Dezer dagen nog eens naar het strijkkwartet van Alban Berg geluisterd (ooit voor het eerst gehoord op een ochtend, in de auto, en meteen zwaar onder de indruk). En, geheel toevallig zie ik dat dit werk voor het eerst werd uitgevoerd in 1911 (en kort daarvoor geschreven) - precies honderd jaar geleden dus. Wat heeft die periode vóór de Eerste Wereldoorlog niet aan grensverleggende artistieke prestaties geleverd!
Ik ga niet echt schrijven over Bergs strijkkwartet. Ik ben geen muziekkenner. Bovendien : over muziek "als zodanig", vind ik, hoeft niet geschreven te worden, of toch niet al te veel. (Thomas Mann heeft het gedaan in "Doctor Faustus", en het zijn, naar mijn smaak, niet zijn meest interessante bladzijden. Misschien denkt een melomaan daar anders over). Muziek kan je moeilijk in woorden uitdrukken. Welk adjectief kun je nu bijvoorbeeld op Alban Bergs strijkkwartet plakken? Je kan het toch niet "mooi" of "schitterend" noemen, dat zou het werk in zekere zin beledigen. Voor mij zou een omschrijving als "muziek van de menselijke existentie-ervaring" nog het dichtst in de buurt komen. Er zit diepe droefheid in, peilloze eenzaamheid, en een soort verwrongen verhouding tot de kosmos.
Ja, ik ben een liefhebber van klassieke muziek, vooral van strijkkwartetten (en van nog wel wat). Maar ik ben een allesbehalve eenzijdig mens - zeer integendeel, en al allerminst op muzikaal gebied. "In de muziek bestaan ook veel racisten / Hun kop is leeg, de mode vult ze op…" zong Raymond Van het Groenewoud : maar niet "deze jongen" hoor! Zo hou ik bijvoorbeeld ook van de rock 'n roll en de aandoenlijke teenager-muziek uit de late fifties en de vroege sixties. En van accordeonmuziek! Ja, van accordeonmuziek. En dan heb ik het echt wel over de deuntjes : de musettes, de walsjes, de polka's, de tango's… Want ja, ik weet wel dat de volkse accordeon inmiddels een volwaardig instrument is geworden, waarop ook volop klassieke muziek wordt gespeeld (en waar zelfs aan een "hogere" muziekschool als het Leuvense Lemmensinstituut les in gegeven wordt - enkele jaren geleden had ik het genoegen de lerares herself nader te leren kennen). Allemaal niets op tegen, maar ik zie het instrument, -dat er overigens vaak ook prachtig uitziet, versierd met diepkleurige glitter en glinster-, toch het liefst in gebruik als "volks" instrument. Ik vind dat zijn bijzonder warme klank, die zowel huppeldepuppelse vrolijkheid als loodzware melancholie kan uitdrukken, het best tot zijn recht komt in het populaire genre.
Iets soortgelijks heb ik met fanfares. Ook die moeten zich, -voor zover ze nog bestaan-, voor mij niet verliezen in simfonieorkestachtige-zaalconcerten om daar allerlei moeilijke klassieke stukken uit hun kopers te slaan. Ik zie ze veel liever in keurig en kleurig uniform en met blinkende instrumenten door het dorp stappen, vrolijke marsjes en andere stapmuziek ten beste gevend ! Of (mooi rechtop) zittend op de dorpskiosk, dat kan er ook nog door. In mijn dorp (Boortmeerbeek) stond er zo'n kiosk - een prachtexemplaar : groot en stevig, kunstig versierd, gezichtsbepalend voor ons dorp. "Stond", want een aantal jaren geleden heeft het toenmalige gemeentebestuur, in het kader van de "herinrichting" van het dorpsplein, dit fraaie bouwwerk laten slopen (zodat er pal in het dorpscentrum nog een paar parkeerplaatsen méér konden worden gemaakt!). Culturele barbarij natuurlijk - en een type-voorbeeld van een daad waarop men alleen maar kan reageren met de machteloze vraag : "hoe is het mogelijk dat mensen zoiets doen?". En tussen haakjes : moet een dorpscentrum nu echt bestaan uit een parking-rond-de-kerk?
Terug naar de accordeon! Dat ik daar zo van hou heeft allicht te maken met het feit dat ik dit instrument al in mijn zeer vroege kinderjaren live te horen kreeg. (En het is algemeen bekend dat muzikale herinneringen het diepst in ons geheugen gegrifd zitten : bij dementie houden zij ook het langste stand). Ik had (zoals elders al eens geschreven) twee ooms (langs moederskant) die beiden accordeon speelden in wat destijds (in de fifties en de vroege sixties) een "jazz" werd genoemd : een twee- of driemansorkestje dat in balzalen en tijdens de kermissen in de cafés amusements- en dansmuziek ten gehore bracht (en dus geenszins wat we nu onder jazzmuziek verstaan - een genre waar ik overigens ook van hou). Zo'n orkestje bestond in de regel uit een drummer (toen "batterist" genoemd), en een accordeonist. Het zingen van de liedjes werd door de man aan het drumstel voor zijn rekening genomen - of er was een afzonderlijke zanger, en dan ging het dus om een driemansgroepje.
Die ooms-accordeonisten heetten Egied (Van Zaelen) en Georges (Budts) : ze speelden niet samen, maar hadden elk hun eigen "jazz". Natuurlijk moesten ze ook "repeteren" : soms gebeurde dat in de herberg of in de woonkamer van mijn grootouders-langs-moederskant (die café hielden op de Haachtsesteenweg in Relst, niet ver van Kalmpenhout-Sas : het beruchte kruispunt, nu rotonde-aller-rotondes), en soms waren mijn ouders en ik daar dan op bezoek… Zo raakte ik al op jonge leeftijd vertrouwd met accordeonklassiekers als "Dansende vingers", "Circus Renz" en "Perles de cristal", en met de namen van toen zeer bekende accordeonisten als Bob Artoos en Jos Termonia (die geen mens nu nog kent). Toen ik wat ouder was heb ik zo'n "jazz"-orkestjes ook tijdens de kermissen in ons dorp in de cafés zien (en horen) spelen : ze zorgden gegarandeerd voor "ambiance"! De muzikanten zaten dan op een "podium" dat vaak bestond uit niet meer dan wat planken die op lege houten biertonnen waren gelegd. Een levende accordeon-legende uit mijn kinderjaren was de Française Yvette Horner (°1922 - en ze leeft kennelijk nog) : zij bespeelde het instrument in de Ronde van Frankrijk, zittend op het dak van een auto die deel uitmaakte van de publiciteitskaravaan!
De foto boven dit artikel toont de accordeon van mijn oom Egied, die ik jaren geleden van hem heb gekocht (op 19 september 1992 om precies te zijn) : een "Fratelli Crosio". Hij had er toen geen enkele belangstelling meer voor, en zijn vrouw was blij met de tienduizend frank die ik er wou voor geven. Ik kan er geen noot op spelen. Maar wat een prachtig instrument… om naar te kijken! En wat een wereld van volks vermaak roept dit kostbaar kleinood niet op! Waar heeft Egied dit (zware) instrument (verpakt in een imposante koffer, die ik ook nog bezit) niet overal mee naartoe gezeuld : naar herbergen en danszalen in alle mogelijke dorpen, naar kermissen en huwelijksfeesten… En dat vele jaren lang. En hoe is er niet gedanst en gezongen en leut gemaakt op de tonen die hij er wist uit te halen…
In de tweede helft van de jaren zestig werd de populariteit van de "jazz"-en overgenomen door de zogenaamde "beat-groepen", bemand door jonge muzikanten. Niets blijft… De droefheid, door dat besef teweeggebracht, is te horen in het strijkkwartet van Alban Berg.
Over mijn ooms-accordeonisten en over de herberg van mijn grootouders-langs-moederskant, zie ook : artikel F. WOLLEBRANTS, Een stukje familiegeschiedenis… 'Toinke' Budts van Relst, in : HOGT (Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift), jg. 25, nr. 2 (augustus 2010), blz. 152-158.
TIP ! Liefhebber van amusementsmuziek uit de jaren vijftig ? Op Radio 5 Nostalgia volgende week (13-17 juni 2011), elke werkdag van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds : "de week van de jaren 50" ! Op de middengolf op 747 meter, of via internet : http://www.radio5nostalgia.nl/