vrijdag 23 september 2011

Bodensee


Tot de "legendarische" reizen die zich via verhalen en ansichtkaartjes in de jaren vijftig in mijn kinderlijke geest nestelden behoorde, naast de Luxemburg- en Duitsland-reizen van mijn ouders (zie mijn blogberichten Echternach en Rüdesheim uit augustus 2011), ook de "expeditie" die mijn suikertante Emma ("Maikke") Schoeters (°1898) in augustus 1959 ondernam naar de Bodensee (het Bodenmeer) in Zuid-Duitsland (eigenlijk op de grens van Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk). Het ging om een groepsreis per autobus, georganiseerd door het reisbureau Pam Vermeulen, waarbij mijn tante (eigenlijk was ze mijn groottante) vergezeld werd door Lena, één van haar schoonzussen.
Afgaande op de ansichten bezocht men aan de Bodensee de plaatsen Konstanz en Lindau, en "het bloemeneiland" Mainau - en in de wat wijdere omgeving Ravensburg en Heiligenberg. Ik meen me te herinneren dat mijn tante ook over Reichenau vertelde. Het traject liep niet enkel door Zuid-Duitsland, maar deed ook Zwitserland (Sankt-Gallen), Liechtenstein (Vaduz) en Oostenrijk (Dornbirn) aan. Mijn groottante bracht voor mij een stevige koeienbel mee (ca. 10 centimeter hoog, hangend aan een veelkleurig lint), en ook een jachthoorn (zo'n 20 centimeter lang). Die laatste kwam uit Sankt-Gallen.
En dus… wou ik, toen mijn vrouw en ik in 2009 (met de auto) door Zuid-Duitsland en Oostenrijk reisden, natuurlijk de Bodensee, die ik "kende" uit mijn kindertijd (weliswaar zonder ze ooit te hebben gezien), wel eens met eigen ogen aanschouwen. Puur toeval : deze recherche du temps perdu zou zich afspelen vijftig jaar nadat mijn tante "Maikke" (anno 1978 overleden) er had rondgelopen (en aan de basis had gelegen van het feit dat de notie "Bodensee" tot mijn geestelijke kinderbagage was gaan behoren).
En dus…  trokken we op dinsdag 22 september, nadat we in het Zwitserse Schaffhausen naar "de grootste waterval van Europa" waren gaan kijken (watervallen zijn één van mijn special interest-fenomenen), via Bodman-Radolfzell naar het Bodenmeer (dat plaatsje "Bodman" vermeld ik hier niet "zomaar" : de Bodensee ontleent er haar naam aan). We reden langs de noordzijde van het meer, van Lüdwigshafen in het westen tot Lindau in het oosten, op zoek naar een leuk hotelletje, met parkeermogelijkheid in de meest onmiddellijke omgeving (want als verwende pensionado zeul ik niet graag met valiezen, ook al staan er nu wieltjes onder), en liefst niet aan de grote weg.
Pas toen we het traject opnieuw, maar nu in omgekeerde richting aflegden, vonden we, ongeveer halverwege, precies wat we zochten : het zeer gemütliche Gasthof Grüner Baum in Stetten, een klein dorpje (987 inwoners volgens de Wikipedia), op wandelafstand (of laten we zeggen : op stap-afstand) van het mondaine en aan de oever van de Bodensee gelegen stadje Meersburg. Mijn vrouw weet ongetwijfeld nog wàt we die avond in de Grüner Baum gegeten hebben, ik herinner mij enkel nog dàt het erg lekker was - niet te verwonderen, want aan het hotel-restaurant was zowaar een Kochschule verbonden. We besloten 's anderendaags per boot naar "het bloemeneiland" Mainau te varen.
De volgende dag : zeer dichte mist op het meer! Het vrij grote passagiersschip van de BSB (de Bodensee Schiffstbetriebe), dat ik naar het haventje van Meersburg op zag stomen (een dichterlijke overdrijving, want het was natuurlijk geen stoomboot), deed me (ondanks dat gebrek aan stoom) toch denken aan de vaporetto waarmee Gustav von Aschenbach in Dood in Venetië, de geniale film van Visconti naar de novelle van Thomas Mann, in eveneens mistige omstandigheden de Venetiaanse lagune werd binnengevaren - begeleid door de ijle klanken van het adagietto uit Mahlers vijfde simfonie.
Wij kozen voor een kleiner bootje, de Frits van de Frey Meersburger Bootbetriebe, die vertrok van aan het Hotel zum Schiff. Zo waren we dichter bij het water. Al snel onttrok de mist de kade van Meersburg aan het oog… werden we volledig opgenomen in de nevelen die het meer in hun greep hielden… werd heel onze werkelijkheid herleid tot het water, de mist (die eigenlijk ook water is, zij het in sterk verdunde vorm), en het varen. Ik voelde me als een antieke held die in een door een veerman gevaren bootje de Lète overstak, op weg naar de schimmige onderwereld. Laten we zeggen : Orpheus - die keerde tenminste nog terug. Na een tijdje doemde het eiland uit de wazigheid op…
Het enige grote gebouw op Mainau is het 18de-eeuwse kasteel van de familie Bernadotte - want ja, het 45 hectare groot eiland is privé-bezit. In het kasteel zijn enkel een tentoonstellingszaal en het Schlosscafé voor het publiek toegankelijk, en ook de Schlosskirche, met haar barok-interieur (een voorproefje van de Beierse Wieskirche die we later op onze reis zouden bezoeken). Voor het overige is het hele eiland eigenlijk één groot park, waar je van de ene botanische bezienswaardigheid naar de volgende wandelt. Ik vermoed dat hier sinds het bezoek van mijn tante Emma een halve eeuw geleden wezenlijk niet veel veranderd was.
Naast de slotkapel staat een indrukwekkende Ginkgo-boom (geplant in 1872) : Goethe-fans weten natuurlijk dat de grote schrijver gefascineerd was door de Ginkgo Biloba, deze unieke, miljoenen jaren oude boomsoort - en er ook een beroemd gedicht aan gewijd heeft (maar daarover zal ik het, bij leven en welzijn natuurlijk, later nog eens uitgebreid hebben, als de Ginkgo die ik in mijn tuin heb geplant - in 2010 op de markt in Weimar gekocht - tot enig wasdom is gekomen). In een boomgaard bij het kasteel groeien de citroenbomen.
Een beetje Geschichte nu? Het zal u niet verbazen dat de onvermijdelijke Romeinen nog op Mainau hebben rondgelopen (ze bouwden er een vlootbasis). Na hen zwaaiden de machthebbers van de Alemannen en de Franken er de plak, nog wat later die van de (nabijgelegen) abdij van Reichenau, en vervolgens die van de Duitse Orde (een clubje van allerchristelijkste ridders). In 1827 kocht een zekere Nikolaas II Esterhazy (ja, een telg uit het weelderige geslacht dat in eerdere tijden Joseph Haydn in dienst had) het eiland : hij voerde er talrijke zeldzame planten in.
Groothertog Friedrich I von Baden, die Mainau in 1853 tot zijn zomerverblijf maakte, bouwde die botanische bestemming verder uit (hij was een tropische bomen-fanaat), en zo deed ook zijn Zweedse achterkleinzoon graaf Lennart Bernadotte (°1909), die het Bodensee-eiland in 1932 erfde.
Graaf Lennart was een fervent natuurliefhebber, fotograaf en cineast. Nadat hij zich van zijn eerste vrouw had laten scheiden hertrouwde hij in 1972, in zijn 63ste levensjaar, met zijn 28-jarige medewerkster Sonja Haunz uit Konstanz, die van dan af als gravin Sonja door het leven ging. Graaf Lennart had de reputatie een man met veel daadkracht te zijn, hetgeen "ergens ook" aangetoond wordt door de vijf nakomelingen die tussen 1974 en 1982 binnen dit tweede huwelijk het levenslicht zagen. Knap werk van Lennart - die overigens ook al vier kinderen had uit zijn eerste huwelijksbootje.
Inmiddels had de graaf zijn Insel uitgebouwd tot een waar paradijs voor wie van bomen, planten en bloemen houdt - maar ook tot het grootste toeristische bedrijf aan de Bodensee. Want je stapt als bezoeker natuurlijk niet gratis het eiland op, en her en der zijn er ook wat eet- en drinkgelegenheden en souvenirwinkels die zaad in het bakje moeten brengen - maar, het dient gezegd : ze zijn discreet ingebouwd en storen niet. Het blijft allemaal smaakvol, geciviliseerd en zeer genietbaar (al kan ik niet beoordelen of dit ook in het toeristisch hoogseizoen het geval is). Graaf Lennart Bernadotte overleed op zijn kasteel in Mainau in december 2004, op 95-jarige leeftijd. Gravin Sonja volgde hem in 2008 in de eeuwigheid.
Nog een historische boom op Mainau : de Viktoria-linde. Groothertog Friedrich I von Baden (dankzij mijn historisch overzichtje is hij voor u geen onbekende) plantte hem in 1862 ter gelegenheid van de geboorte van zijn gelijknamige dochtertje. Later huwde deze Viktoria met de Zweedse koning Gustav V - en nog later werd ze de grootmoeder van graaf Lennart (die u ook al goed kent). Ja, kleine meisjes worden groot(moeder)… zo gaat dat mettertijd.
September is de tijd bij uitstek voor het dahliapark : dan staan de meer dan twaalfduizend dahlia's op de zuidelijke oever van Mainau in volle bloei. Maar wat heb je aan bloemen op een mistig eiland? En dus breekt op het moment dat we aan de zuidkant van het eiland arriveren een schitterend stralende zon door het wolkendek! Ze schenkt de bloemen in het dahliapark hun prachtigste kleuren. Tot mijn verrassing bleek mijn vrouw een ware dahlia-expert : ze wees me op de verschillende soorten, en leerde me dat dahlia's zeer fragiele, koudegevoelige bloemen zijn, ongeschikt als snijbloemen, omdat ze in een vaas heel snel verwelken.
In de late namiddag keerden we met de Frits terug naar Meersburg, nu over een zonovergoten Bodensee. Meersburg is een fijn plaatsje. Hier is de uitdrukking "een gezellige drukte" nu eens écht van toepassing (naar mijn smaak wordt ze meestal oneigenlijk gebruikt, voor plaatsen waar het veel te druk is om gezellig te zijn). Ik heb mijn favoriete plekje snel gevonden : het is heerlijk rondhangen op de Seepromenade, aan de oever van het meer - er (als nog redelijk nieuwbakken pensionado, want dat was ik toen) op een bank zitten, in het lommer van de bomen, kijken naar het zachtjes kabbelende water van de Bodensee. Of, in het haventje aan het oostelijke uiteinde van de promenade, bij de Magische Säule van hedendaags kunstenaar Peter Lenk (°1947), mijmeren bij de zachtjes ondergaande zon… Maar dan snel opkrassen, om het avondmaal in ons Grüner Baum-Gasthof niet te missen…

Foto : de Seepromenade in Meersburg, gezien vanop de Bodensee, 23 september 2009 - eigen foto.
Geraadpleegde bronnen : brochure Inselführer, Wege über die Mainau, 2009 ; brochure 100 Jahre Lennart Bernadotte, 2009 ; internet-encyclopedie Wikipedia, september 2011.