vrijdag 25 maart 2011

Andreas Martinus


In den beginne was… er het huwelijk van Andreas Martinus Wollebrants met Maria Anna Pinçet, gesloten in de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen, op vrijdag 27 maart van het jaar 1711.  Gedenkwaardig - want het gaat hier om de oudst bekende gebeurtenis uit de geschiedenis van onze familie, die hier in zekere zin dus haar aanvang mee nam.  Op zondag 27 maart 2011 is/was dat precies driehonderd jaar geleden !  Drie eeuwen Wollebrantsen !  Om dit heuglijke feit de nodige luister bij te zetten steek ik hier een stukje vuurwerk af op de plaats waar het allemaal begon !
Het huwelijk werd opgetekend in de registers van de Sint-Romboutsparochie van Mechelen.  Naar de gewoonte van die tijd : zeer summier.  Mijn (latere) echtgenote en ik ontdekten de aantekening op 2 september 1980 op het Stadsarchief van Mechelen, (toen nog) gevestigd in het "Oud Schepenhuis", waar we (toen nog) de originelen van de Mechelse parochieregisters konden inkijken. 
Hoe oud waren Andreas Martinus en Maria Anna toen ze trouwden ?  Was het hun eerste huwelijk ?  Waren ze in Mechelen geboren, of elders ?  Wie waren hun ouders ? Ik weet het niet.  Ondanks doorgedreven "research", -om te beginnen in Mechelen uiteraard-, ben ik er niet in geslaagd een historische bron te ontdekken die informatie over Andreas Martinus of zijn afstamming verschaft, ouder dan het huwelijk van 1711. 
Zodoende is Andreas Martinus de meest verre voorvader van wie ik het bestaan heb kunnen achterhalen.  Hij mag met recht en reden de stamvader van alle Wollebrantsen in de Zuidelijke Nederlanden worden genoemd, want van hem af loopt er een duidelijke, -aan de hand van schriftelijke bronnen aan te tonen-, afstammingslijn naar alle latere en huidige dragers van onze familienaam. 
Uit het huwelijk van Andreas Martinus en Maria Anna werden zes kinderen geboren, drie jongens en drie meisjes : Joanna Theresia (1712), Anna (1714), Joannes Jacobus (1716), Anna Margarita (1718), Petrus (1721) en Egidius (1724).  De drie laatste kinderen stierven echter zeer jong : Anna Margarita werd slechts twee jaar, Petrus anderhalf jaar, en Egidius hooguit één of twee dagen.  Uitzonderlijk was dat in die dagen zeker niet : in het Brabant van de 18de eeuw stierven 60 tot 65 % van de baby's in de week die volgde op hun geboorte.  Van elke 1.000 Brabantse borelingen die tussen 1700 en 1740 ter wereld kwamen bereikten er gemiddeld slechts 634 hun tiende verjaardag.  In vergelijking met de rest van Europa was dit, volgens de deskundigen, dan nog "een meer dan fatsoenlijk resultaat" (1) !
Waar in Mechelen hebben Andreas Martinus en Maria Anna gewoond ?  Aangezien hun huwelijk en de dopen van hun zes kinderen genoteerd staan in de registers van de Sint-Romboutsparochie, mogen we besluiten dat zij alleszins vanaf hun huwelijk in die parochie woonden.  Bij de begrafenissen van hun drie jongste kinderen werd in de parochieregisters ook de straat vermeld waarin het gezin toen gehuisvest was.  Zo weet ik dat het in januari 1721 in de Molenstraat (de huidige Thaborstraat) woonde, in oktober 1722 aan de Melaanbrug (ook Villerse Brug genoemd, de plaats waar men thans van de Persoonshoek overstapt in de Drapstraat), en in juli 1724 in de Koeistraat (de huidige Frederik de Merodestraat).
In wat voor een tijd hebben Andreas Martinus Wollebrants en Maria Anna Pinçet geleefd ?  Enkele historische "pennetrekken" om een beeld te schetsen…  Ik weet niet of Andreas Martinus en Maria Anna reeds voor hun huwelijk in Mechelen woonden, maar de uitzonderlijk strenge winter van begin 1709 zullen ze meer dan waarschijnlijk hebben meegemaakt, want die teisterde niet enkel onze streken, maar een groot deel van Europa.   Een kroniekschrijver uit Dendermonde die de gruwelijke koude zelf meemaakte, noteerde hoe "eene vrouw ende dry kinderen" doodgevroren langs de weg werden gevonden.  "Terwijl ik dit schryve voor het vier zittende, vriest den inkt in de penne..." voegde hij er aan toe (2).
In de aantekeningen van de Mechelse kroniekschrijver G. D. de Azevedo (1712-1782) lezen we : "Tseedert den nacht van den 5 januari tot diep in meert ist soo fellen winter geweest datter vele menschen ende beesten van koude gestorven sijn.  Int selve jaer, in de maend meert, sijn de wateren seer hoogh geweest, waer door groote schaede overal veroorsaeckt is, soo wel door het ijs als door de hooge waters".  Op die buitengewoon strenge winter volgde "eenen overgrooten dieren (dure) tijd van graenen door dien sij meest alle bevrosen syn geweest", aldus Azevedo (3).  De hoge prijs van het graan, -toen het basisvoedsel-, maakte dat er onder de gewone mensen honger werd geleden.
Op vrijdag 3 mei 1715 deed zich een zonsverduistering voor - een spectaculair gebeuren dat door Andreas Martinus met verwondering, -misschien ook wel met angst-, zal zijn waargenomen.  "Het begin was smorgens ten 9 uren, de gheele verduysteringh ten 10 uren soo doncker dat men alsdan de sterren heeft gesien in het firmament, ende de priesters tot het celebreren der missen licht noodigh hadden om te connen sien de letteren in den missael", aldus Azevedo (4). 
Op politiek vlak beleefde Andreas Martinus de overgang van onze gewesten, de Zuidelijke Nederlanden, van het Spaanse naar het Oostenrijkse gezag.  Anno 1700 waren het nog de Spaanse koning, een telg uit het geslacht van de Spaanse Habsburgers, én zijn landvoogd (de "gouverneur-generaal") die de plak over onze streken zwaaiden.  Op 1 november 1700 overleed de Spaanse koning Karel II echter zonder rechtstreekse erfgenamen na te laten.  Onenigheid over wie hem mocht opvolgen leidde tot de "Spaanse Successieoorlog" (1701-1713), uitgevochten  tussen Frankrijk (enerzijds), en een coalitie van andere Europese landen (anderzijds).  Onze gewesten werden in die tijd geheel tot speelbal van de toenmalige grote mogendheden.  In een eerste fase kwamen ze in de greep van het Frankrijk van "de zonnekoning" Lodewijk XIV, in een tweede fase in die van Frankrijks tegenstanders Engeland en Nederland (de Noordelijke Nederlanden, die toen de "Republiek der Verenigde Provinciën" heetten). 
Met (één van) de internationale verdragen uit 1713, die een eind maakten aan de "Spaanse Successieoorlog", en een aanvullende overeenkomst uit 1715, kwamen de Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van de Oostenrijkse keizer Karel VI - een telg uit het geslacht van de Oostenrijkse Habsburgers.  Op het Europese politieke toneel was vanaf die tijd niet langer Frankrijk, maar Engeland de belangrijkste grootmacht. 
De winter van 1715-1716 was opnieuw bijzonder koud.  Ook moet er veel sneeuw zijn gevallen.  In Mechelen gebood de overheid de sneeuw die bij hopen in de straten lag, in de Dijle te storten.  Een onzalig besluit, zo bleek toen in februari de dooi intrad.  De sneeuw die het stadsbestuur in de Dijle had laten gooien stremde de loop van de vlietjes (die er in uitmondden), en een groot deel van Mechelen raakte overstroomd !  Veel inwoners moesten naar de bovenkamers of zolders van hun huizen vluchten.  Het stadsbestuur, zo vertelt de Mechelse kroniekschrijver J.-B. Rijmenans (1748-1840), die de kroniek van Azevedo aanvulde, liet van half februari af, "rond reyden met de stadts karre om eene groote menigte arme menschen, besloten in hunne huysen door den grooten watervloet, te voorzien van brood ende bier" (5).
In september 1717 heerste in Mechelen, en ongetwijfeld ook elders in onze streken, grote feestvreugde.  Men vierde "het innemen van Belgrado, alwaer in een gevecht in de vlackte van Belgrado, beginnende van 5 uren des smorgens, durende tot den 3 uren namiddagh, het Turcks leger soodanig geslagen wiert datter meer als 30.000 Turcken syn doot gebleven, waer over de vrolykheyt der borgerye soos was uytstekende als men oyt gesien heeft" - aldus Azevedo (6).  De man die de Turken in de slag bij Belgrado zulk een verpletterende nederlaag toebracht, was niemand minder dan prins Eugeen van Savoie, de toenmalige landvoogd van onze gewesten !  Dat zal wel een bijkomende reden geweest zijn waarom de Oostenrijkse (christelijke) overwinning op de (mohammedaanse) Turken bij ons zo uitbundig werd gevierd.
Omdat hij volop betrokken was in de strijd tegen de Turken liet landvoogd Eugeen van Savoie het feitelijke bestuur van de Zuidelijke (Oostenrijkse) Nederlanden over aan een "gevolmachtigd minister", de markies van Prié, die in onze geschiedenis geboekt staat als een corrupt en gehaat regeerder.  De eerste tien jaren van het Oostenrijkse bewind, de periode 1715-1725 dus, heersten ontevredenheid en onrust in onze gewesten.  Uiteenlopende plaatselijke grieven staken het vuur aan de lont : het kwam tot opstanden in Brussel, Antwerpen, Leuven, Gent...
En ook in Mechelen !  Hier waren het de lijn- of scheepstrekkers, de buildragers en de korenmeters - mensen werkzaam in de graanhandel - die het voortouw namen.  Bij het oproer, dat van 13 tot 22 juni 1718 woedde, moeten echter brede lagen van de bevolking betrokken zijn geraakt.  Zelfs twee volksvrouwen, met de tot de verbeelding sprekende namen Trien Koey en Terees Aberdaen, speelden er een opgemerkte rol in.  We mogen geredelijk aannemen dat deze gebeurtenissen, die de stad in rep en roer zetten, aan Andreas Martinus niet onopgemerkt voorbij zijn gegaan.  Misschien heeft hij er wel aan deelgenomen... ?
Koude, honger, armoede, kindersterfte… een sociaal-economische en maatschappelijke ongelijkheid waaruit niet te ontsnappen viel… de verwende mensen die wij nu zijn kunnen zich eigenlijk niet echt meer voorstellen in wat voor omstandigheden onze voorouders hebben geleefd - vooral als zij tot "het gewone volk" behoorden, wat met onze familie zeker het geval was.
Op 29 december 1725 werd Maria Anna Pinçet opgenomen in het Mechelse Onze-Lieve-Vrouwgasthuis, toen gelegen in de Onze-Lieve-Vrouwstraat (de gebouwen werden afgebroken in de negentiende eeuw).  Ze overleed er dezelfde dag.  Aangezien ze anderhalf jaar eerder nog een kind ter wereld had gebracht (de als baby gestorven Egidius) kan ze geen hoge ouderdom hebben gehad. 
Zes maanden later, op 13 juni 1726, hertrouwde Andreas Martinus in de Mechelse Sint-Janskerk met Jacoba Ackers.  Dit tweede huwelijk was echter van zeer korte duur.  Op 2 september 1726 sloeg de dood weer toe, en deze keer was Andreas Martinus haar prooi. 
Andreas Martinus liet bij zijn dood (vermoedelijk) drie kinderen achter : zijn dochters Joanna Theresia (bijna 14 jaar) en Anna (12 jaar), en zijn 10-jarige zoontje Joannes Jacobus.  Allicht heeft zijn weduwe, Jacoba Ackers, zich het verdere lot van deze kinderen aangetrokken...  tot aan haar eigen dood eind maart 1735.  Joannes Jacobus, de enige mannelijke nakomeling van Andreas Martinus die in leven was gebleven, zal in 1751 huwen : hij zal de stamboom voortzetten en de familienaam aan een volgende generatie doorgeven.
We zijn nu, pakweg, drie eeuwen later…  In de negentiende eeuw kende onze familie, die toen hoofdzakelijk in Rijmenam woonde,  een relatief grote numerieke expansie.  De twintigste eeuw, met haar krimpende gezinnen, veroorzaakte echter een fikse daling.  De momenteel jongste generatie, die de tiende is sinds Andreas Martinus, telt nog maar acht naamdragers (vijf mannelijke en drie vrouwelijke), geboren tussen 1978 (An) en 1994 (Ewald).  Laten we er geen doekjes om winden : numeriek gezien ziet de toekomst er somber uit.  Onze "stam" is met uitsterven bedreigd ! 
Schreef ik "tiende generatie sinds Andreas Martinus" ?  Fout !  Want sinds 26 december 2009 vormt Kaat(je) Wollebrants, dochtertje van Erik en Katleen en kleindochter van Jan en Godelieve, de elfde generatie naamdragende afstammelingen van Andreas Martinus !  En dat helemaal op haar eentje !  Ik hoop dat ze gauw veel gezelschap krijgt, zodat het ondergangsscenario alsnog kan worden omgebogen… 

Alle in dit artikel verwerkte informatie is geput uit de door mij geschreven familiekroniek.  Enkel bij citaten wordt naar de oorspronkelijke bronnen verwezen.
Foto : Ad Meskens, via Wikimedia Commons.(1) C. BRUNEEL,  De bevolkingsgroei,  in : H. HASQUIN,  Oostenrijks België, 1713-1794, De Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers,  Brussel, 1987, blz. 163-200, met name blz. 185.
(2) Aangehaald in J. BUISMAN, Bar en Boos, Zeven eeuwen winterweer in de Lage Landen, Baarn, 1984, blz. 137.
(3) AZEVEDO-RIJMENANS, Handschriftelijke aantekeningen, Stadsarchief Mechelen, blz. 85.
(4) AZEVEDO-RIJMENANS, Handschriftelijke aantekeningen, Stadsarchief Mechelen, blz. 93.
(5) AZEVEDO-RIJMENANS, Handschriftelijke aantekeningen, Stadsarchief Mechelen, blz. 52.
(6) AZEVEDO-RIJMENANS, Handscrhiftelijke Aantekeningen, Stadsarchief Mechelen, blz. 94.