vrijdag 3 juni 2011

Van Schagen


Tijdens onze vakantie in Zeeland maakten mijn echtgenote en ik kennis met de dichter J. C. Van Schagen. Nu ja, "kennismaken" moet hier in een metaforische zin worden begrepen, want de man is al sinds 1985 niet meer onder de levenden. En eigenlijk had ik hem al een beetje ontdekt in de aanloop naar ons Zeeland-verblijf, maar laten we daar nu niet moeilijk over doen. 
Even voorstellen. Johan Christiaan Jacob Van Schagen werd in 1891 geboren in Vlissingen. Hij studeerde rechten, huwde in 1918 met Wilhelmina ("Willy") Dalman en kreeg in 1920 een dochter. Hij debuteerde als dichter in 1922 met de cyclus "Narrenwijsheid" (toen gepubliceerd in het tijdschrift "De Stem", in 1925 als bundel gedrukt, later herhaaldelijk heruitgegeven). Het is zijn meest bekende werk en het bevat de beroemde regel : "Ik ga maar en ben".
Na een loopbaan als ambtenaar werd Van Schagen in 1942 voltijds kunstenaar. In 1951 verhuisde hij met zijn vrouw en dochter naar het Zeeuwse badplaatsje Domburg. In 1965 overleed zijn echtgenote - een jaar later hertrouwde hij met Johanna ("Jo") Wezenaar. Van 1966 af woonde Van Schagen 's zomers in Domburg en 's winters in Deventer. Hij publiceerde niet enkel bijzonder veel poëzie (onder andere, van 1963 af, in zijn "Domburgse Cahiers"), maar ontpopte zich ook tot een zeer productief prentenmaker (etsen, lithografieën...). "Chris" Van Schagen overleed op 94-jarige leeftijd, in zijn slaap, in de nacht van 16 op 17 april 1985 in Deventer. De avond voor zijn dood had de Nederlandse radio een documentaire over hem uitgezonden. 
Van Schagen werd in Domburg begraven. Op maandag 16 mei (2011) zijn mijn vrouw en ik hem op de begraafplaats aldaar een piëteitsvolle groet gaan brengen. Hij ligt er naast zijn eerste vrouw Willy Dalma : twee uiterst eenvoudige grafstenen, met enkel de meest elementaire gegevens - hun namen en de jaren van geboorte en dood. Ik vind dat goed, het aanschijn van de dood vraagt soberheid. Maar het zou wel mooi zijn als de burgers van Domburg in de buurt een gedenksteen zouden oprichten met daarop Van Schagens grappige en o zo diepzinnige vers : "Als ik dood ben, niemand zal me missen, / Maar ik zal mezelf zo missen". Deze regels kan men nu lezen op een ANWB-bordje bij de Van Schagen-boulevard, want ja, Domburg heeft zijn dichter wel geëerd door een pad in de duinen, hoog boven het strand, naar hem te noemen. 
Dat Van Schagen zich in Domburg vestigde had alles te maken met zijn familieverleden. Zijn grootvader, M. J. Scheijbeler, en vervolgens zijn ouders, baatten er ooit, "onderin de toren van het badpaviljoen", een winkeltje in zaken als "postpapier, prentbriefkaarten, Deventer koek en zilverwerk" uit, en die zelfde grootvader was ook nog kastelein van het badpaviljoen geweest.
De meest recente uitgave van werk van Van Schagen is een bloemlezing door Ingmar Heytze, verschenen in 2008, onder de titel "Ik ga maar en blijf". Ik kocht het boekje in de misschien wel mooiste boekhandel van de Nederlanden, de "Drukkery" in Middelburg. Er staan prachtige gedichten in, zoals "Ik heb mijn doden om me heen genomen / tot mantel", dat ik nog dezelfde dag voor mijn vrouw heb voorgelezen : het was me op het lijf geschreven, vond ze. 
De uitgave als zodanig stelde me echter wel wat teleur. Eerst en vooral is daar de (neemt u me niet kwalijk) domme titel. "Ik ga maar en blijf" is immers heel iets anders dan het "ik ga maar en ben" van Van Schagen, die zich net heel sterk bewust was van de vergankelijkheid - van het niet-blijven! (Misschien heeft de samensteller van de compilatie de beroemde ga-maar-versregel willen combineren met "Wat dit blijfsel overbleef", de titel van een verzamelbundel van Van Schagens werk uit 1985?). Ook anderszins hebben uitgever Van Oorschot en bloemlezer Heytze (zelf ook dichter en publicist) naar mijn smaak de kans gemist om een degelijke best of Van Schagen op de markt te brengen. Het bloemlezen bleef "nagenoeg" beperkt tot het aanhalen van gedichten uit twee uitgaven (1972 en 1985), die zelf al verzamelbundels waren. Ook het dateren van de gedichten kostte blijkbaar te veel moeite. Om mij nog meer te ergeren had Heytze "de vrijheid genomen om de haiku te herschikken" en "de volgorde van de gedichten zo te maken dat ze een min of meer consistente bundel zouden kunnen vormen". Een "remix" noemde hij dat. Ach, ach. Eigengereidheid is prima (ik beoefen ze geregeld), maar niet als men het werk van een ander publiceert : dan brengt ze de authenticiteit in het gedrang. Dat Heytze in zijn inleiding het werk van Van Schagen "naïef" noemt is een bewering die door recensent Chrétien Breukers op de website "Poëzierapport" al onderuit werd gehaald  : die heeft er terecht op gewezen dat Van Schagens beste werk "allesbehalve naïef in elkaar" zit.
Gelukkig kon ik in antiquariaat "De Boekenbeurs" in Middelburg de herdruk uit 1982 van Van Schagens "Narrenwijsheid" op de kop tikken. In die "Narrenwijsheid"-editie van 1982 is ook zijn tekst "Wie schreef Narrenwijsheid?" uit 1967 opgenomen : een kleine autobiografie (weliswaar geschreven in de derde persoon), waaruit we onder andere leren dat de schrijver als kind "een misschien wat meer dan normale gevoeligheid voor oud en mooi" bezat, uitgroeide tot "een tamelijk dwars jongetje", en in zijn latere professionele leven niet al te veel voldoening vond. En, merkwaardig toch : de twee werken die hem in zijn jongelingsjaren naar eigen zeggen sterk beïnvloed hadden, waren Spinoza's "Ethica" en "de eerste acht Chansons de Bilitis van Pierre Louÿs". Spinoza leidde hem binnen "in een zuivere hooggebergtesfeer, die hem vrijwel dezelfde aandoeningen bezorgt als de Zeeuwse zeelucht". De eerste gezangen van Bilitis (van de in Gent geboren Franse dichter en romancier Pierre Louÿs, 1870-1925) spraken hem "natuurlijk óók erotisch" aan, maar "voornamelijk toch grepen ze hem om wat hij aanvoelde als een schuldeloze onbevangenheid, een kinderlijke argeloosheid, een dauwigheid, die hij tot dusver niet had ontmoet". 
Natuurlijk wilden mijn vrouw en ik het huis zien waarin Van Schagen in Domburg had gewoond. Dat bleek iets minder voor de hand te liggen dan we het ons hadden voorgesteld. Op het plaatselijke VVV-kantoor wist men ons niet nader in te lichten : allervriendelijkste meisjes, dat wel, maar ongetwijfeld meer geselecteerd op hun vlotte verschijning dan op hun culturele bagage. Maar niet getreurd, een leuk snoetje is ook cultuur (vind ik).
"Halverwege de Van Voorthuijsenstraat, aan uw linkerhand, leidt een weggetje naar Trouvaille (nr. 5), het voormalige (zomer)huis van de dichter en graficus J. C. van Schagen (...)" zegde het gidsje dat we bij de VVV hadden gekocht. Halverwege de Van Voorthuijsenstraat lag aan onze linkerzijde de Beatrixstraat - niet echt "een klein weggetje", wel uitlopend op een huis nummer 5, maar met de naam "Matahari" op de voorgevel. Het voortuintje ligt er verwaarloosd bij, de woning zelf blijkt leeg te staan. Achter het huis : stapels bouwafval - een deel van de achterbouw werd neergehaald. Alles wijst er op dat hier een grote renovatie van start is gegaan. Een gesprekje met twee uitvoerende krachten van het bedrijf dat de renovatieklus aan 't klaren is, levert geen enkele informatie over het verleden van het huis op. Alleraardigste kerels, dat weer wel, maar geen flauw benul van het feit dat hier ooit een dichter had gewoond. Voor alle zekerheid maak ik toch maar wat foto's. 
Wat speurwerk betreft mag mijn vrouw echter, dankzij een uitgebreide leeservaring in de sector van de misdaadroman, zonder overdrijving in één adem worden genoemd met Sherlock Holmes, miss Marple en Hercule Poirot. Ze bijt zich vast in het dossier Van Schagen, vindt verderop tussen de huizen een onooglijk tuinpaadje dat leidt naar een geheel achterin gelegen villaatje. "Dit moet het zijn", constateert ze. Geen nummer 5 te zien (later blijkt het nummer 15 te zijn : de 5 moet een drukfout in het gidsje zijn). Ook geen "Trouvaille" op de gevel te bespeuren. Een oudere man zit naast het gebouwtje op zijn knieën verwoed onkruid tussen een rijtje tegels te verwijderen. Hij is niet echt uit op een gesprek met twee cultuurtoeristen, dat is duidelijk, en ik kan hem begrijpen, want als ik intensief in mijn voortuin aan het werk ben word ik ook niet graag gestoord (en dat onkruid wegschrapen dan ook nog eens een lastige karwei is, daar kan ik eveneens over meepraten). Ja, hij is de eigenaar. Ja, hier heeft de dichter Van Schagen gewoond. Ja, het huis heette vroeger "Trouvaille". De man blijft op zijn knieën zitten, maar beantwoordt geduldig en beleefd de vragen die mijn vrouw met verbetenheid op hem afvuurt. Na een poosje antwoordt hij niet meer in één, maar warempel al in twee zinnen, en begint hij zelfs informatie te verstrekken waar niet expliciet naar gevraagd was. Hij heeft het huis destijds van Van Schagens dochter gekocht. Het houten bijgebouwtje vooraan dateert niet uit de tijd van de dichter, maar is later toegevoegd. En nee, hij heeft er geen bezwaar tegen dat ik het huis fotografeer. Dat laatste blijkt echter onbegonnen werk : het zit zo ingeklemd tussen afsluitingen en struikgewas dat het eigenlijk niet te fotograferen valt. Tenminste niet in zijn geheel : ik moet me tevreden stellen met het mooie rode dak en een deel van de witgeschilderde muren. 
Wat me in (een deel van) het oeuvre van Van Schagen aanspreekt is het moeiteloze samengaan van eenvoud en diepzinnigheid. Zijn poëzie legt op een zeer toegankelijke (verstaanbare) manier momenten uit de alledaagsheid vast - maar is allerminst banaal. Van Schagen doorprikt de gewichtigdoenerij en de hoogdravendheid waar onze wereld zo bol van staat :  "Ik doe zaken / ik heb een heel grote schrijftafel / en mijn gezicht staat moeilijk / ik praat in een telefoon (…)". En : "er was veel zaken vandaag / het waren allemaal gedachten van mensen / er waren veel dikke die duwden en waren onwillig / ik begreep niet waarom ze zo koppig waren / er waren magere met valse haakjes / en er zat veel in de knoop / het was precies het kistje met oudroest en touwtjes / van mijn grootvader / ik was een vreemdeling". Hij zet ons vervolgens met beide voeten op de grond van het werkelijk interessante leven : "toen ben ik maar gaan wandelen in de bosjes". 
Van Schagen relativeert. Ook zichzelf : "Ge hadt God en de wereld lief / toen sprong uw bretel los". Verderop in hetzelfde gedicht : "sterker is uw slechte kies bij wijlen dan de brand der liefde Gods". De holle retoriek van godsdienst en wereldverbeterarij wordt in haar blootje gezet. De grote woorden worden tot de ware proporties van de ervaring herleid, tot de trivialiteit van een bretel of een pijnlijke tand. Dan echter duikt Van Schagen onverhoeds naar het diepste niveau van de menselijke existentie - en ook daar blijkt alles zeer eenvoudig te zijn : "ge moet maar een beetje lachen / het is niets". 
Net zo zit Van Schagens beroemde versregel "ik ga maar en ben" op dat echelon waar eenvoud en essentie samenvallen, en waar de grote en ingewikkelde zaken simpel blijken en de simpele dingen bijzonder worden. Dat "ik ga maar en ben" doet me denken aan de uitspraak van de Amerikaanse dichter Robert Frost (1874-1963) : "In three words I can sum up everything I've learned about life. It goes on". Shakespeare kon nog geloven dat er méér is "between heaven and hell than...". Inmiddels echter is de wereld ont-toverd, opgehelderd. Voor spoken en duivels en dwaallichten hoeven we niet bang meer te zijn, noch voor een straffende God. Maar deze medaille heeft natuurlijk ook haar keerzijde. De dingen hebben hun geheim verloren. Ze zijn maar wat ze zijn. Daar staan ze dan, schamel en naakt, in the cold light of day. En nu is het aan ons, hedendaagse mensen, om ze wat aan te kleden, om ze te voorzien van een verhaal, om ze glans en betekenis te geven. Van Schagen deed dat, met (onder andere) de regen, of het rieten stoeltje en de frambozenlimonade "van Regina". Ik probeer dat (in alle bescheidenheid gezegd) af en toe ook zo'n beetje op dit blog, bijvoorbeeld door stil te staan bij een Melachrino-doosje, of door te schrijven over het Erres-radiotoestel van mijn ouders. Ik wil dat graag blijven doen - zolang ik ga en ben.  En als ik dood ben zal ook ik mijzelf verschrikkelijk missen.

Bronnen : 
J. C. VAN SCHAGEN, Narrenwijsheid, uitgeverij Em. Querido, Amsterdam, 1982.
I. HEYTZE (samensteller), J. C. van Schagen, Ik ga maar en blijf, uitgeverij G. A. van Oorschot, Amsterdam, 2008.
F. VAN VLOTEN, In het licht van Toorop en Mondriaan, Een cultuurhistorische wandeling door Domburg, uitgeverij De Factory, Deventer, 2008.
Internet (www), website Schrijversinfo.nl,  http://www.schrijversinfo.nl/schagenvanjc.html, geraadpleegd mei 2011.
Internet (www), trefwoord "J.C.J. van Schagen" in internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie), http://nl.wikipedia.org/wiki/Van_Schagen, geraadpleegd mei 2011.
Internet (www), J. C. van Schagen - biografie en bibliografie, op website Antiqbook, http://www.antiqbook.info/nl/verzamelen/literatuur/schagen.phtml, geraadpleegd mei 2011.
Internet (www), Kort Rapport : J. A. dèr Mouw / J. C. van Schagen, op website Poëzierapport, 4 maart 2009, http://poezierapport.blogspot.com/2009/03/kort-rapport-ja-der-mouw-jc-van-schagen.html,
geraadpleegd mei 2011.