vrijdag 28 oktober 2011

Rip Van Winkle


Ik zat in het middelbaar onderwijs in Keerbergen, en het was in ons leerboek van Engels dat het - in een bewerkte en sterk ingekorte versie - voorkwam : het verhaal van Rip Van Winkle, van de Amerikaanse, vroeg-negentiende-eeuwse auteur Washington Irving (1783-1859), voor het eerst verschenen in 1819.
Rip van Winkle leefde in een dorpje aan de voet van de Catskill Mountains, in de staat New York, in de late achttiende eeuw - ten tijde van de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783). Zoals zijn naam al laat vermoeden was Rip een settler - een kolonist - van Nederlandse afkomst.
Op een dag trekt Rip de heuvels in. Hij ontmoet er een stel ouderwets geklede mannen : de groep doet Rip denken aan "an old Flemish painting", een schilderij dat hij gezien heeft bij dominee Van Shaick, en dat uit Holland was meegebracht "at the time of the settlement". Eigenlijk - maar dat weet Rip niet - gaat het om de geesten van de ontdekkingsreiziger Hendrick Hudson en zijn bemanning, die vele jaren eerder voor het eerst in dit gebied doorgedrongen waren en later spoorloos verdwenen. Rip gaat met de mannen aan de drank. Uiteindelijk valt hij onder een boom in slaap. Hij ontwaakt… "He rubbed his eyes - it was a bright sunny morning. The birds were hopping and twittering among the bushes, and the eagle was wheeling aloft, and breasting the pure mountain breeze…".
Maar in dit ochtendzonnetje doet Rip enkele vreemde vaststellingen. Zijn hond blijkt verdwenen. Zijn baard is lang en grijs geworden. Zijn geweer is verroest… 
Rip keert terug naar zijn dorp. Daar blijkt alles veranderd. Zijn vrouw, zijn familie en vrienden zijn verdwenen, niemand kent hem nog… "The very village was altered; it was larger and more populous. There were rows of houses which he had never seen before, and those which had been his familiar haunts had disappeared. Strange names were over the doors - strange faces at the windows - every thing was strange. His mind now misgave him; he began to doubt whether both he and the world around him were not bewitched…".  
Op het uithangbord van de dorpsherberg blijkt de beeltenis van (de Britse) koning George III aangepast : ze moet nu generaal Washington voorstellen - de held van de Amerikaanse Revolutie. Voor alle zekerheid heeft men het er in grote letters onder geschilderd.
Rip ontmoet zijn dochter, ze herkent haar vader niet, maar ze heeft een kind op de arm, een jongetje, dat ook Rip heet. Haar vader? "Rip Van Winkle was his name, but it’s twenty years since he went away from home with his gun, and never has been heard of since - his dog came home without him".
Nu begint het Rip te dagen… "Ik ben je vader" roept hij uit. "Young Rip van Winkle once - old Rip Van Winkle now!".    
Ik voel mij soms zo'n Rip Van Winkle : in slaap gevallen als zorgeloos kind in de jaren vijftig, of als stormachtige jongeman in de jaren zestig-zeventig, of als vader van een jong gezin in de jaren tachtig-negentig… en nu, plots weer ontwaakt… vijftig, veertig, dertig, twintig jaar later… wakker geschoten… verrast… onthutst constaterend dat ik oud, grijzend en kalend ben geworden… Hogelijk verbaasd over wat de tijd met mij heeft gedaan. Me afvragend wat er in 's hemelsnaam gebeurd is, waar de huizen, de interieurs, de tuinen, de mensen van weleer… gebleven zijn.
De veilige, vriendelijke en zorgeloze wereld van mijn ouderlijk huis, ons tuintje met zijn struiken en bloemen, met het tuinpad, met het grasveldje en de door mijn vader aangelegde groentenbedjes, het statige huis van mijn grootmoeder met de oude familiefoto's aan de wand… onherkenbaar veranderd. De vrienden en vriendinnen van vroeger : oude lieden geworden, andere wegen gegaan, uit het oog verloren. Mijn kinderen volwassenen geworden - als kinderen zijn ze er niet meer - voorlezen uit De Boeren van Olen hoeft niet meer, die tijd is voorgoed voorbij.
Het hele gezelschap van mensen dat destijds mijn familiaal universum vormde is er niet meer : mijn ouders, mijn grootmoeder en meter, mijn grootouders-langs-moederskant, de tantes en nichten van mijn moeder (en hun echtgenoten), haar zus… Betrouwbare, behulpzame, onbaatzuchtige mensen die me zekerheid en geborgenheid boden…. Allemaal weg, verdwenen, ingehaald door de tijd, weggehaald door de dood. Ik zal ze nooit meer zien. Slechts in mijn herinneringen, in mijn geest, in mijn verhalen, in mijn geschriften, leiden ze nog een zeker bestaan - een wat schimmige aanwezigheid, waar ze zich zelf niet van bewust zijn, en die ze delen met de voorvaderen (en -moeders) die ik niet persoonlijk heb gekend, maar die mij, door de rijke of schaarse informatie die ik bij het schrijven van de familiegeschiedenis over hen wist te vergaren, toch vertrouwd zijn geworden. "Ik heb mijn doden om me heen genomen / tot mantel / ze staan daar - dag en nacht", schreef de Domburgse dichter J. C. Van Schagen. Zo'n mantel draag ik ook.  
Wie een zekere leeftijd heeft zal mij begrijpen (en de anderen zullen het mettertijd ervaren) : je doet (bij wijze van spreken) even een dutje… en oeps… je moet vaststellen : Young Rip Van Winkle once - old Rip Van Winkle now… en (nog eens) oeps… je draagt de mantel uit dat hallucinante gedicht van Van Schagen, de mantel van doden en herinneringen. 

De leuke oude prent die boven dit artikel staat werd vervaardigd door de Amerikaanse kunstenaar Tompkins Harrison Matteson (1813-1884). Ze toont Rip Van Winkle die door een oude vrouw wordt herkend. Naast Rip staat zijn dochter met Rip junior op de arm. De scène speelt zich af vóór de dorpsherberg (met op het uithangbord een portret dat George Washington moet voorstellen). Betrokken via Wikimedia Commons.
Het originele Rip van Winkle-verhaal is bijzonder goed geschreven en het lezen meer dan waard - het is te vinden op : internet (www), website Bartleby.com Great Books Online, http://www.bartleby.com/310/2/1.html, geraadpleegd oktober 2011. 
Washington Irving zou zijn Rip Van Winkle-mosterd gehaald hebben bij het oude Duitse volksverhaal over Peter Klaus, opgeschreven door Johann Karl Christoph Nachtigal (1753-1819).
Het (titelloze) "doden-gedicht" van J. C. Van Schagen is te vinden in het boek : J. C. VAN SCHAGEN, Ik ga maar en blijf, bloemlezing door I. Heytze, uitgeverij G. A. Van Oorschot, Amsterdam, 2008.
Over de dichter J. C. Van Schagen : zie mijn blogbericht van 3 juni 2011.