vrijdag 3 augustus 2012

Conscience aan zee


Wat moet ik mij voorstellen bij het jaar 1874? Mijn betovergrootvader Jozef Wollebrants - de eerste Wollebrants van wie een portret is bewaard - werd op de 17de januari veertig jaar. Zijn oudste zoon, mijn overgrootvader Pieter Aloïs Wollebrants, werd op 26 september zestien. Op 5 april ging in Wenen de operette Die Fledermaus van Johan Strauss junior (°1825) in première. Over Engeland en zijn kolonies regeerde koningin Victoria (°1819), over België Leopold II (°1835), over Nederland Willem III (°1817).
Waarom wil ik mij iets voorstellen bij het jaar 1874? Omdat de grote volksschrijver Hendrik Conscience in dat jaar een voettocht maakte langs (een deel van) de Vlaamse kust, van De Panne tot Nieuwpoort. Hij stapte op het strand, waadde in de branding, zwoegde door de duinen… op een strook Noordzeekust die ik goed heb gekend, waar ik vaak zelf heb gelopen. Het traject van de Conscience-tocht van 1874 viel daarenboven voor een groot deel samen met dat van mijn Bray-Dunes-expeditie van 1962, die ik hier vorige week uitvoerig uit mijn jeugdherinneringen opdiepte.
Hendrik Conscience was 62 in 1874 (pas op de 3de december zal hij 63 worden), en (sinds 1868) conservator van het Wiertz-museum in Brussel. Zo'n vijf jaar eerder had hem een onnoemelijk zware tegenslag getroffen: zijn twee zonen, Hildevert en Hendrik - de ene 25 jaar, de andere 11 jaar - waren kort na elkaar gestorven. Slachtoffers van een tyfus-epidemie.
Conscience maakte graag voettochten, dat is een wetenswaardigheid die al zijn biografen ter sprake brengen, en waar men ook in het werk van de auteur sporen van aantreft.
"Conscience was een groot liefhebber van reizen, vooral reizen te voet. Dit moest de zenuwen stillen, de mens afbeulen, de lichaamssterkte plooibaar maken. Dit heette hij, in zijn eigenaardige uitdrukking: zijn beer temmen. Wie, onder zijn vrienden, heeft niet zo een reis medegemaakt!  Wie onder hen heeft de man niet bewonderd, zo onder opzicht van lichaams- als van geesteskracht! Nooit vermoeid, liep hij steeds vooraan. Terwijl men aan het klimmen of aan het dalen was, iedereen van vermoeidheid zijn benen met moeite voortsleepte, en afgemat naar adem zocht, vertelde Conscience onophoudelijk allerhande kwinkslagen". Aldus Aldemar Van der Cruyssen in zijn boek Mijne herinneringen aan Conscience.
Aldemar Van der Cruyssen… weer zo'n volkomen vergeten Vlaamse schrijver, van wie het werk ons binnenvoert in een vervlogen tijd… ons zodoende de heerlijke mogelijkheid biedt uit de begrenzing van de onze te treden… de beperktheid van ons hic-et-nunc-bewustzijn, dus van onszelf, te doorbreken… ons te laten fascineren door een andere wereld…
Aldemar Van der Cruyssen (1836-1926: ja, u ziet het goed: de man is negentig jaar oud geworden) was eerst onderwijzer in zijn Oost-Vlaamse geboortedorp Nevele - dan in het West-Vlaamse Kortrijk. In 1868 werd hij kantonnaal opziener (inspecteur) van het lager onderwijs in Tielt, vervolgens (in 1878) provinciaal schoolopziener van West-Vlaanderen, en tenslotte (in 1885) hoofdopziener lager onderwijs van de arrondissementen Mechelen en Turnhout. Hij schreef vooral romans en novellen - steeds met een sterk documentaire inslag. Van der Cruyssen was een Vlaamsgezinde liberaal: van 1901 af zetelde hij in de provincieraad van Antwerpen. Zijn Herinneringen aan Conscience verschenen in 1904.
Aldemar Van der Cruyssen was een vriend van Conscience, ondanks een aanzienlijk leeftijdsverschil: Van der Cruyssen was pas 38 in 1874. Ik vermoed dat de vriendschap dateerde uit de tijd dat beiden hun standplaats hadden in Kortrijk, Conscience als  arrondissementscommissaris, Van der Cruyssen als onderwijzer. In 1874 zagen ze mekaar terug ten huize van Consciences dochter Maria en schoonzoon Gentil Antheunis - toen een jong paar - in het West-Vlaamse plaatsje Torhout.
"Ik was tot het ambt van Kantonalen Opziener van het lager onderwijs geroepen geworden. In die hoedanigheid maakte ik, in het jaar 1874, deel van de Jury der uitgangsexamens van de normaalschool te Thourout", zo vertelt de ons nu al goed bekende Aldemar Van der Cruyssen in zijn Herinneringen. "Ik was gehuisvest bij den schoonzoon van Conscience, dichter Antheunis. (…). Conscience kwam er aan. Hij was uitgenoodigd op de inhuldiging van de nieuwe badplaats Middelkerke. Hij stelde mij voor met hem naar de Panne (sic) te gaan, gehucht van Adinkerke, in den uiterste hoek van Vlaanderen. Vandaar zouden wij ons te voet langs de zeekust naar Middelkerke begeven. Ik beschikte juist over een paar rustdagen en nam natuurlijk het aanbod gretig aan".
Tussen haakjes: het was voor Conscience geen kennismaking met de Westkust. Hij was er van vroeger mee vertrouwd, had er rondgedwaald door de ongerepte natuur en er de dun gezaaide vissersbevolking ontmoet. Zowel de omgeving als de mensen kwamen aan bod in zijn historische roman Bella Stock uit 1861, die aanving met een tot de verbeelding sprekende beschrijving van de streek, deze "barre zandwoestijn van vele uren lengte en van meer dan eene halve mijl breedte" met haar "duizend en duizend zandheuvelen, van verschillenden vorm en grootte".
Er lag daar een natuurlijk paradijs dat we voor altijd verloren hebben... "Het ruischen der zee in de verte, de plechtige stilte, die heerscht tusschen de duinen, de afwezigheid van alle geboomte, de onverstoorde eenzaamheid: alles draagt bij om den geest des aanschouwers te verrassen en hem in droomachtige gepeinzen te doen wegzinken".
Terug naar de voettocht van 1874, en naar het relaas dat Aldemar Van der Cruyssen er jaren later van ophing… "Wij begaven ons op reis, met een wandelstok gewapend, en een pakje onder den arm dat eenige kleedingstukken bevatte. Op de Panne was niet veel te zien; maar voor mij was dit oord veel schooner en indrukwekkender dan hetgeen het thans geworden is. Geen villa's zooals nu; geen hotels, geen winkels! Een enkel gebouw, eene soort van houten barak, op pijlers, was om zoo te zeggen tegen de kust geplakt. De duin is er zeer breed, en een menigte visschershuisjes en huttekes lagen wijds en zijds in de zandige gronden verspreid. In eene nog al tamelijk lange straat zag men ook een ganse rij zulke huisjes. (…).
Wij stapten af in de eenigste afspanning, die er te vinden was, op nogal ruimen afstand van het strand gelegen. Na het middagmaal gingen wij verder (…). Wij liepen langs het strand, zoo dicht mogelijk bij het water. Het was een heet brandend weer. De zon stond helder aan den hemel en zond hare vurige stralen tot ons. Geen windje gevoelden wij: geen het minste gerucht trof ons oor, tenzij het eentonig geruisch der zachte, stille zee. Wij stapten steeds voort; maar waren, door de plassen water, meer dan eens verplicht eenen omweg te maken.
Ineens hield Conscience stil en bukte zich. Ik keek om. Wat ging hij doen? Hij ontdeed zich van zijne schoenen en kousen, knoopte die ineen, en bond die aan zijnen stok. Hij sloofde de broek op tot boven de knieën, legde den stok op den schouder en stapte voort, zonder verder naar iets om te zien. Natuurlijk deed ik evenals hij.
En zoo liepen wij immer vooruit als twee kwajongens die zich om niets en om niemand te bekreunen hadden. Zoo stapten wij ook door het water, en onze beenen waren nu eens droog, dan eens nat, en de gloeiende zon brandde er gedurig op.
'Kom', riep eindelijk Conscience, 'daar hebben wij den grooten Blekker! Daar moeten wij op'. De groote Blekker is de hoogste duin der streek. Hij verheft zich in volle majesteit en schijnt de beschermer te zijn der overige heuveltoppen. Eenige minuten later stonden wij op het hoogste punt, en overheerschten duin en zee. (…).
Eindelijk kwamen wij te Nieuwpoort aan, het badplaatsje, pas aangelegd door de heer Benjamin Crombez, van Doornik, die er alles ingericht had. Op dat tijdstip bestonden daar weinig villa's; winkels in het geheel niet. De eigenaar gedoogde er niets anders dan bijzondere woningen en… een enkel hotel voor den gaanden man. Die er aankwam, moest in dit gasthof zijnen intrek nemen en zoo deden wij ook, gelijk ware, afgematte reizigers.
Nauwelijks had Conscience den voet in het huis gezet of een paar vrienden kwamen hem toegeloopen. Ik vergat te zeggen, dat dit in de Panne hetzelfde geweest was. Het waren oude kennissen uit Antwerpen. Zij waren te Nieuwpoort sinds eenige dagen en hadden er nog niet veel bezoekers gezien. Zij waren gelukkig Conscience, hun ouden vriend, aan te treffen, en kost wat kost, moesten wij bij hen het avondmaal nemen. (…). Redelijk laat begaven wij ons ter rust. Conscience en ik betrokken dezelfde kamer, eene ruime plaats met twee bedden. (…)".
De volgende dag wilden onze vrienden hun voettocht naar Middelkerke voortzetten. Maar… "Daarom hoefden wij de IJzer, kleine rivier die zich bij Nieuwpoort, badstad, in de zee werpt, over te steken. Doch het water stond zoo laag dat het niet mogelijk was een bootje te gebruiken. Wat gedaan? Een omweg maken, de stad door te gaan en zoo langs de groote baan de reis voort te zetten. Er was geene andere uitkomst. Vaarwel, aantrekkelijke reis langsheen de zee, voorwerp van al ons verlangen".
Het tweetal stapte nog tot in Nieuwpoort-stad ("het was zoo stikkend heet dat wij door en door bezweet waren, vóór wij te Nieuwpoort aankwamen"). In Nieuwpoort namen de mannen een rijtuig naar Middelkerke: "dit vervoermiddel was, hetgeen men in die streek noemt, een karreke: twee wielen, een groote bak en eene kap daarboven; van binnen twee banken; plaats voor vier menschen, die er op hun gemak zitten kunnen. De geleider zat op de eerste, Conscience en ik op de tweede bank".
Onze twee reizigers kwamen voorspoedig ter bestemming.

Afbeelding: zee, strand en duin tussen Oostduinkerke en Nieuwpoort, eigen dia, september 1981, digitaal/artistiek bewerkt 2012.
A. C. VAN DER CRUYSSEN, Mijne herinneringen aan Conscience, Antwerpen, 1904. Het gehele verhaal van de voettocht (dat ik slechts zeer gedeeltelijk heb geciteerd) is ook te vinden in: J. CRICK, Conscience, Intieme bladzijden uit zijn leven, St.-Amandsberg (Gent), 1938.
H. CONSCIENCE, Bella Stock, Tafereelen uit het leven der Vlaemsche visschers, Antwerpen, 1861. Ik citeerde uit de editie Brussel, z.j. (1912).
Biografische gegevens Aldemar Van der Cruyssen: internet, website Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, www.dbnl.org, geraadpleegd juli 2012; internet, website Odis, databank intermediaire structuren in Vlaanderen 19e-20e eeuw, www.odis.be, geraadpleegd juli 2007.