vrijdag 24 juni 2011

Pietje Bell


"Kort voor Kerstmis was de goede oude meester Ster overleden. Groter verdriet had Pietje gedurende zijn hele leven niet gekend. Meester Ster was altijd bijzonder geliefd geweest in school en Pietje Bell was een van de beste vrienden. Hij stopte altijd meesters pijp en deed er soms bij ongeluk wat uitgeplozen touw of iets anders bij, zodat de pijp heel lekker rook.  Hij maakte het bord schoon en daarbij de vloer vuil, reinigde meesters bril met een sponsje en zeem, zodat de glazen mooi grijs werden, haalde een glas water, tekende een portret van de meester op zijn lei en wandelde 's middags met hem naar huis".
Zo begint het boek "Pietje Bell's goocheltoeren", het eerste van de twee Pietje Bell-boeken die ik in mijn kindertijd met veel plezier gelezen heb. Daarna stortte ik mij op de "Nieuwe avonturen van Pietje Bell". Naast het onverbeterlijke volksjongetje Pietje Bell waren de hoofdpersonages in die boeken : Pietjes vader, bijgenaamd "Jan Plezier" (een vrolijke schoenmaker), zijn zus Martha (een net meisje), de onderwijzer meester Long, de buurman Geelman (een zure drogist), diens supervoorbeeldige zoontje Jozef, en de gierige tante Cato!  
Ik denk dat ik mijn twee Pietje Bell-boeken tegelijkertijd kreeg, maar wanneer dat precies was?  Ik gok op Sinterklaas 1960. Mijn gissing is ingegeven door het feit dat de Pietje Bell-boeken mij een onverwachte succeservaring opleverden en dat deze zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet hebben voorgedaan toen ik in het zesde (dus laatste) jaar van de lagere school zat (of : van de "voorbereidende afdeling" zoals dat in het Keerbergse atheneum heette). Bijval is nu eenmaal iets dat men niet licht vergeet.  
Ik vermoed (maar nu zitten we een ietsje verder van de zekerheidsgrens vandaan) dat het in de tweede helft van het schooljaar was, zelfs al tegen de tijd dat het schooljaar naar zijn einde liep. We moesten van onze meester een "vrije" spreekbeurt houden, en ik koos als onderwerp : Pietje Bell! Een schot in de roos, want mijn klasgenoten raakten helemaal in de ban van de grappige anecdotes over die arme Pietje die het altijd zo goed bedoelde maar bij wie alles altijd toch zo jammerlijk misliep!  Zelfs de meester was amused. De tijd vloog voorbij, de bel ging (ik denk dat die spreekbeurten aan het eind van de schooldag geprogrammeerd stonden), mijn toehoorders smeekten om méér verhalen over die dekselse Pietje Bell, en ja, de meester vond het best, en dus bracht ik enkele dagen (of een week) later een vervolg op mijn spreekbeurt. Ik denk zelfs dat ik op algemeen verzoek nog een derde keer met Pietje moest uitpakken (al gaat u me nu natuurlijk vergelijken met de visser van wie de ooit eens gevangen reuzensnoek per vertelbeurt tien centimeter langer wordt). De belevenissen van de Rotterdamse kwajongen hadden me zo aangesproken dat ik ze moeiteloos voor mijn klasgenoten kon opdissen - zelfs met enig raffinement in de vertelstijl (al zeg ik het zelf). Ik ervaarde dat men een publiek kon "bespelen", en dat het wel fijn was om mensen te boeien en te laten lachen. Het eerder introverte en bedeesde jongetje dat ik normaliter was raakte gecharmeerd door zijn succes als entertainer…
Over de schrijver van de Pietje Bell-boeken, die wat mysterieuze "Chr." Van Abkoude was mij in die tijd niets bekend. Pas onlangs heb ik, via het internet, één en ander vernomen over deze veelzijdige en sociaal-bewogen man en zijn avontuurlijke, maar op materieel vlak niet onverdeeld kommerloze levensloop. In 2003 is overigens zijn biografie verschenen (van de hand van J. Maliepaard en R. Zwaap).
Chris Van Abkoude (°Rotterdam, 6 november 1880), was van opleiding onderwijzer, gaf ook een aantal jaren les op een Rotterdamse volksschool en hield er pedagogisch-vernieuwende ideeën op na. Naast vele andere activiteiten schreef hij niet minder dan een veertigtal jeugdboeken, waarvan er zo'n 24 aan het eerste Pietje Bell-boek voorafgingen. De reeks met Pietje Bell in de hoofdrol kende echter veruit het meeste succes, al werd ook "Kruimeltje" (uit 1923) in Nederland een klassieker van de jeugdliteratuur. Van Abkoude was gehuwd en vader van vijf kinderen.  
In het Pietje Bell-personage heeft hij nogal wat autobiografische elementen uit zijn eigen kindertijd verwerkt. Het eerste boek van de serie verscheen begin 1914 onder de titel "Pietje Bell of de lotgevallen van een ondeugenden jongen". In sommige middens werd die ondeugendheid streng afgekeurd, maar het boek werd een best-seller in zowel Nederland als Vlaanderen en Zuid-Afrika. In 1916 emigreerde Van Abkoude naar Amerika, waar hij zijn naam veranderde in Charles Winters (omdat de Amerikanen de naam "Van Abkoude" zo slecht konden uitspreken). In de jaren twintig kende hij er veel succes als animator en organisator van kindervariété, maar met de crisis van de jaren dertig kwam dit fame and fortune-verhaal in een neergaande spiraal terecht.
De andere Pietje Bell-boeken dateren uit 1920 ("De vlegeljaren van Pietje Bell"), 1922 ("De zonen van Pietje Bell"), 1924 ("Pietje Bell's goocheltoeren"), 1929 ("Pietje Bell in Amerika"), 1932 ("Nieuwe avonturen van Pietje Bell"), 1934 ("Pietje Bell is weer aan den gang"), en 1936 ("Pietje Bell gaat vliegen"). Al die (door Van Abkoude in Amerika geschreven) boeken verschenen bij de Alkmaarse uitgeverij Kluitman, en werden later herhaaldelijk heruitgegeven. De hierboven afgebeelde Pietje Bell-boeken die ik bezit zijn dus zeker géén "eerste drukken"! Het zijn pocket-edities uit de jaren vijftig : in die zin dan toch speciaal, want het pocket-boek was toen in het Nederlanse taalgebied nog een nieuwigheid.
In 1951 werd Chris Van Abkoude getroffen door een beroerte. Hij stierf uiteindelijk op 2 januari 1960, op 72-jarige leeftijd, in een verzorgingstehuis in Portland (in de staat Oregon). Een beetje merkwaardig toeval toch : de schrijver overleed in de tijd dat ik met zijn werk kennis maakte. Maar ook dat heb toen niet geweten.
"Chr." Van Abkoude heeft het niet meer meegemaakt, maar zijn Pietje Bell kwam terecht in de film (een eerste keer in 1964, een tweede en derde keer in 2002 en 2003), en werd de held van een stripverhaal (in 1992) en van een musical (2005). Van blijvend succes gesproken!
Het Rotterdamse straatjongetje Pietje Bell is het prototype van de onbegrepen mens. Hij heeft niets dan goede bedoelingen. Hij heeft ook een rijke fantasie, zit boordevol ideeën. Spontaan als hij is gaat hij meteen aan de slag om ze uit te voeren. Hij voegt de daad bij de gedachte. Hij is vergeten vooraf even achterover te leunen en na te denken. Hij weet nog niet dat tussen droom en daad wetten en praktische bezwaren staan - en andere mensen! Bij uitvoering blijken zijn ideeën schrijlings op de werkelijke wereld te zitten en geheel verkeerd uit te pakken. Dat leidt tot allerlei toestanden die plezierig zijn voor de lezer, maar niet voor Pietje. Chris Van Abkoude weet dat allemaal fijntjes, met een soort tongue-in-cheek-humor, te vertellen.  
Pietje Bell is tien jaar als zijn zeer deftige, hooghartige en gierige tante Cato op bezoek komt. Hij vat het plan op het familielid uit Delft aan het station welkom te gaan heten. Met een erewacht, een concert en een toespraak! "Hij zou al de vriendjes vragen om mee te doen en ze zouden houten sabels en geweren en zelfgemaakte vaandels meebrengen (...). Pietje had van een oud gordijn en een paar stokken een vaandel gemaakt, waarop met uitgeknipte letters te lezen stond : WELKOM TANTE KAATOO. Jaap zou een trommel meebrengen, Kees een paar potdeksels en Peentje een oude harmonika van zijn vader, Engeltje zou op een trompet blazen, die maar twee tonen had en Pietje Bell was de generaal en de officiële ceremoniemeester. (...). Ze zaten vrijdags na school bij elkaar om de toespraak in elkaar te timmeren. Hooggeachte en Weledele Heer Tante Cato! Zo begon de toespraak. Het woord HEER was hier wel een beetje misplaatst, maar het klonk te mooi om het weg te laten en de burgemeester had het ook zo gezegd, toen hij de beroemde ontdekkingsreiziger in de stad verwelkomde!".
Hoeft het gezegd dat tante Cato niet met de ontvangst ingenomen was? Hoeft het gezegd dat wat een feestelijk welkom had moeten worden uitdraaide op een ware ramp? Hoe vaak lopen de zaken niet anders dan we het ons hadden voorgesteld? En hoe vaak doet het leven niet zijn best om ons dàt inzicht bij te brengen?  

Voornaamste geraadpleegde bronnen :
CHR. VAN ABKOUDE, Pietje Bell's goocheltoeren, uitgeverij Kluitman, Alkmaar, z.j.
CHR. VAN ABKOUDE, Nieuwe avonturen van Pietje Bell, uitgeverij Kluitman, Alkmaar, z.j.
Internet (www), trefwoorden "Chris Van Abkoude" en "Pietje Bell" in internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie) :
Internet (www), website van de uitgeverij Kluitman :
Internet (www), website van de Koninklijke Bibliotheek (van Nederland) : http://www.kb.nl/dossiers/pietjebell/pietjebell.html
Internet (www), website Mokum TV  :  http://www.mokumtv.nl/pietjebe.htm

vrijdag 17 juni 2011

Glam & glit


Het gebeurde op een vrijdag. Vorige week vrijdag om precies te zijn, maar dat heeft nu weinig belang, want het had om het even welke vrijdag, ja eigenlijk zelfs om het even welke andere dag van onze vroege 21ste-eeuw kunnen zijn. Het was in de voormiddag. Plichtsgetrouw had ik net mijn jongste weekbericht aan mijn zand-in-de-hand-blog toevertrouwd, waarna ik nog een beetje around surfde op het internet. Om te eindigen (dat was althans de bedoeling) : gauw nog even nagaan of er zich in mijn bloedeigen dorp recentelijk spectaculaire gebeurtenissen hadden voorgedaan... Oei, onze schepen van Onderwijs en (andere) Feestelijkheden is voor twee maanden geschorst wegens stalking… een persoonlijke afrekening, de schuld van één bepaald gemeenteraadslid dat mij viseerde, aldus de schepen - als daar maar geen nieuwe stalking-affaire van komt! 
En dan is het gebeurd… Vraag me niet hoe, een aan hoofd-en-hand-coördinatie ontsnapte muisklik waarschijnlijk, maar geheel par hasard belandde ik op de life-style website van een grote krant, en bovendien dan nog (een ongeluk komt nooit alleen) op de onderafdeling "glam & gossip"! Ja, zo heet dat, op de webstek van de Vlaamse krant "Het Nieuwsblad". Waarom de glamour afgekort werd tot glam, maar de gossip niet tot gos, is mij een raadsel. Hé jongens van "Het Nieuwsblad", hier een gouden tip (en dat helemaal kosteloos) : maak daar eens gauw glam & gos van - dat klinkt veel glamouriger en gossippiger hoor - en bovendien nog cooler en sexy-er! Het kan trouwens nóg beter, want de nauwst met glamour verbonden component is niet (zoals die Nieuwsbladders schijnen te denken) gossip, maar glitter, en dus zou ik mijn roddelrubriek glamour & glitter noemen - zo heb je bovendien de alliteratie van die twee gl's!  Afgekort wordt het dan : glam & glit! Klinkt dat niet prachtig?  
Wat er ook van zij, geheel ongewild (ik zweer het !) zat ik vorige week vrijdag dus plots tussen de small-talk over allerlei zogenaamde beroemdheden. Ik voelde me als een puberjongetje dat in de Innovation in de afdeling dameslingerie was terechtgekomen - zo van :  het is hier niet mijn ding, maar hm, toch maar even kijken, misschien is er wel iets interessants bij, en een mens moet dat in het kader van zijn Bildung toch ook eens gezien hebben. 
"Anouk gooit DVD Ilse Delange in vuilnisbak" is de eerste titel waar mijn oog op valt (misschien omdat ik een hekel heb aan "wegsmijters"). Anouk blijkt een Nederlandse zangeres, ja zelfs een "rock-diva" te zijn. Ik ken haar natuurlijk niet, want als oudere en lekker ouderwetse heer beperkt mijn kennis van Nederlandse zangeressen zich tot Anneke Grönloh (de beste), Rita Reys (fijne jazztante), Willeke Alberti (wat te zoet), de Zangeres zonder Naam (aandoenlijke smart) en Tante Leen (Oh Johnny !). Dat zijn er niet minder dan vijf, toch niet slecht. Maar zoals u merkt : Anouk staat dus niet in dat lijstje. Gelukkig maar, want die Anouk, -inmiddels ook al 36-, dat is me der eentje hoor! Die heeft inderdaad dus rücksichtlos een digital video disc van Ilse Delange in haar vuilnisbak gekieperd - en die Ilse Delange (die haar naam kennelijk als DeLange spelt, maar aan zo'n flauwekul doe ik niet mee) dat is óók een zangeres - een collega dus van Anouk! 
Jaja, allemaal roddel en achterklap hoor ik u denken, en sensatiezoekerij, maar neen, het is écht waar, want bij het artikel staat een foto van het interieur van de vuilnisbak van Anouk en daarop zien we duidelijk (a) dat Anouk de korstjes van haar boterhammen niet opeet (foei !), (b) nogal wat soja-productjes tot zich neemt (gezond !), en (c) ja, warempel een dvd van Ilse Delange in haar vuilnisbak gedeponeerd heeft! En dat nota bene zonder er eerst naar te luisteren, want men kan op het beeld duidelijk waarnemen dat de disc in zijn oorspronkelijke cellofaanverpakking aan de afvalverwerkingsindustrie werd toevertrouwd (en het is genoegzaam bekend hoe daar met zulke dingen, waar je in de Fnac toch al gauw twintig euro voor betaalt, omgesprongen wordt). 
En neen, deze onthullende vuilnisbak-foto-opname is niet het werk van één of andere perverse onderzoeksjournalist of van een op hol geslagen fan : hij werd door Anouk zelf via haar Twitter-kanaal willens en wetens de wereld ingestuurd! Ook die Ilse Delange ken ik van haar noch pluim (ze staat evenmin op het lijstje van de vijf mij bekende Nederlandse zangeressen : zie hoger), ik heb haar (voor zover mij bekend) ook nooit horen zingen, maar geef toe, zelfs als het een onuitstaanbaar kreng zou zijn, dan nog dient gezegd : zoiets doe je een collega-zangeres toch niet aan! Wat kunnen vrouwen toch ongenadig zijn voor mekaar. 
Nu, die Anouk is toch echt mijn genre niet, dat merk ik (voor zover nog nodig) aan een tweede bericht over haar : "Anouk showt haar Porsche"! Alweer geplukt van Twitter, dat kennelijk een rijke bron vormt voor de makers van glam & glit-nieuwsberichten (en een goede tool voor Anouk om zichzelf onder de aandacht te brengen). En jawel, ook hier wordt de verslaggeving gestaafd door een niets-verhullende foto : een glimmende Porsche, staande in een afgelijnd parkeervak naast de straat, beschouwd vanuit vogelperspectief. Anouk mag het me niet kwalijk nemen, maar een volgende keer zou ze toch moeten proberen haar auto een ietsje nauwgezetter tussen de witte lijnen van het vak te parkeren, nu is er aan de voorzijde nog vrij veel plaats over, terwijl de achterbumper zo goed als de demarcatielijn van het volgende vak raakt, wat de man of vrouw die dat volgende parkeercompartiment benut het wegrijden uiteraard niet vergemakkelijkt. Maar goed, ik begrijp dat het parkeren van zo'n nieuwe Porsche (waarvan men het ontkoppelingspedaal misschien nog niet tenvolle beheerst) in een parkeervak dat allicht enkel op middenklasse-auto's is berekend, geen sinecure is. 
"Bedankt Porsche om mij deze wagen te geven" had Anouk als onderschrift bij de foto getwitterd - dit laatste echter een grapje zijnde, want nee, ze had die auto niet cadeau gekregen, maar zelf gekocht! Nu, zo'n vleugje humor maakt haar bij mij al minder onsympathiek natuurlijk. Bovendien, zo schiet me plots te binnen, maakt Anouk met zo'n dure en opzichtige auto bijzonder veel kans weldra het slachtoffer te worden van een car-jacking, en ja, zo krijg ik dan echt volop met haar te doen (want ik behoor nu eenmaal tot het genre weekhartige mensen dat medelijden heeft met de vanillepudding die onaangeroerd terug naar de keuken gaat omdat iedereen aan tafel voor chocoladepudding heeft gekozen). Arme Anouk, ik voel me al een beetje schuldig dat ik zelf niet in zo'n criminaliteit genererend vehicel hoef rond te rijden. 
Maar ondanks al haar getwitter is de vrouw die momenteel het meest in de kijker loopt natuurlijk niet die Anouk. Nee, die eer is weggelegd voor Pippa! Als u Pippa nog niet kent, dan bent u de afgelopen tijd echt wel in een ander zonnestelsel met vakantie geweest, want zelfs ik wist al dat zij de zus is van Kate Middleton, die (en dan heb ik het over Kate) onlangs getrouwd is met prins William, de achter-kroonprins van Groot-Brittannië. Nu, die dekselse Pippa schijnt daar op dat trouwfeest de show gestolen te hebben. Maar zie, het kan ons, eenvoudige stervelingen, tot troost strekken : ook de groten der society-aarde, zelfs deze die met royalty verwant zijn, dartelen niet van het ene succes in het andere, want jawel, die tot de verbeelding sprekende Pippa heeft het in de jaarlijkse verkiezing voor de Britse  Rear of the Year Award  - hetgeen zoveel wil zeggen als : de "Kont van het Jaar Prijs" (!) -  moeten afleggen tegen een zekere Carol Vorderman, een tv-presentatrice, die kennelijk veel backwards presenteert, of hoe moet ik mij dat voorstellen? De foto van Pippa die het bericht illustreert is overigens niet echt onthullend, en van het a posteriori van die mevrouw Vorderman was kennelijk geen kiekje beschikbaar. 
Een mens wordt op zo'n glam & glit-pagina echt wel van de ene intrigerende titel naar de andere gepushd. Ik was nog niet geheel bekomen van mijn medelijden met Anouk (over wie we eerlang zullen lezen dat ze ten prooi is gevallen aan car-jackers) én met Pippa (die een belangrijke onderscheiding aan haar neus had zien voorbijgaan), of daar werd ik al met een nieuw drama geconfronteerd, deze keer zich afspelend in het universitaire milieu, of eigenlijk net niet meer, want de titel luidde : "Daarom stopte Emma Watson echt met de unief"! Nee maar, en dat terwijl ik nog niet eens weet had van het feit dat Emma Watson een eind aan haar studies had gemaakt! Sterker nog : het mij niet eens bekend was dat Emma Watson ooit universitaire studies aangevat had! En allersterkst : ik zelfs niet eens wist wie die Emma Watson in 's hemelsnaam was! Maar als ex-hoger onderwijsmens blijf ik (tot op zekere, weliswaar niet al te grote, hoogte) toch geïnteresseerd in het "afhaakgedrag" van studenten, en dus vatte ik met oprechte interesse de lectuur aan van het relaas over de redenen die Emma Watson tot haar wanhoopsdaad hadden gedreven. Voor degenen onder u die even wereldvreemd zijn als ik, heb ik het even opgezocht : Emma Watson (°1990, zie foto boven dit bericht) is een jonge Britse actrice die beroemd is geworden door haar rol in de Harry Potter-films. 
Waarom nu heeft dit meisje haar studies aan de (Amerikaanse) Brown-universiteit zomaar ineens afgebroken? Ik zou denken : omdat ze het te druk heeft met acteren en veel geld verdienen, maar nee, over deze voor de hand liggende verklaring wordt in het artikel met geen woord gerept. Wat was er dan wel aan de hand? Volgens "geruchten" ging het om "pesterijen" en hadden die haar "verdrietig" gemaakt. Maar don't jump to conclusions : deze geruchten waren volgens de  glam & gossip-journalist(e) nu net volledig onjuist! 
Opgelet, want van dan af raakt de logische lijn in het Emma Watson-verhaal een beetje op drift (maar geen paniek : ik zal de zaken langzaam en systematisch uiteenzetten). "Het omgekeerde is eigenlijk net de reden", staat er. Hoezo? Heeft Emma Watson de universiteit van Brown verlaten omdat ze er niet gepest werd? Want niet gepest, inderdaad : dat werd ze er volop. Ze zegt het zelf. "Er zitten helemaal geen pesters op Brown", aldus Emma! 
Vervolgens blijkt uit het artikel dat "pesten" ofwel (a) in het hedendaagse universitaire milieu een vreemde, mij tot nu toe onbekende betekenis heeft gekregen, ofwel (b) Emma Watson er een merkwaardige en hoogstpersoonlijke opvatting op nahoudt over wat pesten eigenlijk is. "Ze hebben me op de campus nooit om een handtekening gevraagd of ook maar een foto op Facebook geplaatst, als ik een feestje gaf", pruilt ze. Echt wel flauw van die medestudenten : Emma niet pesten door géén handtekening van haar te vragen, haar bovendien niet pesten door géén foto's van haar feestjes op Facebook te zetten! En dat terwijl die arme Emma zich naar eigen zeggen al van jongsaf-aan ("al sinds mijn negende") nu net volop gepantserd had om "met media-aandacht" te leven! En bovendien "al veel ergere dingen meegemaakt" had "dan een paar paljassen die me uitlachen" - maar die er blijkbaar op die universiteit dus niet waren! 
"Maar waarom stopte Watson dan wél met haar studies ?", vraagt het artikel zich vervolgens af - eindelijk, en gelukkig, want ja, als lezer wou je natuurlijk al van in den beginne niet weten waarom Emma niet met haar studies was gestopt, maar zat je met de prangende vraag waarom ze wél de cursussen had dichtgegooid! "Ik zat lang in een ontkenningsfase", aldus Emma (op een, naar mijn aanvoelen, wat eigenwijze toon), "ik wilde doen alsof ik helemaal niet beroemd ben, maar nu besef ik dat ik met mijn sterrenstatus moet leven. Ik sta nu eenmaal in de schijnwerpers en dat moet ik aanvaarden". Dus, als ik het goed begrijp, is Emma Watson met haar studies gestopt omdat ze haar sterrenstatus heeft aanvaard - en hebben haar medestudenten haar dus in zekere zin wél gepest door haar niet te pesten met die sterrenstatus. Daardoor is ze een beetje verdrietig geworden, en, zoals algemeen geweten stopt elke studente met iets of wat karakter natuurlijk meteen met haar studies wanneer ze eens droevig is omdat men haar geen handtekening heeft gevraagd. 
Toch is het Emma Watson-probleem hiermee nog niet geheel van de baan. Want, gelet op al het vorige, waren, volgens mij, de aanvankelijke geruchten waarin werd gesteld dat Emma Watson met haar studies was gestopt omdat ze door haar medestudenten was gepest, dus eigenlijk toch wel juist. Waarom staat er aan het begin van het artikel dan dat het valse geruchten waren? De wereld van glam & glit is voor mij al net als de échte : ingewikkeld, en niet altijd duidelijk. Ligt dat nu aan mij of ligt dat aan de wereld?


Foto : Emma Watson op de première van de film Harry Potter and The Deathly Hallows, New York City, 15 november 2010.  Foto gemaakt door Joella Marano, betrokken via Wikimedia Commons.

vrijdag 10 juni 2011

Accordeon


Dezer dagen nog eens naar het strijkkwartet van Alban Berg geluisterd (ooit voor het eerst gehoord op een ochtend, in de auto, en meteen zwaar onder de indruk). En, geheel toevallig zie ik dat dit werk voor het eerst werd uitgevoerd in 1911 (en kort daarvoor geschreven) - precies honderd jaar geleden dus. Wat heeft die periode vóór de Eerste Wereldoorlog niet aan grensverleggende artistieke prestaties geleverd!
Ik ga niet echt schrijven over Bergs strijkkwartet. Ik ben geen muziekkenner. Bovendien : over muziek "als zodanig", vind ik, hoeft niet geschreven te worden, of toch niet al te veel. (Thomas Mann heeft het gedaan in "Doctor Faustus", en het zijn, naar mijn smaak, niet zijn meest interessante bladzijden. Misschien denkt een melomaan daar anders over). Muziek kan je moeilijk in woorden uitdrukken. Welk adjectief kun je nu bijvoorbeeld op Alban Bergs strijkkwartet plakken? Je kan het toch niet "mooi" of "schitterend" noemen, dat zou het werk in zekere zin beledigen. Voor mij zou een omschrijving als "muziek van de menselijke existentie-ervaring" nog het dichtst in de buurt komen. Er zit diepe droefheid in, peilloze eenzaamheid, en een soort verwrongen verhouding tot de kosmos. 
Ja, ik ben een liefhebber van klassieke muziek, vooral van strijkkwartetten (en van nog wel wat). Maar ik ben een allesbehalve eenzijdig mens - zeer integendeel, en al allerminst op muzikaal gebied. "In de muziek bestaan ook veel racisten / Hun kop is leeg, de mode vult ze op…" zong Raymond Van het Groenewoud : maar niet "deze jongen" hoor! Zo hou ik bijvoorbeeld ook van de rock 'n roll en de aandoenlijke teenager-muziek uit de late fifties en de vroege sixties. En van accordeonmuziek! Ja, van accordeonmuziek. En dan heb ik het echt wel over de deuntjes : de musettes, de walsjes, de polka's, de tango's… Want ja, ik weet wel dat de volkse accordeon inmiddels een volwaardig instrument is geworden, waarop ook volop klassieke muziek wordt gespeeld (en waar zelfs aan een "hogere" muziekschool als het Leuvense Lemmensinstituut les in gegeven wordt - enkele jaren geleden had ik het genoegen de lerares herself nader te leren kennen). Allemaal niets op tegen, maar ik zie het instrument, -dat er overigens vaak ook prachtig uitziet, versierd met diepkleurige glitter en glinster-, toch het liefst in gebruik als "volks" instrument. Ik vind dat zijn bijzonder warme klank, die zowel huppeldepuppelse vrolijkheid als loodzware melancholie kan uitdrukken, het best tot zijn recht komt in het populaire genre. 
Iets soortgelijks heb ik met fanfares. Ook die moeten zich, -voor zover ze nog bestaan-,  voor mij niet verliezen in simfonieorkestachtige-zaalconcerten om daar allerlei moeilijke klassieke stukken uit hun kopers te slaan. Ik zie ze veel liever in keurig en kleurig uniform en met blinkende instrumenten door het dorp stappen, vrolijke marsjes en andere stapmuziek ten beste gevend ! Of (mooi rechtop) zittend op de dorpskiosk, dat kan er ook nog door. In mijn dorp (Boortmeerbeek) stond er zo'n kiosk - een prachtexemplaar : groot en stevig, kunstig versierd, gezichtsbepalend voor ons dorp. "Stond", want een aantal jaren geleden heeft het toenmalige gemeentebestuur, in het kader van de "herinrichting" van het dorpsplein, dit fraaie bouwwerk laten slopen (zodat er pal in het dorpscentrum nog een paar parkeerplaatsen méér konden worden gemaakt!). Culturele barbarij natuurlijk - en een type-voorbeeld van een daad waarop men alleen maar kan reageren met de machteloze vraag : "hoe is het mogelijk dat mensen zoiets doen?".  En tussen haakjes : moet een dorpscentrum nu echt bestaan uit een parking-rond-de-kerk? 
Terug naar de accordeon! Dat ik daar zo van hou heeft allicht te maken met het feit dat ik dit instrument al in mijn zeer vroege kinderjaren live te horen kreeg. (En het is algemeen bekend dat muzikale herinneringen het diepst in ons geheugen gegrifd zitten : bij dementie houden zij ook het langste stand). Ik had (zoals elders al eens geschreven) twee ooms (langs moederskant) die beiden accordeon speelden in wat destijds (in de fifties en de vroege sixties) een "jazz" werd genoemd : een twee- of driemansorkestje dat in balzalen en tijdens de kermissen in de cafés amusements- en dansmuziek ten gehore bracht (en dus geenszins wat we nu onder jazzmuziek verstaan - een genre waar ik overigens ook van hou). Zo'n orkestje bestond in de regel uit een drummer (toen "batterist" genoemd), en een accordeonist. Het zingen van de liedjes werd door de man aan het drumstel voor zijn rekening genomen - of er was een afzonderlijke zanger, en dan ging het dus om een driemansgroepje. 
Die ooms-accordeonisten heetten Egied (Van Zaelen) en Georges (Budts) : ze speelden niet samen, maar hadden elk hun eigen "jazz". Natuurlijk moesten ze ook "repeteren" : soms gebeurde dat in de herberg of in de woonkamer van mijn grootouders-langs-moederskant (die café hielden op de Haachtsesteenweg in Relst, niet ver van Kalmpenhout-Sas : het beruchte kruispunt, nu rotonde-aller-rotondes), en soms waren mijn ouders en ik daar dan op bezoek… Zo raakte ik al op jonge leeftijd vertrouwd met accordeonklassiekers als "Dansende vingers", "Circus Renz" en "Perles de cristal", en met de namen van toen zeer bekende accordeonisten als Bob Artoos en Jos Termonia (die geen mens nu nog kent). Toen ik wat ouder was heb ik zo'n "jazz"-orkestjes ook tijdens de kermissen in ons dorp in de cafés zien (en horen) spelen : ze zorgden gegarandeerd voor "ambiance"! De muzikanten zaten dan op een "podium" dat vaak bestond uit niet meer dan wat planken die op lege houten biertonnen waren gelegd. Een levende accordeon-legende uit mijn kinderjaren was de Française Yvette Horner (°1922 - en ze leeft kennelijk nog) : zij bespeelde het instrument in de Ronde van Frankrijk, zittend op het dak van een auto die deel uitmaakte van de publiciteitskaravaan! 
De foto boven dit artikel toont de accordeon van mijn oom Egied, die ik jaren geleden van hem heb gekocht (op 19 september 1992 om precies te zijn) : een "Fratelli Crosio". Hij had er toen geen enkele belangstelling meer voor, en zijn vrouw was blij met de tienduizend frank die ik er wou voor geven. Ik kan er geen noot op spelen. Maar wat een prachtig instrument… om naar te kijken! En wat een wereld van volks vermaak roept dit kostbaar kleinood niet op! Waar heeft Egied dit (zware) instrument (verpakt in een imposante koffer, die ik ook nog bezit) niet overal mee naartoe gezeuld : naar herbergen en danszalen in alle mogelijke dorpen, naar kermissen en huwelijksfeesten… En dat vele jaren lang. En hoe is er niet gedanst en gezongen en leut gemaakt op de tonen die hij er wist uit te halen… 
In de tweede helft van de jaren zestig werd de populariteit van de "jazz"-en overgenomen door de zogenaamde "beat-groepen", bemand door jonge muzikanten.  Niets blijft… De droefheid, door dat besef teweeggebracht, is te horen in het strijkkwartet van Alban Berg.

Over mijn ooms-accordeonisten en over de herberg van mijn grootouders-langs-moederskant, zie ook : artikel F. WOLLEBRANTS, Een stukje familiegeschiedenis… 'Toinke' Budts van Relst, in : HOGT (Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift), jg. 25, nr. 2 (augustus 2010), blz. 152-158.
TIP !  Liefhebber van amusementsmuziek uit de jaren vijftig ?   Op Radio 5 Nostalgia volgende week (13-17 juni 2011), elke werkdag van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds : "de week van de jaren 50" !  Op de middengolf op 747 meter, of via internet : http://www.radio5nostalgia.nl/

vrijdag 3 juni 2011

Van Schagen


Tijdens onze vakantie in Zeeland maakten mijn echtgenote en ik kennis met de dichter J. C. Van Schagen. Nu ja, "kennismaken" moet hier in een metaforische zin worden begrepen, want de man is al sinds 1985 niet meer onder de levenden. En eigenlijk had ik hem al een beetje ontdekt in de aanloop naar ons Zeeland-verblijf, maar laten we daar nu niet moeilijk over doen. 
Even voorstellen. Johan Christiaan Jacob Van Schagen werd in 1891 geboren in Vlissingen. Hij studeerde rechten, huwde in 1918 met Wilhelmina ("Willy") Dalman en kreeg in 1920 een dochter. Hij debuteerde als dichter in 1922 met de cyclus "Narrenwijsheid" (toen gepubliceerd in het tijdschrift "De Stem", in 1925 als bundel gedrukt, later herhaaldelijk heruitgegeven). Het is zijn meest bekende werk en het bevat de beroemde regel : "Ik ga maar en ben".
Na een loopbaan als ambtenaar werd Van Schagen in 1942 voltijds kunstenaar. In 1951 verhuisde hij met zijn vrouw en dochter naar het Zeeuwse badplaatsje Domburg. In 1965 overleed zijn echtgenote - een jaar later hertrouwde hij met Johanna ("Jo") Wezenaar. Van 1966 af woonde Van Schagen 's zomers in Domburg en 's winters in Deventer. Hij publiceerde niet enkel bijzonder veel poëzie (onder andere, van 1963 af, in zijn "Domburgse Cahiers"), maar ontpopte zich ook tot een zeer productief prentenmaker (etsen, lithografieën...). "Chris" Van Schagen overleed op 94-jarige leeftijd, in zijn slaap, in de nacht van 16 op 17 april 1985 in Deventer. De avond voor zijn dood had de Nederlandse radio een documentaire over hem uitgezonden. 
Van Schagen werd in Domburg begraven. Op maandag 16 mei (2011) zijn mijn vrouw en ik hem op de begraafplaats aldaar een piëteitsvolle groet gaan brengen. Hij ligt er naast zijn eerste vrouw Willy Dalma : twee uiterst eenvoudige grafstenen, met enkel de meest elementaire gegevens - hun namen en de jaren van geboorte en dood. Ik vind dat goed, het aanschijn van de dood vraagt soberheid. Maar het zou wel mooi zijn als de burgers van Domburg in de buurt een gedenksteen zouden oprichten met daarop Van Schagens grappige en o zo diepzinnige vers : "Als ik dood ben, niemand zal me missen, / Maar ik zal mezelf zo missen". Deze regels kan men nu lezen op een ANWB-bordje bij de Van Schagen-boulevard, want ja, Domburg heeft zijn dichter wel geëerd door een pad in de duinen, hoog boven het strand, naar hem te noemen. 
Dat Van Schagen zich in Domburg vestigde had alles te maken met zijn familieverleden. Zijn grootvader, M. J. Scheijbeler, en vervolgens zijn ouders, baatten er ooit, "onderin de toren van het badpaviljoen", een winkeltje in zaken als "postpapier, prentbriefkaarten, Deventer koek en zilverwerk" uit, en die zelfde grootvader was ook nog kastelein van het badpaviljoen geweest.
De meest recente uitgave van werk van Van Schagen is een bloemlezing door Ingmar Heytze, verschenen in 2008, onder de titel "Ik ga maar en blijf". Ik kocht het boekje in de misschien wel mooiste boekhandel van de Nederlanden, de "Drukkery" in Middelburg. Er staan prachtige gedichten in, zoals "Ik heb mijn doden om me heen genomen / tot mantel", dat ik nog dezelfde dag voor mijn vrouw heb voorgelezen : het was me op het lijf geschreven, vond ze. 
De uitgave als zodanig stelde me echter wel wat teleur. Eerst en vooral is daar de (neemt u me niet kwalijk) domme titel. "Ik ga maar en blijf" is immers heel iets anders dan het "ik ga maar en ben" van Van Schagen, die zich net heel sterk bewust was van de vergankelijkheid - van het niet-blijven! (Misschien heeft de samensteller van de compilatie de beroemde ga-maar-versregel willen combineren met "Wat dit blijfsel overbleef", de titel van een verzamelbundel van Van Schagens werk uit 1985?). Ook anderszins hebben uitgever Van Oorschot en bloemlezer Heytze (zelf ook dichter en publicist) naar mijn smaak de kans gemist om een degelijke best of Van Schagen op de markt te brengen. Het bloemlezen bleef "nagenoeg" beperkt tot het aanhalen van gedichten uit twee uitgaven (1972 en 1985), die zelf al verzamelbundels waren. Ook het dateren van de gedichten kostte blijkbaar te veel moeite. Om mij nog meer te ergeren had Heytze "de vrijheid genomen om de haiku te herschikken" en "de volgorde van de gedichten zo te maken dat ze een min of meer consistente bundel zouden kunnen vormen". Een "remix" noemde hij dat. Ach, ach. Eigengereidheid is prima (ik beoefen ze geregeld), maar niet als men het werk van een ander publiceert : dan brengt ze de authenticiteit in het gedrang. Dat Heytze in zijn inleiding het werk van Van Schagen "naïef" noemt is een bewering die door recensent Chrétien Breukers op de website "Poëzierapport" al onderuit werd gehaald  : die heeft er terecht op gewezen dat Van Schagens beste werk "allesbehalve naïef in elkaar" zit.
Gelukkig kon ik in antiquariaat "De Boekenbeurs" in Middelburg de herdruk uit 1982 van Van Schagens "Narrenwijsheid" op de kop tikken. In die "Narrenwijsheid"-editie van 1982 is ook zijn tekst "Wie schreef Narrenwijsheid?" uit 1967 opgenomen : een kleine autobiografie (weliswaar geschreven in de derde persoon), waaruit we onder andere leren dat de schrijver als kind "een misschien wat meer dan normale gevoeligheid voor oud en mooi" bezat, uitgroeide tot "een tamelijk dwars jongetje", en in zijn latere professionele leven niet al te veel voldoening vond. En, merkwaardig toch : de twee werken die hem in zijn jongelingsjaren naar eigen zeggen sterk beïnvloed hadden, waren Spinoza's "Ethica" en "de eerste acht Chansons de Bilitis van Pierre Louÿs". Spinoza leidde hem binnen "in een zuivere hooggebergtesfeer, die hem vrijwel dezelfde aandoeningen bezorgt als de Zeeuwse zeelucht". De eerste gezangen van Bilitis (van de in Gent geboren Franse dichter en romancier Pierre Louÿs, 1870-1925) spraken hem "natuurlijk óók erotisch" aan, maar "voornamelijk toch grepen ze hem om wat hij aanvoelde als een schuldeloze onbevangenheid, een kinderlijke argeloosheid, een dauwigheid, die hij tot dusver niet had ontmoet". 
Natuurlijk wilden mijn vrouw en ik het huis zien waarin Van Schagen in Domburg had gewoond. Dat bleek iets minder voor de hand te liggen dan we het ons hadden voorgesteld. Op het plaatselijke VVV-kantoor wist men ons niet nader in te lichten : allervriendelijkste meisjes, dat wel, maar ongetwijfeld meer geselecteerd op hun vlotte verschijning dan op hun culturele bagage. Maar niet getreurd, een leuk snoetje is ook cultuur (vind ik).
"Halverwege de Van Voorthuijsenstraat, aan uw linkerhand, leidt een weggetje naar Trouvaille (nr. 5), het voormalige (zomer)huis van de dichter en graficus J. C. van Schagen (...)" zegde het gidsje dat we bij de VVV hadden gekocht. Halverwege de Van Voorthuijsenstraat lag aan onze linkerzijde de Beatrixstraat - niet echt "een klein weggetje", wel uitlopend op een huis nummer 5, maar met de naam "Matahari" op de voorgevel. Het voortuintje ligt er verwaarloosd bij, de woning zelf blijkt leeg te staan. Achter het huis : stapels bouwafval - een deel van de achterbouw werd neergehaald. Alles wijst er op dat hier een grote renovatie van start is gegaan. Een gesprekje met twee uitvoerende krachten van het bedrijf dat de renovatieklus aan 't klaren is, levert geen enkele informatie over het verleden van het huis op. Alleraardigste kerels, dat weer wel, maar geen flauw benul van het feit dat hier ooit een dichter had gewoond. Voor alle zekerheid maak ik toch maar wat foto's. 
Wat speurwerk betreft mag mijn vrouw echter, dankzij een uitgebreide leeservaring in de sector van de misdaadroman, zonder overdrijving in één adem worden genoemd met Sherlock Holmes, miss Marple en Hercule Poirot. Ze bijt zich vast in het dossier Van Schagen, vindt verderop tussen de huizen een onooglijk tuinpaadje dat leidt naar een geheel achterin gelegen villaatje. "Dit moet het zijn", constateert ze. Geen nummer 5 te zien (later blijkt het nummer 15 te zijn : de 5 moet een drukfout in het gidsje zijn). Ook geen "Trouvaille" op de gevel te bespeuren. Een oudere man zit naast het gebouwtje op zijn knieën verwoed onkruid tussen een rijtje tegels te verwijderen. Hij is niet echt uit op een gesprek met twee cultuurtoeristen, dat is duidelijk, en ik kan hem begrijpen, want als ik intensief in mijn voortuin aan het werk ben word ik ook niet graag gestoord (en dat onkruid wegschrapen dan ook nog eens een lastige karwei is, daar kan ik eveneens over meepraten). Ja, hij is de eigenaar. Ja, hier heeft de dichter Van Schagen gewoond. Ja, het huis heette vroeger "Trouvaille". De man blijft op zijn knieën zitten, maar beantwoordt geduldig en beleefd de vragen die mijn vrouw met verbetenheid op hem afvuurt. Na een poosje antwoordt hij niet meer in één, maar warempel al in twee zinnen, en begint hij zelfs informatie te verstrekken waar niet expliciet naar gevraagd was. Hij heeft het huis destijds van Van Schagens dochter gekocht. Het houten bijgebouwtje vooraan dateert niet uit de tijd van de dichter, maar is later toegevoegd. En nee, hij heeft er geen bezwaar tegen dat ik het huis fotografeer. Dat laatste blijkt echter onbegonnen werk : het zit zo ingeklemd tussen afsluitingen en struikgewas dat het eigenlijk niet te fotograferen valt. Tenminste niet in zijn geheel : ik moet me tevreden stellen met het mooie rode dak en een deel van de witgeschilderde muren. 
Wat me in (een deel van) het oeuvre van Van Schagen aanspreekt is het moeiteloze samengaan van eenvoud en diepzinnigheid. Zijn poëzie legt op een zeer toegankelijke (verstaanbare) manier momenten uit de alledaagsheid vast - maar is allerminst banaal. Van Schagen doorprikt de gewichtigdoenerij en de hoogdravendheid waar onze wereld zo bol van staat :  "Ik doe zaken / ik heb een heel grote schrijftafel / en mijn gezicht staat moeilijk / ik praat in een telefoon (…)". En : "er was veel zaken vandaag / het waren allemaal gedachten van mensen / er waren veel dikke die duwden en waren onwillig / ik begreep niet waarom ze zo koppig waren / er waren magere met valse haakjes / en er zat veel in de knoop / het was precies het kistje met oudroest en touwtjes / van mijn grootvader / ik was een vreemdeling". Hij zet ons vervolgens met beide voeten op de grond van het werkelijk interessante leven : "toen ben ik maar gaan wandelen in de bosjes". 
Van Schagen relativeert. Ook zichzelf : "Ge hadt God en de wereld lief / toen sprong uw bretel los". Verderop in hetzelfde gedicht : "sterker is uw slechte kies bij wijlen dan de brand der liefde Gods". De holle retoriek van godsdienst en wereldverbeterarij wordt in haar blootje gezet. De grote woorden worden tot de ware proporties van de ervaring herleid, tot de trivialiteit van een bretel of een pijnlijke tand. Dan echter duikt Van Schagen onverhoeds naar het diepste niveau van de menselijke existentie - en ook daar blijkt alles zeer eenvoudig te zijn : "ge moet maar een beetje lachen / het is niets". 
Net zo zit Van Schagens beroemde versregel "ik ga maar en ben" op dat echelon waar eenvoud en essentie samenvallen, en waar de grote en ingewikkelde zaken simpel blijken en de simpele dingen bijzonder worden. Dat "ik ga maar en ben" doet me denken aan de uitspraak van de Amerikaanse dichter Robert Frost (1874-1963) : "In three words I can sum up everything I've learned about life. It goes on". Shakespeare kon nog geloven dat er méér is "between heaven and hell than...". Inmiddels echter is de wereld ont-toverd, opgehelderd. Voor spoken en duivels en dwaallichten hoeven we niet bang meer te zijn, noch voor een straffende God. Maar deze medaille heeft natuurlijk ook haar keerzijde. De dingen hebben hun geheim verloren. Ze zijn maar wat ze zijn. Daar staan ze dan, schamel en naakt, in the cold light of day. En nu is het aan ons, hedendaagse mensen, om ze wat aan te kleden, om ze te voorzien van een verhaal, om ze glans en betekenis te geven. Van Schagen deed dat, met (onder andere) de regen, of het rieten stoeltje en de frambozenlimonade "van Regina". Ik probeer dat (in alle bescheidenheid gezegd) af en toe ook zo'n beetje op dit blog, bijvoorbeeld door stil te staan bij een Melachrino-doosje, of door te schrijven over het Erres-radiotoestel van mijn ouders. Ik wil dat graag blijven doen - zolang ik ga en ben.  En als ik dood ben zal ook ik mijzelf verschrikkelijk missen.

Bronnen : 
J. C. VAN SCHAGEN, Narrenwijsheid, uitgeverij Em. Querido, Amsterdam, 1982.
I. HEYTZE (samensteller), J. C. van Schagen, Ik ga maar en blijf, uitgeverij G. A. van Oorschot, Amsterdam, 2008.
F. VAN VLOTEN, In het licht van Toorop en Mondriaan, Een cultuurhistorische wandeling door Domburg, uitgeverij De Factory, Deventer, 2008.
Internet (www), website Schrijversinfo.nl,  http://www.schrijversinfo.nl/schagenvanjc.html, geraadpleegd mei 2011.
Internet (www), trefwoord "J.C.J. van Schagen" in internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie), http://nl.wikipedia.org/wiki/Van_Schagen, geraadpleegd mei 2011.
Internet (www), J. C. van Schagen - biografie en bibliografie, op website Antiqbook, http://www.antiqbook.info/nl/verzamelen/literatuur/schagen.phtml, geraadpleegd mei 2011.
Internet (www), Kort Rapport : J. A. dèr Mouw / J. C. van Schagen, op website Poëzierapport, 4 maart 2009, http://poezierapport.blogspot.com/2009/03/kort-rapport-ja-der-mouw-jc-van-schagen.html,
geraadpleegd mei 2011.

vrijdag 27 mei 2011

Zeeland


Als ik op reis ga, wil ik niet zozeer naar een andere plaats, maar vooral naar een andere tijd. Ik wil iets terugvinden uit mijn verleden (of uit dat van mijn ouders of voorouders) - of toch minstens uit het verleden in het algemeen.  Toen we dit jaar plannen voor onze mei-vakantie maakten, dacht ik : laten we "nog eens naar de zee gaan". Mijn vrouw reageerde niet erg enthousiast, ze had exotischer bestemmingen in gedachten - maar het gebeurt wel meer dat de briljantheid mijner ideeën in mijn omgeving niet dadelijk als zodanig wordt (h)erkend, daar heb ik al mee leren leven (al blijft het uiteraard een bron van lichte treurnis). Nog minder hoera-geroep weerklonk er toen ik de naam onthulde van de badplaats die ik in mind had. Ik geef toe : het was inderdaad een voor mijn denken en doen volkomen buitenissig reisdoel, maar het kaderde in een project dat ik een tijdje geleden heb opgestart, en waar ik af en toe een vorm van uitvoering aan geef. Dit project heet : "laten we eens gaan naar een plaats waar ik mij vroeger nog met geen twintig trekpaarden naartoe had laten slepen", en vormt op zijn beurt een soort onderdeel van mijn "ga eens lekker tegen je eigen vooroordelen in"-programma. Zo heb ik mij bijvoorbeeld tijdens onze mei-vakantie van vorig jaar, op reis in Portugal, voor enkele dagen laten onderdompelen in de mirakel- en bedevaartstad Fatima ! Ik wil er terloops wel op wijzen dat ik met het uitvoeren van mijn taboe-plaatsen-doorbrekend project matig omspring, maar voor onze "terug naar de kust"-vakantie van dit jaar had ik nog eens zo'n "maar allez jong"-bestemming uitgevlooid : Blankenberge ! Dat deze platgelopen badstad zich de jongste tijd in haar promotiecampagnes probeert voor te doen als een oord met "Belle Epoque"-allures, kwam mij goed van pas om mijn vrouw voor mijn (toegegeven : waanzinnige) plan te... nee, "winnen" is een te groot woord - laten we zeggen : wat toegeeflijker te stemmen. 
En dus togen wij op een koude maar zonnige dag in maart naar Blankenberge, om daar "iets te huren, voor twee weken in mei" (van de hele maand die ik aanvankelijk in gedachten had, had mijn vrouw al twee weken weten af te pingelen). Nu, dat viel dus geweldig tegen ! We hebben inderdaad enkele Belle Epoque-huizen gezien : ze stonden er leeg en verloederd bij - weliswaar in de buurt van een Belle Epoque-museum (dat dus toch wel echt bestaat). Ook elders gaf de stad geen al te frisse aanblik, stof- en lawaai-hinder vanwege wegenwerken nét voor het kantoor van de toeristische dienst inbegrepen (en wat ze ons op dat bureau aan te bieden hadden was ook al niet veel zaaks). 's Middags was het vergeefs zoeken naar een behoorlijk restaurant (dat hoeft voor ons geen sterren-etablissement te zijn, maar een beetje kwaliteit weten we wel te waarderen). Gedreven door de honger en de lage buitentemperatuur zochten we onze toevlucht in een niet al te gezellig eetcafé, waar, aan een tafeltje verderop, een macho-man en een verlepte vrouw in het Frans en met een bier met een te hoog alcoholgehalte voor hun neus, duchtig ruzie zaten te maken. Brusselaars, zo kon ik uit de "conversatie" opmaken (en ik die dacht dat Blankenberge de vakantiestad was van goedlachse Antwerpenaren). Hij verweet haar op luide toon alles wat niet fraai is. Wat zij in zijn richting siste kon ik niet zo duidelijk horen, maar moet van hetzelfde gehalte zijn geweest. Très basse classe. Over de bediening en het eten viel overigens niet te klagen. De kelner deed zelfs zijn best om de francofone bekvechters tot enige discretie aan te manen. 
We bezochten nog de Blankenbergse pier - toch een bouwsel dat de grandeur van het verleden zou moeten in stand houden en oproepen : hij lag er verwaarloosd en ambiance-loos bij. Inmiddels had ik al begrepen dat ik mijn echtgenote en mijzelf, zelfs in het kader van een gedurfd, licht-masochistisch-getint breek-met-je-taboeplaatsen-project geen vakantie in Blankenberge kon aandoen. Men moet de depressie toch ook niet najagen. We zijn vervolgens nog naar Oostduinkerke gereden - het plaatsje van enkele zonnige vakanties uit mijn jeugd, en uit latere jaren. Ik werd er alleen maar nog treuriger van : elke keer als ik er kom is er weer een stuk van de duinen waarin ik als kind speelde, ingenomen door van die protserige villa-achtige appartements-gebouwen. Niets herkenbaars blijft er nog over. Waar is de tijd dat Vlaamse schrijvers en kunstenaars zoals Felix Timmermans in dit badplaatsje rust en verpozing vonden ?  Zelfs in mijn eigen kinderjaren had het nog een eigen stijl, en veel natuur. De definitieve ommekeer is er gekomen door de gemeentefusies van 1977, toen Oostduinkerke bij Koksijde werd gevoegd  en ook op vlak van uitzicht in de kortste keren zijn eigen karakter verloor. Zucht naar groot en klein profijt, tamme en corrupte overheden en een hemeltergende kortzichtigheid in het algemeen hebben het duinen- en polderlandschap aan heel onze Vlaamse kust herschapen in een Benidormiaans inferno van steen en beton : een eindeloze rij stijlloze appartementsblokken, verbonden door autogeraas en lunaparken.  
"Als we nu eens iets huurden aan de kust in Zeeland ?", opperde mijn vrouw kort nadat we, -ik in een neerslachtige bui-, weer uit Oostduinkerke vertrokken waren. Ik vond het een goed idee. We kenden de Zeeuwse kust al een beetje, van ééndaagse uitstapjes : Cadzand, Breskens, Westkapelle, Domburg, Oostkapelle... Even later reden we door Middelkerke, waar de concentratie van troosteloze vakantiekazernes zowat haar hoogtepunt (of beter : dieptepunt) bereikt. Wat ik eerst geen slecht voorstel had gevonden, nam hier de allures van een briljant idee aan.  
En dus huurden we, via internet en e-mail, een bungalowtje aan de kust in Zeeland. Mijn target was Domburg - in de 19de eeuw een mondain badplaatsje, en vooral ook bekend door de kunstschilderskolonie die er in de twee eerste decennia van de twintigste eeuw aan het werk was (met als bekendste namen Jan Toorop en Piet Mondriaan). Omdat het ook in kleine stadjes veelal druk en moeilijk parkeren is, paste ik mijn beproefde tactiek toe : een verblijfplaats zoeken op het omringende platteland, op loopafstand van de stedelijke gezelligheid. Onze keuze viel op een huisje dicht bij de zee (tussen ons en het strand enkel een strook niet-toegankelijk natuurgebied), gelegen op het grondgebied Oostkapelle. De loopafstand naar Domburg viel in de praktijk nogal pittig uit, en binnen deze zelfde bui-van-bekentenis geef ik ook toe dat we daarom bij uitzondering al eens de auto namen.  
We huurden het bungalowtje rechtstreeks van de eigenaars, Richard en Anneke uit Goes, en het dient gezegd : het was smaakvol ingericht, en op vlak van huisraad was werkelijk alles voorradig wat je maar enigszins nodig kon hebben (degelijke verwarming inbegrepen) - een heel contrast met de appartementen die we vroeger wel eens huurden aan de Belgische kust, waar je het in de regel moest stellen met op vlak van meubilering afleggertjes van de eigenaar, en op vlak van bestek het minimum minimorum (en soms zelfs dat niet).  Op de dag van onze aankomst bezorgden de eigenaars ons nog twee fietsen - en dus hebben we ook gefietst, zoals dat hoort in Nederland !
"Aardige, hartelijke mensen zijn die Hollanders wel.  Wat staan ze veel dichter bij ons dan onze 'landgenoten' de Walen", schreef Ernest Claes anno 1934 in zijn dagboek (1). Ik geef hem overschot van gelijk (en natuurlijk dient de term 'Hollanders' hier begrepen als : Nederlanders). Die vlotheid en vriendelijkheid ondervonden we onder andere in de Toyota-garage in Goes, waar we een kleine herstelling aan onze auto moesten laten uitvoeren. En ere wie ere toekomt : ook de "VAB", de Vlaamse Automobilistenbond, stond ons in onze pech-langs-de-weg-situatie (tijdens een uitstapje naar Zierikzee) deskundig terzijde. Hun "Uit"-magazine mag (naar mijn smaak) dan wel weinig voorstellen, de dienst hulp-bij-pech-in-het-buitenland leverde voortreffelijk werk !
En ja, het wonder voltrok zich. In Zeeland vond ik de kust van weleer, de vakantie-aan-zee van vroeger, terug : rust, stilte, natuur, lage bevolkingsdichtheid (maar voldoende mensen om het gezellig te maken), weinig autoverkeer, geen islamitische hoofddoekjes of boerka's (wel heel soms nog een dame in aloude Zeeuwse klederdracht), nauwelijks migranten trouwens (wel nogal wat Duitse toeristen, die echter geen overlast veroorzaakten), geen ordinair-ruziënde Brusselaars, wegen en dorpjes en stadjes op mensenmaat, weidsheid, ademruimte... Langs de grote, met bomen omzoomde laan die in de buurt van ons huisje naar de zee leidde lag hier en daar een stemmig restaurantje (in een setting die me deed denken aan deze waarin de eerste en échte "moeder Siska" ooit haar wafels bakte). En of we daar lekker gegeten hebben, bij "Jansens en Co", in "Het Rijswijksche Huis", in het "Dennenbos" en (voor de kleine of de hele late hap) in de "Boschhoek" !
Ik had dan wel geen persoonlijke kindertijdherinneringen aan de Zeeuwse kust (al heb ik met mijn ouders wel eens de boottocht Breskens-Vlissingen gemaakt, en "miniatuur Walcheren" bezocht) - maar de sfeer : de lucht, de zon, de wolken, de bomen, de duinen, het zand... zowel van mijn verleden als van het verleden... dat vond ik hier weer. Met niet meer dan enige verbeeldingskracht beleefde ik afwisselend de fifties, de Belle Epoque, de 19de eeuw... Ik was op een andere plaats en vooral in andere tijden.  
Toen ik met dit weblog begon zette ik, in de marge rechts, bij wijze van "profiel", een foto van mij uit 1961 : staande op een duintop, in Oostduinkerke. "Sinds die tijd is alles veranderd" schreef ik. Lopend langs de branding, dit jaar, vijftig jaar later, dacht ik : iets is nog zoals toen, zoals vroeger, zoals het altijd geweest is : de geur van zee en strand, het ruisen van de golven, de frisse bries die je longen nieuw leven inblaast, het knarsen van de schelpen onder je voeten, de schreeuw van de meeuw, het duingras in het warme zand... Niets is eeuwig, maar de zee komt er misschien wel het dichtste bij. Ik weet het : elke golf die aanrolt is nieuw, en je kan nooit tweemaal baden in hetzelfde water.  De getijden gaan hun gang.  Maar het geheel, het grote geheel van de zee, dat was niet veranderd.

(1) E. CLAES, Uit de dagboeken van Ernest Claes, Uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 1981, blz. 70.
De foto boven dit artikel maakte ik op 23 mei in Domburg.

vrijdag 20 mei 2011

Arcanjo


Mijn uitgangspunt voor dit weblog was en is : elke week één foto "die iets zegt" en een tekst die dat hopelijk ook doet.  Soms is het zoeken naar een technisch kwaliteitsvol en inhoudelijk zinvol beeld - maar er zijn weken dat ik het me hartsgrondig beklaag dat ik het bij één foto moet houden, en dat de keuze verscheurend is.  Dat laatste was deze keer weer eens het geval.  De foto van "Arcanjo" die boven deze tekst staat toont slechts een deel van dit indrukwekkende kunstwerk, en dat op een bepaald moment : bij avond, en belicht door een flitslamp. Het is één van mijn foto's van het werk, en het is mijn keuze om juist deze (detail)foto boven dit blogbericht te zetten (want ik had er een hele reeks gemaakt).  De opname geeft dus een allesbehalve "objectieve" kijk op dit beeld.  Dat past dan prima bij wat ik in deze tekst ga doen : weer eens lekker eigenzinnig zijn, en u mijn interpretatie van de "Arcanjo" voorschotelen.
Toch zou het niet slecht zijn mocht u ook een meer "zakelijk" en algemeen zicht op dit kunstwerk krijgen : dat kan perfect door even te "googlen".  Doet u dat dan niet op het zoekwoord "Arcanjo", want dat is het Portugese woord voor "aartsengel", en dan geeft "Google-afbeeldingen" u een hele hemel vol met alle mogelijke aartsengelen, behalve deze.   Ik verklap u het geheime kneepje : tik de naam van de kunstenaar in en u krijgt enkele foto's van onze "Arcanjo" bij daglicht en in zijn geheel (enkele maar, inderdaad, want dit kunstwerk is nog jong en relatief onbekend).  U zal allicht vaststellen dat die opnamen prozaïscher en minder expressief zijn, zodoende zal u mijn ijdelheid als fotograaf strelen - maar dit geheel terzijde natuurlijk.  Ik weet het, ik ben u de naam van de artiest nog schuldig : de "Arcanjo" is het werk van de hedendaagse Portugese kunstenaar Aureliano de Aguiar. 
Ik ben op dit beeld gebotst een goed jaar geleden, toen mijn vrouw en ik op onze second honeymoon in Portugal gedurende enkele dagen in Vila Nova de Milfontes logeerden.  Bij onze eerste honeymoon hadden we dit plaatsje ook aangedaan en er zelfs nog in een echte casa Portuguesa verbleven.  Inmiddels schijnt Vila Nova de Milfontes uitgegroeid te zijn tot een "in het toeristisch seizoen" mondaine en drukke badplaats, waar vooral "de jeugd" neerstrijkt - maar, en dat is natuurlijk het grote voordeel van de pensionado : wij waren er in mei, en toen was het er heel rustig en kon men er ongestoord genieten van het natuurschoon langs de zee.  In hotel "Eira da Pedra" aan de Rua des Pensoes (!) troffen we onder de weinige andere gasten zowaar nog "een jong koppel" uit het Antwerpse.  
Vila Nova de Milfontes ligt in de Alentejo, die hete, droge, ruige, dun bevolkte streek die mijn favoriete deel van Portugal vormt.  In Vila Nova de Milfontes mondt de Rio Mira uit in de Atlantische Oceaan (wat we van op het balkon van onze hotelkamer goed konden zien).  Het is een oord van zandstranden (Praia Franquia, Praia do Farol…), hoog opspattende golven, steile rotsoevers.  Op een klein, geheel verlaten strandje komen we oog in oog met een door-en-door verroest, aangespoeld scheepswrak - zeer fotogeniek, die warme roestkleur, dit verval in de blakende zon.  
En daar staat het dan, hoog op de rotskust : het beeld "Arcanjo" van de plaatselijke kunstenaar Aureliano de Aguiar.  Ik vermoed dat het uit brons is gemaakt, en minstens gedeeltelijk ook uit gerecupereerde metalen objecten bestaat.  Het lijkt een vorm van assemblage-kunst.  Noch ter plaatse, noch op het internet is er veel nadere technische informatie over het werk te vinden.  "Indruk-wekkend" (het koppelteken staat hier op zijn plaats), dat is de term waarmee ik de ontmoeting met deze aartsengel het best kan omschrijven.  Een bijzonder imposante, robuuste figuur, die met forse voeten op een rotsblok staat !  Het beeld is 3,5 meter hoog, en dateert uit 2007.  
Enkele weken geleden, in mijn blogbericht over Thomas Mann, heb ik al gepleit voor het recht van de beschouwer om aan het werk van de kunstenaar een eigen interpretatie te geven - een eigen inhoud, eventueel gans anders dan de door de artiest bedoelde.  Noem het desnoods een soort recht op dwaling. Deze week ga ik van dat recht weer eens volop en voluit gebruik maken !  De "Arcanjo" een aartsengel ? Toen ik het beeld zag en fotografeerde wist ik niet eens dat dit de titel van het werk was (ter plaatse viel die benaming nergens te bespeuren).  Voor mij niks aartsengel hoor, voor mij was en is dit een echte ecce homo - ziehier de mens !  
Ja, ik had natuurlijk die vleugels opgemerkt : maar, so what, wij mensen kunnen toch vliegen zeker - letterlijk (zij het niet zo elegant als de vogels, we hebben er een machien voor nodig), maar vooral ook figuurlijk, met onze gedachten, met onze fantasie…  daarmee zweven we zelfs door de tijd (ik doe het op dit blog elke week).  Dus de mens afbeelden met vleugels, dat is helemaal niet gek.
Ook die stoerheid vond ik prachtig, die stevige benen en voeten van het beeld (waar ik detailfoto's van heb gemaakt) : want de mens is geen mietje, hij is een denker en een doener, hij neemt het heft in handen, hij pakt problemen aan en lost ze op.  Hij bouwt huizen en auto's en computers en MRI-scanners en wat nog al niet allemaal - hij blaakt van daadkracht en van technisch vernuft (dit laatste mooi gesymboliseerd door al dat werkplaatsgetuig dat in het beeld verwerkt zit).  Hij schrijft prachtige sonates en sonnetten, doorgrondt de materie en de kosmos.  De mens is een god, en niet enkel in het diepst van zijn gedachten, hij heeft verwezenlijkt en gepresteerd wat in de oude verhalen enkel voor de goden was weggelegd.  Dus is die 3,5 meter hoogte van het beeld helemaal terecht : ziehier de mens, een groot en groots wezen.  
Ik weet het, dat ecce homo verwijst traditioneel naar de lijdende Christus.  En lijden dat doet de mens ook. Want ondanks alle stoerheid is de kolos die aan de mondig van de Rio Mira staat ook een schrijnende figuur.  In pijnlijke wanhoop heft hij zijn armen ten hemel.  Wanhoop omdat… u raadt het al : de tijd, de jeugd en het leven…  als, jawel, zand door zijn handen glijden, en de dood aan het eind van het verhaal altijd de onoverwinnelijke overwinnaar is.  De mens is een god, maar hij is geen onsterfelijke god - dat is het grote tekort. En de radeloosheid over dit uitzichtloze lot,  die lezen we in de ogen en de opengesperde mond van het beeld : kijkt u maar eens op de foto.  (By the way, u weet toch dat u de foto's die boven mijn blogberichten staan op een veel groter formaat kunt bekijken, gewoon door er even met uw linkermuisknop op te klikken ?).
Dàt zag ik dus allemaal in die reus van Aureliano de Aguiar, daar in Vila Nova de Milfontes, in mei 2010.  Ik fotografeerde het beeld op dinsdag 25 mei (onze laatste dag in het plaatsje), een keer in de voormiddag en nog een keer bij valavond, met flitslicht.  Na die tweede foto-sessie zijn we niet-typisch-Portugees maar erg lekker gaan eten in restaurant "Paparoca", uitgebaat door een bijzonder joviale Oekraïense madam, die ons als dessert de heerlijkste chocaladecake en frambozenbavarois voorzette (en haar wijn mocht er ook zijn). Want juist door dat glijdend-zand-karakter van het leven moet men er bij tijd en wijle met volle teugen van genieten.
Natuurlijk klopte mijn interpretatie van de "Arcanjo" van geen kanten, dat wist ik toen al.  Want ja, ik moet het nu opbiechten : het beeld heft de armen weliswaar ten hemel, dat klopt, maar… het heeft in zijn handen een globe vast, een wereldbol !  Toen dacht ik nog : ja, die Portugezen met hun ontdekkingsreizen (Hendrik de Zeevaarder, Magellaan en zo, u kent dat verhaal wel), hier staat natuurlijk het archetype van de onverschrokken reiziger die de wereld verkent en de verten in handen neemt…  
Later, terug thuis, in mijn zoektocht naar informatie over het beeld, vernam ik de ware toedracht : Aureliano de Aguiar wou met zijn beeld het probleem van de opwarming van de aarde aankaarten (of aanklagen, dat weet ik niet).  En inderdaad, bij nader toekijken zie je zowaar hier en daar zweetdruppels van de aardbol druipen !  Of is het smeltwater ?  Ach, ach, Aureliano toch !  Het spijt me vriend, maar ik heb het niet zo begrepen op kunstenaars die menen het televisiejournaal en zodoende de hype of de waan-van-de-dag achterna te moeten lopen.   Want ja, ongetwijfeld is er een klimaatwijziging aan de gang (niks uitzonderlijk : het klimaat is nu eenmaal geen stabiel fenomeen, het verandert voortdurend in wisselende tempi), en misschien speelt de mens daarin een rol…  Maar ik denk dat nog veel tijd zal moeten verstrijken en nog veel lange-termijn onderzoek zal moeten gebeuren voor we een beetje een zinnig zicht krijgen op dit soort ontwikkelingen (waarmee ik geenszins wil zeggen dat we er niet met alle macht moeten naar streven de lucht die we inademen zo zuiver mogelijk te houden).
Voor het overige denk ik dat er aan dat opwarmingsverhaal nogal wat onheilsprofeterij vastzit, en aangekondigde rampspoed heeft in de regel de neiging zich niet voor te doen (échte catastrofes doen zich onverwacht voor, vraag het heden ten dage maar aan de Japanners).  Hoe paniekerig werd enkele jaren geleden niet aan de alarmklok getrokken wegens de vervaarlijke "zure regen" : die ging zowat alle bossen van onze planeet in de kortste keren om zeep helpen (kijk maar : daar staat al een boom met twee droge takken !).  Nog iets van die "zure regen" gehoord sindsdien ?  Neen, want nu is de opwarming van de aarde à la mode, en omdat het scepticisme daaromtrent groeiende is, komt men al met het nog weer nieuwere probleem van de bio-diversiteit aanzetten om op kosten van de belastingbetaler leuke internationale congressen voor kabinettards en soortgelijke figuren te organiseren.
Kunst moet zich, wat mij betreft, op fundamentele zaken toeleggen, en niet op het napraten van de talk-shows van de massamedia.  En dus wil ik op dat geweldige beeld van de "Arcanjo" (want een schitterend kunstwerk blijft het natuurlijk), die showbizz-zweetdruppels niet zien.  Die aardbol, die is wat groot om naast te kijken natuurlijk, die moet ik dus in mijn eigen(zinnige) ecce homo-interpretatie een plaats geven  : die staat wat mij betreft dan maar voor het feit dat de mens de wereld vast heeft, veroverd heeft, aan zijn meesterschap onderworpen heeft.  De mens, die stoere bink, heeft, zoals God vroeger, the whole world in his hands.  Eén ding heeft hij echter niet vast, kàn hij niet vasthouden : de tijd.  Dat is het tragische lot van de mens.  Daarover schreeuwt hij zijn wanhoop uit.  Dat is veel erger dan een klimaatschommeling.

vrijdag 13 mei 2011

Nachtrust



Soms, héél soms, hang ik al eens de zeurpiet uit.  Vandaag bijvoorbeeld.  De oorzaak dient gezocht in het feit dat ik te weinig geslapen heb, de aanleiding in de volkomen triviale omstandigheid dat ik toevallig het maandblad "Uit Magazine" van… oktober 2010 in handen kreeg.  Het moet in die dagen domweg naast de oud-papier-doos zijn gevallen, zodoende geheel onterecht aan de maandelijkse ophaling zijn ontsnapt, en ergens in een duister hoekje van ons huis overwinterd hebben.   Nu was het plots weer opgedoken en werd het door mijn vrouw onder mijn neus geduwd, met de vraag of ik het misschien ooit met een bepaalde bedoeling opzij had gelegd… (hetgeen geenszins het geval was).
Ach, dat "Uit Magazine" !  We krijgen het elke maand ongevraagd in onze bus omdat we aangesloten zijn bij de Vlaamse Automobilisten Bond, de VAB.  We zijn daar lid van omdat we de wegenwacht van deze organisatie heel erg waarderen (vooral als we ergens "in panne" staan), en omdat het een Vlaamsgezinde vereniging is (wat van het Brusselse Touring Secours/Touring Wegenhulp, dat ook aan pechverhelping doet, niet kan gezegd worden).  Nu van die Vlaamsgezindheid valt in het glossy magazine "Uit", buiten een "Standpunt"-rubriekje, weggemoffeld ergens in het blad, niet veel meer te merken.  In de tijd dat good old Jozef Van Overstraeten het boegbeeld was van wat toen nog de VTB/VAB heette, was dat wel grondig anders.  Het wegvallen (in de kop van het tijdschrift) van  het eerste letterwoord, "VTB", dat stond voor "Vlaamse Toeristen Bond", is al veelzeggend. Maar er is (veel) meer.  
Ik herinner mij dat wat nu de nietszeggende titel "Uit Magazine" draagt, destijds "De Autotoerist" heette, en een zeer degelijk blad was, met artikels waarin de culturele en de historische dimensie nooit ontbraken. Een schril contrast met het oppervlakkige life-style geleuter over koken, restaurants, bed-en-breakfasts, wijnen, gadgets… waar het tijdschrift nu mee gevuld is (de prietpraat over auto's wil ik, gelet op de automobilistische aard van de vereniging, nog vergeven).  Uiteraard duikt in elk nummer ook nog de onvermijdelijke "bekende Vlaming" op, van wie we zo nodig moeten vernemen of die nu voorbereid dan wel (stel u voor !) onvoorbereid op reis gaat - én de jongste tijd (zo heb ik gemerkt) ook nog een zekere Alain Grootaers die naar Spanje is verhuisd en ons van daaruit, ongetwijfeld als een soort bijverdienste, nauwgezet op de hoogte houdt van al de problemen die zich bij vestiging in zo'n uitgedroogd Spaans boerengat voordoen.  
"Uit" brengt met andere woorden maand-in, maand-uit dezelfde humbug waar de televisiezenders ons al dagelijks mee om de oren slaan.  En die je bijvoorbeeld ook ten overvloede aantreft in de kilo's "Weekend"-pulp die bij een blad als "Knack" worden meegeleverd : voor mij de voornaamste reden waarom ik als koper en lezer voorgoed afgehaakt heb.  Ja, ik weet wel, al die life-style-truut wordt uitgemolken omdat men er adverteerders en dus geld mee binnen haalt, maar dat het maandblad van een vereniging met stevig contributie betalende leden als de VAB redactioneel zo de ondraaglijke lichtheid van het bestaan etaleert, is toch wel een beetje beschamend.  Want ach, restaurants zijn er om te gaan eten, wijn is er om te drinken, bed-and-breakfasts en hotels zijn er om te logeren, auto's om in te rijden…  en niet om over te leuteren.  En wat al die horeca al dan niet waard is… om dat te vernemen zijn er zeer overzichtelijke internetsites waar je in een paar muisklikken ingelicht wordt door de gewone klanten, en niet door pseudo-journalisten die er gratis gaan eten, drinken en logeren zijn, en het natuurlijk allemaal prachtig vinden.
Dit alles, beste lezer, nog maar ter inleiding.  Terug nu naar het "Uit Magazine" van oktober 2010 dat zich zo incidenteel aan mijn aandacht aanbood.  Ik stond al op het punt om het sofort weer naar "de doos met het oud papier" te verwijzen, toen mijn vrouw me opmerkzaam maakte op een titeltje op de voorpagina : "Alles voor je nachtrust !  Dossier slapen".  Als trouwe lezer van dit blog weet u al dat ik een slechte slaper ben… dus ja, misschien viel er nu toch eens iets nuttigs uit dit van oppervlakkigheid glimmende blad te halen…  
Hm, hm.  Het "dossier" bleek in alle opzichten flinterdun - en jawel, omgeven door paginagrote reclames voor diverse leveranciers van bedden, en warempel zelfs geïnfiltreerd door als redactionele-tekst-vermomde-reclameboodschappen (men moet toch maar durven) !  De argeloze lezer rücksichtslos uitgeleverd aan de adverteerder, de journalist als medeplichtige.  Redactionele small-talk ("informatie" zoals je die aan de toog van om het even welk café kan krijgen) als excuustruus voor de commercie. Kassa, kassa !  
Aan één onderdeel van het "dossier" heb ik toch nog flink wat plezier beleefd : "10 Tips voor een goede nachtrust".  Ik moet het toegeven : deze "tips" bleken bijzonder confronterend (!) - hebben mij pijnlijk duidelijk gemaakt waarom ik zo slecht slaap.  Eigenlijk mag het, gelet op de mate en de vasthoudendheid waarin ik deze stelregels voor een goede nachtrust al jarenlang niet toepas, een wonder heten dat ik überhaupt nog slaap !  Ik pik er enige van mijn meest ergerlijke overtredingen uit…
Het begint al bij tip 1 : "… ga zoveel mogelijk op hetzelfde uur naar bed en sta op een vast uur op, ook in het weekend".  Lijkt me hét recept voor een oersaai leven !  Voor mij volstrekt onhaalbaar en onwenselijk. Tip 2 stelt dat "overdag minstens 20 à 30 minuten bewegen helpt om 's avonds beter in te slapen".  Ach, ach, er zijn dagen dat ik uren in de tuin werk, kilometers wandel… en dan toch in mijn bed lig met de vraag : wat lig ik hier eigenlijk te doen ?  Tip 2 is enigszins gerelateerd aan tip 7, die stelt : "ga naar bed als je moe bent (niet later, maar ook niet eerder)".  Ik ben nooit moe !  Ja, fysiek wel, maar geestelijk blijft mijn molentje onverstoord verder draaien.
"Met een volle maag gaan slapen is niet goed" zegt tip 4.  Ai, ai, ai…  De hele dag door ben ik een voorbeeld van soberheid, zelfbeheersing en versterving (toen ik nog een drukke baan had sloeg ik zonder verpinken vaak het ontbijt en soms zelfs het middagmaal over).  Maar 's avonds…  Nu, tip 4 laat wel "een lichte snack" toe, want "ook een lege maag houdt je uit je slaap".  Ik vrees echter dat mijn avond- en nachtelijke etentjes eerder de kwalificatie "onmatig" dan het etiket "lichte snack" verdienen.  Graag drink ik daar dan een glaasje wijn of een pintje kwaliteitsbier bij, en dat is volgens die strenge tip 4 natuurlijk ook weer uit den boze : het zou "een kop warme melk of kamillethee" moeten zijn.  Daar denk ik zo het mijne van, beste Uit-schrijfster : ik heb "ooit" eens 's avonds melk gedronken en, jawel, korte tijd later lag ik in het ziekenhuis met niersteentjes !  Melk is vooral goed voor de kalfjes, daar was ze oorspronkelijk voor bedoeld. En ook voor oudere dames, als één van de middelen om osteoporose tegen te gaan - maar dit geheel terzijde.
Tip 5 bezweert ons voor het slapengaan de stress uit ons hoofd te zetten.  Wordt u daar ook zo verschrikkelijk zenuwachtig van als u dat probeert ?  Volgens tip 5 kunnen we de avondlijke stress bannen door "een to do-lijstje voor de volgende dag" aan te leggen.  Hemeltje !  Als ik er alleen nog maar aan denk wat ik de volgende dag allemaal niet zou moeten doen - en wat ik de volgende weken, maanden en jaren nog zou moeten, kunnen en willen doen…  En er misschien niet de tijd voor zal krijgen…  En dat dan ook nog moeten opschrijven !  En je zal zien : nu ligt er net weer geen potlood of pen op mijn nachtkastje… moet ik dus eerst weer opstaan om…   En waar is mijn leesbril ?  Want om te schrijven heb ik mijn leesbril nodig…
Tip 8 : "als je de slaap niet kunt vatten, blijf niet liggen woelen, maar sta op en ga iets rustigs doen…".  Ha, eindelijk eens een principe waar ik aan beantwoord !  Want inderdaad : het is al menigmaal gebeurd dat ik tijdens een slapeloze nacht mijn matras verlaat en in de huiskamer een beetje televisie ga kijken.  Maar nee, dat is volgens de betweterige tipgeefster dan ook weer verkeerd : "kijk liever geen tv, want dat activeert de hersenen te veel".  Dat laatste valt bij de meeste zenders nogal mee zou ik denken. 
Ook bij tip 9 zit ik er weer helemaal én grondig naast.  "Richt de slaapkamer in met neutrale tinten en ban de tv, computer en hometrainer" !  Wat staat er op onze slaapkamer ?  (1) Een televisietoestel, (2) een computer, (3) een home-trainer !  En het plafond heb ik destijds, in één van mijn geïnspireerde momenten, knalgeel laten schilderen, omdat ik dacht dat dit het opstaan 's morgens zou "verzonnigen".  Bij tip 9 valt overigens een zekere innerlijke contradictie in de tip-ologie te constateren, want bij tip 6 staat dat je de kamer goed moet verduisteren. In dat geval zal de tint van muren en zoldering er voor de nachtrust toch niet toe doen zeker ?
Bij tip 10 tenslotte komt de commerciële aap onverbloemd uit de mouw : "investeer in een goed bed" !  Daar zullen de ledikantfabrikanten die het nachtrust-dossier met hun reclame opgesierd hebben het zeker eens mee zijn.  En natuurlijk hebben die het volste recht hun waar aan te prijzen.  Maar de makers van "Uit-Magazine", die zouden eens moeten leren dat de woorden "redactie" en "reclamebureau" géén synoniemen zijn.  En ik, ik heb heimwee naar de tijd van Jozef Van Overstraeten, toen de VTB/VAB nog een Vlaamsgezinde, sociale en culturele vereniging was, met zelfs een beetje een volksopvoedend karakter. Van Overstraeten (1896-1986) was een man met ideeën en idealen.  Ik heb de indruk dat zijn erfenis in handen is gevallen van gladde, inhoudsloze poenpakkers.  Maar ze mogen zeggen dat ik een zeurpiet ben. Soms ben ik dat inderdaad.  Héél soms. Vandaag bijvoorbeeld.


Afbeelding : "Morpheus en Iris", olieverfschilderij van Pierre-Narcisse Guérin, 1811, Hermitage Museum, Sint-Petersburg, via Wikimedia Commons.  Morpheus was de Griekse god van de droom, zijn vader Hypnos die van de slaap.  Iris was de boodschapster van de Griekse goden en ook wel de godin van de dageraad.  De schilder Pierre-Narcisse Guérin was een typisch vertegenwoordiger van het Neo-Classicisme.