zondag 1 maart 2015

Nobelprijs



"Reeds 198 auteurs weerhouden voor de in oktober toe te kennen Nobelprijs Literatuur 2015", moest ik enkele dagen geleden via de media vernemen. En ook: "Er werden in totaal al 259 kandidaturen ingediend".
Potverdorie nog es aan toe zeg! Nu viel mijn euro / nou brak m'n klomp! Al bij herhaling had ik mij afgevraagd waarom de bescheiden aanmoedigingsbeurs die de Nobelprijs Literatuur toch is mij nog nooit te beurt was gevallen - terwijl ik nochtans reeds van jongs af aan met ijver en toewijding de Kunst van het Schrijven beoefen (zie bovenstaande foto als bewijsstuk), en talloze andere illustere onbekenden al wel in de prijzen gevallen zijn (neem nu de laureaat van vorig jaar, een zekere Patrick Modiano, een aardige jongen, daar niet van, maar had u al ooit van hem gehoord?).
Met de onbevangen blik op de wereld die mij eigen is, was ik er tot nog toe steevast van uitgegaan dat het feit dat de Dames en Heren van het Nobelprijscomité mijn deurtje stilletjes voorbij waren gereden te wijten viel aan mijn lage ranking op de namenlijst waar zij over beschikten. Het is al een oud zeer, dat iedereen van wie de familienaam met een "W" begint, genoegzaam bekend is: omwille van de ongelukkige gewoonte om namenlijsten alfabetisch te ordenen komen wij, "W-mensen", wanneer er om het even wat verstrekt wordt, steeds als laatsten aan de beurt (en dat dan ook nog eens na de altijd in oeverloze overvloed aanwezige Van's en Ver's aan ons gefrustreerd oog te hebben zien voorbijtrekken). 
Wij moeten het al hebben van een toevallig gearriveerde heer Zwosman of een uit China overgewaaide juffrouw Xi-Pang-Lang om niet als allerlaatsten het een of het ander in ontvangst te mogen nemen. En dus dacht ik in al mijn argeloosheid ook met betrekking tot de Nobelprijs Literatuur: heb geduld Frans, kijk lijdzaam toe hoe anderen de eer opstrijken, our day will come, het is een kwestie van tijd en alfabetische ordening. Maar nu verneem ik dus tot mijn ontzetting: om de Nobelprijs Literatuur te winnen, dient men zijn kandidatuur in te dienen, zich ordinairweg kandidaat te stellen, als ging het om de eerste de beste blokkerige televisiekwis! Meteen werd mij duidelijk waarom verdienstelijke auteurs uit Onze Streken, zoals  Nest Claes, Fé Timmermans, Elpé Boon, Herman Brusselmans… nooit de erelijst van de Grote Nobelprijs hebben gehaald. Ongetwijfeld zijn deze goedmenende collega's net als ik uitgegaan van het veel te romantische beeld waarbij zo tegen eind september enige Zweedse literatuurliefhebbers zich bij pot en pint en candlelight in een stijlvol gelambriseerd salon terugtrekken, en er hun gezellige babbel steevast openen met de vraag: "Awel vrienden, wie zullen we dit jaar eens in onze prijs laten vallen?". 
Niksmandalle daarvan dus, ook op het veld der Schone Letteren dient men - zo blijkt nu - in onze steeds verder verloederende wereld te kandideren en te lobbyen om eens een lauwerkransje te oogsten. De Zweden verwachten warempel dat je solliciteert, dat je je kandidaat stelt. Of lààt stellen, door "literatuurprofessoren" bijvoorbeeld, zo lees ik - maar ja, welke Grote Schrijver heeft er nu iets te verwachten van "literatuurprofessoren"! Moet ik herinneren aan de Vlaamse literatuurprofessor die in een als standaardwerk bedoelde literatuurgeschiedenis zelfs zijn eigen ex-minnares verloochende? (Naar ik vermoed omdat hij het niet kon verkroppen dat zij in een nochtans prachtige roman over hun affaire zijn kleine lichamelijke tekortkoming had onthuld - zij het met toevoeging van deze toch uiterst aandoenlijke en liefdevolle woorden van troost: "twee is trouwens toch te veel, één vogel in de hand, en een eitje erbij, dat is genoeg, er is zoveel overbodigs in de wereld"). Hm, van "literatuurprofessoren" verwacht ik sindsdien niet veel meer. 
En dus heb ik gemeend er goed aan te doen zelf de hand aan de spreekwoordelijke ploeg te slaan, en heden onderhavige brief aan het Zweedse Nobelprijscomité voor Literatuur te richten. (Uiteraard in het Zweeds, maar aangezien niet uit te sluiten valt dat niet alle lezers van mijn blog de taal van Abba en Pippi Langkous machtig zijn, geef ik mijn woorden hier in een zo getrouw mogelijke Nederlandse vertaling weer).
"Hooggeachte edelgeboren Dames en Heren van het Nobelprijscomité voor Literatuur…
Ik neem de pen in de hand - hetgeen natuurlijk een letterkundige beeldspraak is, want eigenlijk typ ik deze zinnen gewoonweg op het toetsenbord van mijn computer, maar dat had u misschien al begrepen - om u te laten weten alsdat ik kom te vernemen dat reeds ettelijke kandidaatstellingen voor de Nobelprijs Literatuur 2015 u hebben bereikt. Al zo'n 259 in totaal lees ik hier, waarvan u er kennelijk echter slechts 198 weerhouden heeft - ach ja, we kennen dat, bij elke literaire wedstrijd zijn er wel een aantal dilettanten die, het ontbreken van elk talent ten spijt, menen hun kandidatuur te moeten stellen: groot gelijk hebt u dat u zulke volkomen kansloze kwibussen meteen genadeloos elimineert. Verder lees ik in de doorgaans vooringenomen mainstream-pers dat u deze groslijst in april zult uitdunnen tot een longlist van maximaal 20 schrijvers, die u dan in mei nogmaals zal inkorten tot een shortlist van 5 gegadigden. Wat een gedoe zeg! Om alle nutteloze omwegerij te vermijden, wil ik u vriendelijk verzoeken aan het mei-lijstje van vijf namen de mijne toe te voegen. Waar er plek is voor vijf, is er ook plaats voor zes zou ik zo denken, en mocht dat echt niet te verhapstukken zijn, gooit u er dan de een of andere Iraniër, Somaliër, Talibaniër of Noord-Koreaan weer uit, die hebben daar immers allemaal geen benul van en mogen in geval van overwinning hun prijs toch niet komen ophalen.
Misschien een kleine toelichting waarom mijn nederig persoontje veruit het meest in aanmerking komt om de Nobelprijs Literatuur van dit jaar in ontvangst te nemen? Goede wijn behoeft geen krans, ik weet het wel, maar in een tijd waarin zelfs vonnissen van assisenhoven gemotiveerd moeten worden, lijkt het me opportuun u alvast enige argumenten te bezorgen met het oog op een met degelijke argumenten onderbouwd juryrapport. 
Welaan dan, in de eerste plaats heb ik de geschikte leeftijd om als Nobelprijswinnaar de internationale media binnen te treden: nog niet fysiek afgetakeld en geestelijk dementerend, zoals dat met menig winnaar of winnares uit het verleden al eens het geval placht te zijn (hetgeen vanzelfsprekend nefast was voor de perceptie van de Schone Letteren bij onze hedendaagse jeugd), maar uiteraard ook niet té jong (zodat diezelfde jongelui de Nobelprijs Literatuur niet gaan verwarren met de JIM-Awards - de Jimmies dus - of de Junior Eurosong).
Wat verder nog het vraagstuk der media-perceptie betreft: ik heb reeds gemerkt dat de eerste verschijning van nieuwbakken Nobelprijs-winnaars in de beeldende pers gewoontegetrouw plaatsgrijpt in hun voortuintje en met de gevel van hun woning op de achtergrond, alwaar zij dan hun grote verbazing uitspreken over het feit dat zij uitverkoren werden (terwijl ze zich dus, zoals ik nu te weten ben gekomen, al màànden vooraf kandidaat gesteld hadden - een fraai stukje komedie). Welnu, het gelukkige toeval wil dat ik vorig jaar de voorgevel van mijn huis een flinke opknapbeurt heb gegeven, terwijl ook mijn voortuintje in prima staat verkeert… laat ze dus maar komen, de cameraploegen van de tv-stations van all over the world! Ik ben er mentaal, architecturaal en ecologisch helemaal klaar voor. And my English is also free good, dus say a little wordje tot CNN will be a whistle of a cent!
Een zo mogelijk nog doorslaggevender argument om mij dit jaar met de Nobelprijs Literatuur te bedenken is, dat u zodoende nu eens niet - zoals bij alle vorige edities - één van die stoffige roman- of flippende gedichtenschrijvers bekroont, maar een heuse blogschrijver - een beoefenaar van een kersvers, niet-traditioneel literair genre - een vertegenwoordiger van de nieuwe digitale media, jawel! Wat een verfrissende innovatie! Dat aldus de glans van mijn blog Zand in je hand mede op uw Nobelprijs, op uw comité en op gans de Zweedse natie zal afstralen, is u graag gegund (ik sta bekend als een gul mens, ik heb ooit nog eens voor een goed doel een setje van vijf viltstiften gekocht, ze schreven van geen kanten).  
Aangezien u inmiddels ruimschoots begrepen heeft dat mijn kandidatuur veruit de beste is die u bereikt heeft of nog zal bereiken, wil ik graag nog even volgend praktisch detail onder uw aandacht brengen. Naar verluidt is het uw voornemen in oktober a.s. bekend te maken aan wie de prijs wordt toegekend (in dit geval dus aan mij, neem ik geredelijk aan). Graag vernam ik in bijkomende orde van u wanneer het Zijne Majesteit de Koning van Zweden vervolgens zal behagen mij de cheque met de onontbeerlijke pomp and circumstance én een (hopelijk) schandalig hoge financiële bonus, in Stockholm te overhandigen (mocht de koning verhinderd zijn, dan zal ik mij graag tevreden stellen met kroonprinses Victoria, daar maak ik hoegenaamd geen probleem van, ik sta eveneens bekend als een inschikkelijk man).
Waar ik wel uitdrukkelijk wil op wijzen is dat ik, prestigieuze prijs of niet, absoluut niet (lees: niet) van plan ben mijn vege lijf aan een vliegmachien toe te vertrouwen (zelfs al wordt mij in alle toonaarden verzekerd dat dit tijdens zijn vlucht van Brussel naar Stockholm in geen geval het Oekraïense of het Syrische luchtruim zal schenden). Gelieve mij de datum der prijsuitreiking dus ruim vooraf mede te delen, want ik neem mij voor de reis naar Stockholm deels langs oude landwegen, deels met de pakketboot te ondernemen, en dit alles met de nodige ingebouwde rust- en bezinningsmomenten, zoals men dat van een Groot Schrijver mag verwachten. Ook sluit ik niet uit dat mijn echtgenote zich in het vooruitzicht der uitreikingsceremonie misschien nog een nieuwe jurk of dito mantelpakje zal wensen aan te schaffen (by the way: hoeveel bedraagt het Nobelse prijzengeld precies?), of eens extra bij haar kapster zal willen langsgaan. Het is u zeker ook wel bekend dat vrouwen een beetje ijdel zijn". 
Voila, ik heb aan mijn epistel nog wat meeste hoogachting en bij voorbaat dank toegevoegd, en hop, het zaakje is onderweg. Ja, succes valt niet uit de lucht, men moet het een duwtje in de rug geven: dat leert ons de Nobelprijs Literatuur 2015!

Foto: gemaakt door mijn vader, in de tuin van het huis waar ik mijn kinderjaren doorbracht (Beringstraat 16, Boortmeerbeek), in de zomer van 1958. Het tafeltje en het stoeltje die ik hier benut zijn bewaard gebleven.