, onder de spotlights, "op de planken", voor een zaal vol mensen. Dat is toch wat anders dan dat koude, afstandelijke televisiescherm!
Ik heb mijn recente retro-ervaringen hier de revue laten passeren in de chronologische volgorde waarin mijn vrouw en ik ze beleefd hebben - op één uitzondering na, die ik opzettelijk voor het laatst heb gehouden: the top of the bill…
Want jawel, de meeste lol heb ik toch wel beleefd aan de Bonanzas, die het warempel presteerden om golden oldies als The Hucklebuck (van The Royal Waterford Showband), Runaway (Del Shannon), Kili Watch (The Cousins), In Dreams (Roy Orbison) e.a. nóg opwindender of smachtender te laten klinken dan in de vroegere tijden zelf (en dat wil wat zeggen).
De Bonanzas zijn vijf nog vrij jonge heren uit het Antwerpse die niet alleen muzikaal erg sterk staan maar ook nog eens van de ware retro-geest doordrongen zijn - getuige hiervan de wijze waarop zij zich op hun website introduceren:  "U hebt het wel gehad met de huidige eenheidsworst op radio en tv? U houdt van melodie en passie? Uw hart gaat sneller slaan bij het horen van onvergetelijke muziek van The Beatles, Roy Orbison, The Tremeloes, The Monkees, The Cousins, Jerry Lee Lewis, Tom Jones en andere tijdgenoten? U was jong in de jaren '60? Of u was misschien niet eens geboren in de jaren '60 maar u wil wel eens horen waarover uw vader steeds spreekt als hij zegt dat het vroeger zoveel beter was?" (einde citaat).
Natuurlijk is de perfectie niet van deze wereld, en even natuurlijk ben ik een zeurkous, en dus heb ik zelfs bij de Bonanzas nog enkele suggesties in verband met hun repertoire. Dat The Mavericks niet uit de jaren zestig dateren, daar ga ik niet over mekkeren, want hun Dance the night away is ook één van mijn favoriete nummers, dus dat komt goed uit. Maar: als je een zanger hebt die sprekend op de jonge Bill Haley (founder en enig ware King of Rock 'n Roll) gelijkt (niemand weet overigens hoe die er op jonge leeftijd uitzag), dan lijkt het mij, beste Bonanzas, toch geheel voor de hand liggend om naast de sixties ook eens de late jaren vijftig in te duiken… en bijvoorbeeld als finale van jullie optreden niet met dat infantiele tsjoeke-tsjoeke-train van die halfzachte Albert Hammond aan te komen, maar een knaller als Rock around the Clock of iets van dat niveau uit de boxen te laten swingen…
En, als Antwerpse groep, zouden jullie, beste Bonanzas, toch zeker ook de buitenaards prachtige sleper I'm alone van The Pick-Nicks (ook: Picknicks, en varianten) op jullie programma moeten hebben: gebrekkige tekst, amateuristische plaatopname, destijds geboycot door alle staatszenders, maar door de disc-jockeys in de danszalen en hun publiek tot de grootste Antwerpse hit aller sixties gemaakt (en dit volkomen terecht). De zanger van The Pick-Nicks, René Van Laere, is ons helaas op 11 februari 2010 ontvallen (na "een slepende ziekte" zoals dat heet). Hij zal het dus niet meer meemaken, maar als tribute…
En voor het overige, Bonanzas: schitterend, prachtig, fantastisch, en doe zo verder!
Dat doen mijn vrouw en ik trouwens ook, want nee, ons cultureel winterprogramma 2011-2012 zit er nog lang niet op. We gaan ons (op vlak van retro) nog amuseren met Elvis Presley (as impersonated by Patrick Ouchène), Guido Belcanto (als zichzelf, vermoed ik) en het Glenn Miller Orchestra.  Hm, ik ben al in the mood…

Foto boven dit artikel: de Bonanzas natuurlijk!  Met dank aan (en toestemming van) Tanja Van Dooren (die deze prachtige foto maakte) en Thomas Keersmaekers (die 'm mij bezorgde).
De Bonanzas bestaan uit Thomas Keersmaekers (zang), Steven Van Gool (bas), Bert Rommes (drums), Hans Claes (keyboard) en Patrick Nys (gitaar). Meer info op: http://debonanzas.be/
Op You Tube staan enkele filmpjes van de groep. Geniet bijvoorbeeld van: http://www.youtube.com/watch?v=YQ18yqeYtTE

vrijdag 2 maart 2012

Toerisme


De vaststelling dat de Canadese avonturier, amateur-bioloog, bonthandelaar en kunstenaar Johan Beetz junior anno 1874 het levenslicht zag in mijn eigenste dorp Boortmeerbeek - zoals vorige week op deze plek onthuld (zie mijn blog Johan Beetz van 24 februari 2012) - heeft me aan het denken gezet… 
Stel… mijmerde ik… stel je voor… hoe mijn talloze Boortmeerbeekse lezers, na met grote interesse van mijn blogrevelatie omtrent Johan Beetz kennis te hebben genomen, zich en masse tot ons gemeentebestuur wenden (want dat besturen zelf blogs of andere kwaliteitsvolle literatuur lezen, daar ga ik niet van uit) en eisen dat er iets gedaan wordt om de Boortmeerbeekse roots van de beroemde Canadees Johan Beetz verder onder de aandacht van de wereld te brengen… om aldus ons dierbare dorp eindelijk de internationale uitstraling te bezorgen waar het al zo lang naar snakt…
De oprichting van een standbeeld voor Johan Beetz: dat zou al een eerste stap in deze glorievolle en veelbelovende richting zijn (daarom heb ik boven mijn artikel van vorige week alvast zijn foto gezet, want dat beeld moet goed gelijkend zijn hé, niet zo'n modernistisch gedrocht dat kant noch wal raakt!). Sinds de afbraak van onze nostalgische dorpskiosk bezit onze gemeente nog maar weinig cultureel straatmeubilair, afgezien van de onvermijdelijke oorlogsmemorabilia, maar die hebben ze overal, daar scoor je niet mee in de toeristische industrie, daar komt Vlaanderen Vakantieland zijn luie VRT-zetel niet voor uit.
Het is waar, bij onze sporthal staat er ook een borstbeeld van Lomme Driessens (sportbestuurder van wielerploegen, 1912-2006), hoewel die enkel in zijn laatste levensjaren onder ons heeft gewoond, en dan nog in Hever of Schiplaken (voor wie de plaatselijke situatie niet kent: dit zijn gebieden die door het échte Boortmeerbeek veroverd en ingelijfd werden tijdens de Fusies van Gemeentenoorlog in de jaren zeventig. Ik weet het, de Heveraars en de Schiplakers horen dit niet graag, maar feiten zijn nu eenmaal eerbiedwaardiger dan de burgemeester van Aalst, daar kan zelfs ik niet omheen).
Een standbeeld dus allereerst, om zodoende Johan Beetz voorgoed als één van de onzen te claimen. En: het lijkt me meer dan gepast om - en ik zeg dit niet zonder enige schroom en in grote bescheidenheid - terzelfdertijd toch ook de ontdekker van de Boortmeerbeek-Beetz-connection op soortgelijke wijze te vereeuwigen (ook hiertoe zal ik met genoegen een portret leveren, en ook in dit geval graag een treffende gelijkenis, en niets van dat expressionistisch of symbolistisch gedoe alstublieft - een beetje flatterende voorstelling van zaken mag natuurlijk wel).
Overigens zal het bestellen van twee beelden tegelijk de betreffende kunstenaar er zeker toe bewegen iets van de prijs af te doen, hetgeen mooi meegenomen is met het oog op de gemeentelijke begroting. Eventueel - het is maar een idee hoor - zou ook gedacht kunnen worden aan het verwerken van beide figuren (Beetz en zijn Boortmeerbeekse Ontdekker) tot één sculpturaal geheel, zoals dat met Goethe en Schiller in Weimar is gebeurd (en dit op een meer dan geslaagde wijze, dunkt mij). Zulk een verbindende, globaliserende aanpak geeft picturaal gezien vaak een harmonieuzer resultaat dan het domweg naast elkaar plaatsen van twee afzonderlijke beelden.
Natuurlijk is zo'n dubbelbeeld slechts een begin. Tot de daaropvolgende mogelijkheden behoort alleszins een verbroedering/verzustering met het Canadese Baie-Johan-Beetz (ik zie daar voor onze gemeenteraad al een mooie kennismakingsreis in het verschiet, op kosten van de belastingbetaler uiteraard). 
Spijtig dat het gereputeerde dansorkest De Zwervers van Pit Storms of de Heverse Concertband niet meer schijnen te bestaan, daar hadden we een mooi Beetz-bal kunnen mee bouwen, maar met het koor Crescendo valt muzikaal misschien ook wel wat aan te vangen. Of zouden die Johan Beetz-baai-mensen misschien meer geïnteresseerd zijn in hondensport, zaalvoetbal, postzegels-verzamelkunde, kanarievogelkweek… die en allerlei andere soorten sporten kunnen wij Boortmeerbekenaren volop leveren hoor, als een echte Coubertin zie ik daar al een soort Beetz-Spelen in het verschiet!
Dat dit alles het Boortmeerbeekse toerisme - momenteel eerder kwijnend - een onvoorstelbare boost gaat geven hoeft wel geen betoog. Met bekwame spoed groeit onze schepen voor toerisme (want ja, die hebben we al, ik heb het voor alle zekerheid even gecheckt op onze gemeentelijke website) uit tot het meest vooraanstaande personage in onze Boortmeerbeekse samenleving - en ver daarbuiten! Die van Tremelo zullen daar schoon staan kijken met hun paterke Damiaan, om het dan nog maar niet te hebben over die van Keerbergen met hun Zandjan of die van Werchter met hun Rock (zelfs al krijgen ze er elke maand een podium bij).
Een kleine dienst zou ik aan onze toeristische schepen alvast willen vragen: het richten van een vriendelijk doch dringend schrijven aan de Franstalige editie van de Wikipedia om de verantwoordelijken aldaar er op te wijzen dat de naam van onze geliefde gemeente Boortmeerbeek luidt, en niet Bootmerbeek, zoals ze daar schijnen te menen (die francofonen toch, kunnen die nu nooit eens een vreemd woord correct spellen? - over uitspreken wil ik het nog niet eens hebben).
Maar dan… dan staat niets de toeristische toekomst van Boortmeerbeek nog in de weg! Met chartervluchten tegelijk zullen ze worden aangevoerd, de duizenden en duizenden Canadezen die Boortmeerbeek, de geboorteplaats van hun (en onze!) Johan Beetz met eigen ogen zullen willen aanschouwen!  
Overnachtingsaccomodatie vormt geen probleem: op de gezellig-drukke weg van Leuven naar Mechelen beschikken wij op ons grondgebied over twee comfortabele hotels. In één ervan worden zelfs kamers per uur verhuurd en is er bovendien discrete parkeergelegenheid achter de zaak.
Voor onze plaatselijke middenstand zie ik grote mogelijkheden aan de horizon. Onze bakker wordt rijk met zijn Boortmeerbeekse Beetzkes (koekjes gebakken op grootmoeder-Beetz'-wijze) en met zijn Beetz-natuurbrood, ons plaatselijk kerkelijk leven kent een wonderlijke heropbloei dankzij de bijzondere Beetz-aflaat en de jaarlijkse Beetz-processie, onze teloorgegane textielindustrie herrijst uit haar as door toedoen van de I love Beetz T-shirts en sweaters, ons restaurant Comme chez Beetz krijgt drie Michelinsterren, onze heemkring beleeft zijn tweede jeugd met de indringende brochure Wie was Johan Beetz? en met het bewegwijzerde Johan Beetz-wandelpad, en ik begin een Beetz-Blog, met flitsende Beetz-banners, waardoor mijn conto bij de Beetzfius-bank in de kortste keren Bill Beetz-achtige contouren gaat aannemen.
Natuurlijk moet er in ons bemind dorp een Johan Beetz Museum komen, vervolgens een Museum van de Boortmeerbeeks-Canadese Vriendschap, en vanzelfsprekend ook een museum gewijd aan de Ontdekker van de Beetz-link (want de internationale gemeenschap zal willen weten wie de man is die aan de basis ligt van dat verbazende Beetz-fenomeen). Op de iets langere termijn zullen al deze museale initiatieven samengebracht worden in het nieuwe MAM, het grote Museum Aan de Molenbeek.
De naam van onze gemeente veranderen in Beetzmeerbeek gaat misschien een beetje ver? En wat me nu te binnen schiet: dat Beetz-baai-dorp, dat ligt dus wel in de provincie Québec hé, dus die Canadezen die met drommen naar hier gaan komen, dat zijn Franstaligen… Oeps, dat gaat natuurlijk weeral bijdragen tot de verfransing van Vlaams-Brabant. Nee, daar mogen we ons niet medeschuldig aan maken.
Zijn er geen alternatieven te vinden om Boortmeerbeek op de toeristische kaart te zetten zonder die franskiljonse Canadezen naar ons vreedzame dorpje te halen?  
Waarom niet de Hollandse herkomst van onze Beetzen over de daken schreeuwen en zodoende een toeristische stroom vanuit Nederland ontketenen?  Voordeel: veel van de Beetz-humbug die we al voor die Canadezen in elkaar hadden geprutst - standbeeld, processie, T-shirts, wandelpad, museum e.a. - kan onverminderd worden aangewend tot lering en vermaak van onze noorderburen. Een mooi voorbeeld van duurzaamheid, hetgeen ons nog een vette subsidie van de Koning Boudewijn Stichting gaat opleveren.
Nadeel: die Nederlanders komen uiteraard met hun caravan (spreek uit: kerreven) en hun bungalowtentje afgezakt - en dat terwijl onze Heverse en Schiplakense campings al sinds mensenheugenis zijn ingenomen door Brusselse kansarmen die er zich permanent gevestigd hebben (overigens ook een bron van verfransing, want deze lieden besteden hun uitkering in de regel in het Frans - hetgeen ten overvloede aantoont dat we er die verfransende Canadezen niet nog eens bij kunnen hebben).
Misschien moeten we het over een geheel andere boeg gooien… Hebben twee koene ridders onlangs niet onze aloude Boortmeerbeekse dans- en amusementszaal Movri gekocht en stijlvol gerestaureerd? En specialiseren zij zich niet in het op de bühne brengen van wervelende travestie-shows? Zeker doen zij dat - en met succes. 
Welaan dan, laten wij inspelen op dit (met pluimen en glitter versierde) gat in de markt! Waarom het cultureel-grijze Boortmeerbeek niet uitgeroepen tot Wereldhoofstad der Travestie?
Zetten we lekker een standbeeld, niet van die Beetz - die after all toch nooit naar zijn geboortedorp heeft omgekeken, en bovendien een gore jager was - maar van de rondborstige en charmante Loulou Bijou, die nog nooit een vlieg kwaad heeft gedaan!
Ook op deze shemale-hype zal onze middenstand moeiteloos en met zelfs nog meer profijt kunnen inspelen: die droge Beetzkoekjes vervangen we gewoon door exquise Boortmeerbeekse Bizoukes, dat toch wat armtierige truitjeswinkeltje door de spannende luxelingerieshop In de Jarretel, enz. En by the way: een Museum van de Vlaamse Travestie (MVT) dat hebben ze bij mijn weten nog nergens!  Ik durf wedden dat als onze minister van Cultuur Joske Schouwmakers het plechtig komt openen, ze zelf ook vrouwenkleren zal dragen.
Meneer de schepene van Boortmeerbeeks Toerisme, als u nog meer briljante ideeën nodig hebt weet u het maar te zeggen - ik ga er echter van uit dat u met dit alles al aardig aan de slag kunt. Liefst nog vóór de gemeenteraadsverkiezingen!

Foto boven dit artikel: de fraai gerestaureerde feestzaal Movri (in het midden van het beeld, met zwart-witte gevel), op een zonnige februarimorgen anno 2012 (eigen opname).  De zaal opende haar deuren in mei 1950 en was de thuishaven van de (inmiddels ter ziele gegane) fanfare De Moedige Vrienden. Ik vreesde al dat het historische gebouw (ooit stond ik er dagelijks op de schoolbus te wachten) een roemloos einde tegemoet ging in de gelddorstige klauwen van één of andere projectontwikkelaar annex bouwpromotor, maar gelukkig kwamen er toen twee ondernemende jongemannen die haar van de ondergang hebben gered en nieuwe glans hebben gegeven. De foto maakt overigens duidelijk hoe ons Boortmeerbeeks travestiecentrum stevig ingebed zit in een solide christelijke omgeving: links zien we de wereldwinkel en het parochiaal secretariaat, en in de achtergrond de vrije basisschool. Ook de parochiezaal en de parochiekerk zijn zeer nabij, maar staan niet op de foto.