zondag 1 februari 2015

Foto


De foto boven deze tekst maakte ik op zaterdagavond 16 augustus 2014 in het Duitse stadje Bingen am Rhein. Ik heb lang geaarzeld vooraleer ik 'm hier plaatste. Want neen, hij staat hier niet als illustratie bij het één of andere verhaal dat ik uit de doeken wil doen, hij is zélf het onderwerp van dit artikel. Ik presenteer hem hier als een artistiek product,  als een staaltje van kunstfotografie. En ja, los van de vraag wat kunst en vervolgens kunstfotografie in 's hemelsnaam dan wel mogen zijn, getuigt het natuurlijk toch (vrees ik) van een zekere zelfingenomenheid om een eigen foto tot inzet te maken van een betoog dat je - eerste verzwarende omstandigheid - zelf schrijft en waarvan - tweede verzwarende omstandigheid - de strekking dan ook nog eens zal zijn dat dit toch wel een leuke en fascinerende foto is!
Gelukkig is daar de momenteel zeer trendy-zijnde Nederlandse filosoof Frank Meester (°1970) die recentelijk, onder andere in zijn boek Zie mij, Filosofie van de ijdelheid (2010), het goed staan met zichzelf helemaal uit het moralistische verdomhoekje heeft gehaald en tot deugd, ja zelfs tot motor der creativiteit heeft verheven. Zijn pleidooi om ons licht niet onder de korenmaat te zetten, en de bijval die hij daar mee oogst, hebben mij over de streep getrokken. En voilà: daar staat hij dan, mijn foto, en hier komt mijn laudatio pro domo - met dank aan Frank Meester (die doceert aan de Haagse Hogeschool, en dus zelfs een beetje een ex-collega is). Laat ik vooraf nog zeggen dat ik dit mijn beste foto van het jaar 2014 vind, alleszins voor zover het mijn kunstfotografische oeuvre betreft.
Wat is er (volgens mij) bijzonder aan deze foto? Hm, laat ik het dan eerst maar eens over de belichting hebben. "Fotograferen is schilderen met licht" heb ik iemand ooit horen zeggen. Dat was nog in de tijd van de analoge fotografie. Sinds de fotografie digitaal is gegaan worden helderheid en contrast meer achteraf, aan de computer, vastgelegd dan op het moment van de opname. Maar toch. Ik maakte mijn foto bij valavond, dus in eerder donkere omstandigheden, en aan die invallende duisternis ben ik niet gaan prutsen. Zij is mijn sterkste wapen om de avondlijke stemming op te roepen, die op haar beurt van nature een zekere weemoedigheid en droefheid aanvoert.
Wat mooi is - maar waar ik als fotograaf geen enkele verdienste aan heb - is, dat deze donkerte zich op de voorgrond situeert, waar mijn personages staan, terwijl in de achtergrond de zon nog even door de wolken breekt en een deel van de stroom en de heuvels van een uit de hemel vallende en dus wat wonderlijke, wat bovennatuurlijk aandoende klaarte voorziet. Zoals gezegd: ik claim dit contrast tussen aards donker en hemels licht niet als verdienste, het werd mij aangeleverd door de omstandigheden. De op het water vallende lichtbundels zorgen er bovendien voor dat mijn personages in tegenlicht komen te staan, hetgeen zeker bijdraagt tot het zwaarmoedige en wat unheimische karakter van de opname. Het geraffineerde spel van donkerte, licht en tegenlicht en de sfeer die deze dans tussen dag en nacht oproept, doen me - excuseer mij de vergelijking - denken aan bepaalde schilderijen van Paul Delvaux en René Magritte (zoals Het rijk der lichten van Magritte of de stationstaferelen van Delvaux).
Wat ik ook leuk (én origineel) vind aan mijn foto is dat "er zoveel op te zien is"! Veel werken der hedendaagse kunstfotografie (en der hedendaagse beeldende kunst tout court) zijn mono-thematisch: ze spitsen zich helemaal toe op één object, vaak zelfs op een detail daarvan, en vergroten dat sterk uit. Prima, kan best boeiend zijn, ik heb het ook wel gedaan, maar hebben we van deze close-up-boer inmiddels niet meer dan genoeg eieren gekocht? Tijd voor een beetje verandering dacht ik, dus waarom eens niet een long shot, zodat er weer wat méér in beeld komt?
En wat is er op mijn foto niet allemaal te zien? Helemaal rechts: het prachtige kunstwerk Kirschen van Bruno Feger (°1962) uit 2011 (zijdelings, waardoor slechts één van beide kersen te zien is). Om eerlijk te zijn: eigenlijk staat het een beetje toevallig op de foto - dat heeft te maken met de historische context waarin de opname tot stand is gekomen en die ik zo meteen toelicht. Met die kersen van Feger staat er een stevige brok materie rechts in beeld: volgens de wetten der harmonie zou men dan links enig gevaarte moeten ontwaren dat de balans van het beeld in evenwicht houdt. Dat staat er dus lekker niet. De twee pratende dames verzachten de pijn der disharmonie slechts lichtelijk, en dat is prima. Want op die linkerzijde, daar loopt het asfaltje dat op de Rijnoever ligt de onbestemde verte in (lichtelijk overdrijvend zou men kunnen zeggen: loopt deze weg de oneindigheid in). Verte, oneindigheid… die verdragen uiteraard geen obstakel, of - u hebt de keuze -  zij vormen het grootste gevaarte dat men maar bedenken kan!
In het midden van het beeld zien wij vier heren die zich verlustigen aan een kijkraam, dat een soort ingekaderd, fotografisch beeld van de Rijn biedt. Ik herinner me dat het een vrij opgewekt - misschien licht aangeschoten - gezelschap was. Waarschijnlijk net getafeld en een stevig wijntje tot zich genomen. De twee (al vermelde) dames links en de twee (nog niet vermelde) dames rechts behoorden ook tot het gezelschap, dat even later, brede adieu-gebaren makend, uiteen ging, netjes geordend in vier gemengde paren (ik durf wedden: elk naar de eigen hotelkamer).
Om het hoofdstuk "compositie" af te sluiten: let u er toch eens even op hoe het metalen hek langsheen de Rijn, de stroom zelf en de heuvels op de andere oever, al de elementen op de voorgrond (het infobord, de twee dames, de vier heren, de twee dames rechts van hen én de kersen van Feger) met elkaar verbinden. 
Een aangelegenheid die mij bij kunst- en andere foto's altijd intrigeert is wat ik de "historische context" van de opname (of eigenlijk: van de fotograaf) zou willen noemen. Daarbij gaat het mij niet enkel om plaats en datum maar ook om de vraag: waarom was de fotograaf net op dat moment net dààr aanwezig? Wat zocht hij daar, wat spookte hij daar uit? Bij veel foto's weten we daar weinig of niets van. In dit geval kan ik het u evenwel geheel onthullen. Ik was die zaterdagavond de 16de augustus van het jaar onzes Heren 2014 in Bingen samen met mijn vrouw, we keerden terug van een reis in het zuiden van Duitsland, een reis in search of Heidegger - of, wat minder literair geformuleerd: een omzwerving waarbij we plaatsen en plaatsjes hadden bezocht die van belang zijn geweest voor de Bildung en het werk van de grote Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976). Met name: Messkirch (waar ik op de Feldweg had gewandeld - én gejogd!), Kreenheinstetten, Beuron, Todtnauberg (de Hütte gefotografeerd natuurlijk) en Konstanz. Omdat de jaren dat ik op één dag vele honderden kilometers met de auto afmaalde ver achter mij liggen (een omstandigheid die ik om andere redenen dan weer zeer betreur), hanteerden we Bingen, zowel bij de heen- als bij de terugreis, als tussenstop tussen onze woonplaats en ons reisgebied. We hadden er een hotel aangetroffen met een zweempje fifties, maar voor het overige voorzien van alle hedendaags confort. 
In de heenreis waren we vanuit Bingen - dat ons natuurlijk bekend was van de middeleeuwse Hildegard (ik ben een fan van haar muziek) - met het veer de Rijn overgestoken naar het (min of meer) tegenovergelegen Rüdesheim: het is een plaatsje waar ik graag kom, omdat de vaak ten onrechte gebruikte uitdrukking "gezellige drukte" naar mijn mening hier nu wel eens echt van toepassing is, maar ook en vooral omdat het me herinnert aan mijn ouders. Zij reisden in Duitsland in de jaren vijftig (ik heb er eerder op dit blog over verteld). Mijn dode ouders liggen op het kerkhof van Boortmeerbeek. In Duitsland vind ik (bij wijze van spreken) mijn levende ouders terug. Mijn ouders van de jaren vijftig: jong, vrolijk, in gezelschap van vrienden.
Bij de terugreis ging alle aandacht van mijn vrouw en mij naar Bingen zelf. Terwijl Rüdesheim afgestemd is op vrolijkheid, Gemütlichkeit en volks toerisme, profileert Bingen zich als stad van kunst en cultuur. We bezochten er het fraai ingerichte Museum am Strom (ja Antwerpen, you're not alone) en ook de driejaarlijkse openlucht-tentoonstelling van hedendaagse beeldhouwkunst, beide op de Rijnoever (waar ze in Bingen een Kulturufer van gemaakt hebben). Hedendaagse kunst, o jee, "dat is nu toevallig één van mijn specialiteiten" (om het met Octaaf De Bolle te zeggen), en dus sloeg ik er uitgebreid aan het fotograferen. Voor een goed begrip: de kersen van Feger (zie eerder) behoorden niet tot de tijdelijke openluchtexpositie, maar hebben hun vaste verblijfplaats in Bingen (ze zijn er na de Skulpturentriennale van 2011 blijven staan). 
En dan, toen ik gestopt was met het fotograferen van enkele mij zeer aansprekende kunstwerken… de avond viel, de lichtomstandigheden waren te slecht geworden… toen viel mijn oog plots op dat gezelschap, opgewekt koutend tussen de onbestemde verte van de Rheinufer enerzijds en de Kirschen van Feger anderzijds, in tegenlicht gezet door de laatste zonnestralen op de achtergrond…