vrijdag 27 mei 2011

Zeeland


Als ik op reis ga, wil ik niet zozeer naar een andere plaats, maar vooral naar een andere tijd. Ik wil iets terugvinden uit mijn verleden (of uit dat van mijn ouders of voorouders) - of toch minstens uit het verleden in het algemeen.  Toen we dit jaar plannen voor onze mei-vakantie maakten, dacht ik : laten we "nog eens naar de zee gaan". Mijn vrouw reageerde niet erg enthousiast, ze had exotischer bestemmingen in gedachten - maar het gebeurt wel meer dat de briljantheid mijner ideeën in mijn omgeving niet dadelijk als zodanig wordt (h)erkend, daar heb ik al mee leren leven (al blijft het uiteraard een bron van lichte treurnis). Nog minder hoera-geroep weerklonk er toen ik de naam onthulde van de badplaats die ik in mind had. Ik geef toe : het was inderdaad een voor mijn denken en doen volkomen buitenissig reisdoel, maar het kaderde in een project dat ik een tijdje geleden heb opgestart, en waar ik af en toe een vorm van uitvoering aan geef. Dit project heet : "laten we eens gaan naar een plaats waar ik mij vroeger nog met geen twintig trekpaarden naartoe had laten slepen", en vormt op zijn beurt een soort onderdeel van mijn "ga eens lekker tegen je eigen vooroordelen in"-programma. Zo heb ik mij bijvoorbeeld tijdens onze mei-vakantie van vorig jaar, op reis in Portugal, voor enkele dagen laten onderdompelen in de mirakel- en bedevaartstad Fatima ! Ik wil er terloops wel op wijzen dat ik met het uitvoeren van mijn taboe-plaatsen-doorbrekend project matig omspring, maar voor onze "terug naar de kust"-vakantie van dit jaar had ik nog eens zo'n "maar allez jong"-bestemming uitgevlooid : Blankenberge ! Dat deze platgelopen badstad zich de jongste tijd in haar promotiecampagnes probeert voor te doen als een oord met "Belle Epoque"-allures, kwam mij goed van pas om mijn vrouw voor mijn (toegegeven : waanzinnige) plan te... nee, "winnen" is een te groot woord - laten we zeggen : wat toegeeflijker te stemmen. 
En dus togen wij op een koude maar zonnige dag in maart naar Blankenberge, om daar "iets te huren, voor twee weken in mei" (van de hele maand die ik aanvankelijk in gedachten had, had mijn vrouw al twee weken weten af te pingelen). Nu, dat viel dus geweldig tegen ! We hebben inderdaad enkele Belle Epoque-huizen gezien : ze stonden er leeg en verloederd bij - weliswaar in de buurt van een Belle Epoque-museum (dat dus toch wel echt bestaat). Ook elders gaf de stad geen al te frisse aanblik, stof- en lawaai-hinder vanwege wegenwerken nét voor het kantoor van de toeristische dienst inbegrepen (en wat ze ons op dat bureau aan te bieden hadden was ook al niet veel zaaks). 's Middags was het vergeefs zoeken naar een behoorlijk restaurant (dat hoeft voor ons geen sterren-etablissement te zijn, maar een beetje kwaliteit weten we wel te waarderen). Gedreven door de honger en de lage buitentemperatuur zochten we onze toevlucht in een niet al te gezellig eetcafé, waar, aan een tafeltje verderop, een macho-man en een verlepte vrouw in het Frans en met een bier met een te hoog alcoholgehalte voor hun neus, duchtig ruzie zaten te maken. Brusselaars, zo kon ik uit de "conversatie" opmaken (en ik die dacht dat Blankenberge de vakantiestad was van goedlachse Antwerpenaren). Hij verweet haar op luide toon alles wat niet fraai is. Wat zij in zijn richting siste kon ik niet zo duidelijk horen, maar moet van hetzelfde gehalte zijn geweest. Très basse classe. Over de bediening en het eten viel overigens niet te klagen. De kelner deed zelfs zijn best om de francofone bekvechters tot enige discretie aan te manen. 
We bezochten nog de Blankenbergse pier - toch een bouwsel dat de grandeur van het verleden zou moeten in stand houden en oproepen : hij lag er verwaarloosd en ambiance-loos bij. Inmiddels had ik al begrepen dat ik mijn echtgenote en mijzelf, zelfs in het kader van een gedurfd, licht-masochistisch-getint breek-met-je-taboeplaatsen-project geen vakantie in Blankenberge kon aandoen. Men moet de depressie toch ook niet najagen. We zijn vervolgens nog naar Oostduinkerke gereden - het plaatsje van enkele zonnige vakanties uit mijn jeugd, en uit latere jaren. Ik werd er alleen maar nog treuriger van : elke keer als ik er kom is er weer een stuk van de duinen waarin ik als kind speelde, ingenomen door van die protserige villa-achtige appartements-gebouwen. Niets herkenbaars blijft er nog over. Waar is de tijd dat Vlaamse schrijvers en kunstenaars zoals Felix Timmermans in dit badplaatsje rust en verpozing vonden ?  Zelfs in mijn eigen kinderjaren had het nog een eigen stijl, en veel natuur. De definitieve ommekeer is er gekomen door de gemeentefusies van 1977, toen Oostduinkerke bij Koksijde werd gevoegd  en ook op vlak van uitzicht in de kortste keren zijn eigen karakter verloor. Zucht naar groot en klein profijt, tamme en corrupte overheden en een hemeltergende kortzichtigheid in het algemeen hebben het duinen- en polderlandschap aan heel onze Vlaamse kust herschapen in een Benidormiaans inferno van steen en beton : een eindeloze rij stijlloze appartementsblokken, verbonden door autogeraas en lunaparken.  
"Als we nu eens iets huurden aan de kust in Zeeland ?", opperde mijn vrouw kort nadat we, -ik in een neerslachtige bui-, weer uit Oostduinkerke vertrokken waren. Ik vond het een goed idee. We kenden de Zeeuwse kust al een beetje, van ééndaagse uitstapjes : Cadzand, Breskens, Westkapelle, Domburg, Oostkapelle... Even later reden we door Middelkerke, waar de concentratie van troosteloze vakantiekazernes zowat haar hoogtepunt (of beter : dieptepunt) bereikt. Wat ik eerst geen slecht voorstel had gevonden, nam hier de allures van een briljant idee aan.  
En dus huurden we, via internet en e-mail, een bungalowtje aan de kust in Zeeland. Mijn target was Domburg - in de 19de eeuw een mondain badplaatsje, en vooral ook bekend door de kunstschilderskolonie die er in de twee eerste decennia van de twintigste eeuw aan het werk was (met als bekendste namen Jan Toorop en Piet Mondriaan). Omdat het ook in kleine stadjes veelal druk en moeilijk parkeren is, paste ik mijn beproefde tactiek toe : een verblijfplaats zoeken op het omringende platteland, op loopafstand van de stedelijke gezelligheid. Onze keuze viel op een huisje dicht bij de zee (tussen ons en het strand enkel een strook niet-toegankelijk natuurgebied), gelegen op het grondgebied Oostkapelle. De loopafstand naar Domburg viel in de praktijk nogal pittig uit, en binnen deze zelfde bui-van-bekentenis geef ik ook toe dat we daarom bij uitzondering al eens de auto namen.  
We huurden het bungalowtje rechtstreeks van de eigenaars, Richard en Anneke uit Goes, en het dient gezegd : het was smaakvol ingericht, en op vlak van huisraad was werkelijk alles voorradig wat je maar enigszins nodig kon hebben (degelijke verwarming inbegrepen) - een heel contrast met de appartementen die we vroeger wel eens huurden aan de Belgische kust, waar je het in de regel moest stellen met op vlak van meubilering afleggertjes van de eigenaar, en op vlak van bestek het minimum minimorum (en soms zelfs dat niet).  Op de dag van onze aankomst bezorgden de eigenaars ons nog twee fietsen - en dus hebben we ook gefietst, zoals dat hoort in Nederland !
"Aardige, hartelijke mensen zijn die Hollanders wel.  Wat staan ze veel dichter bij ons dan onze 'landgenoten' de Walen", schreef Ernest Claes anno 1934 in zijn dagboek (1). Ik geef hem overschot van gelijk (en natuurlijk dient de term 'Hollanders' hier begrepen als : Nederlanders). Die vlotheid en vriendelijkheid ondervonden we onder andere in de Toyota-garage in Goes, waar we een kleine herstelling aan onze auto moesten laten uitvoeren. En ere wie ere toekomt : ook de "VAB", de Vlaamse Automobilistenbond, stond ons in onze pech-langs-de-weg-situatie (tijdens een uitstapje naar Zierikzee) deskundig terzijde. Hun "Uit"-magazine mag (naar mijn smaak) dan wel weinig voorstellen, de dienst hulp-bij-pech-in-het-buitenland leverde voortreffelijk werk !
En ja, het wonder voltrok zich. In Zeeland vond ik de kust van weleer, de vakantie-aan-zee van vroeger, terug : rust, stilte, natuur, lage bevolkingsdichtheid (maar voldoende mensen om het gezellig te maken), weinig autoverkeer, geen islamitische hoofddoekjes of boerka's (wel heel soms nog een dame in aloude Zeeuwse klederdracht), nauwelijks migranten trouwens (wel nogal wat Duitse toeristen, die echter geen overlast veroorzaakten), geen ordinair-ruziënde Brusselaars, wegen en dorpjes en stadjes op mensenmaat, weidsheid, ademruimte... Langs de grote, met bomen omzoomde laan die in de buurt van ons huisje naar de zee leidde lag hier en daar een stemmig restaurantje (in een setting die me deed denken aan deze waarin de eerste en échte "moeder Siska" ooit haar wafels bakte). En of we daar lekker gegeten hebben, bij "Jansens en Co", in "Het Rijswijksche Huis", in het "Dennenbos" en (voor de kleine of de hele late hap) in de "Boschhoek" !
Ik had dan wel geen persoonlijke kindertijdherinneringen aan de Zeeuwse kust (al heb ik met mijn ouders wel eens de boottocht Breskens-Vlissingen gemaakt, en "miniatuur Walcheren" bezocht) - maar de sfeer : de lucht, de zon, de wolken, de bomen, de duinen, het zand... zowel van mijn verleden als van het verleden... dat vond ik hier weer. Met niet meer dan enige verbeeldingskracht beleefde ik afwisselend de fifties, de Belle Epoque, de 19de eeuw... Ik was op een andere plaats en vooral in andere tijden.  
Toen ik met dit weblog begon zette ik, in de marge rechts, bij wijze van "profiel", een foto van mij uit 1961 : staande op een duintop, in Oostduinkerke. "Sinds die tijd is alles veranderd" schreef ik. Lopend langs de branding, dit jaar, vijftig jaar later, dacht ik : iets is nog zoals toen, zoals vroeger, zoals het altijd geweest is : de geur van zee en strand, het ruisen van de golven, de frisse bries die je longen nieuw leven inblaast, het knarsen van de schelpen onder je voeten, de schreeuw van de meeuw, het duingras in het warme zand... Niets is eeuwig, maar de zee komt er misschien wel het dichtste bij. Ik weet het : elke golf die aanrolt is nieuw, en je kan nooit tweemaal baden in hetzelfde water.  De getijden gaan hun gang.  Maar het geheel, het grote geheel van de zee, dat was niet veranderd.

(1) E. CLAES, Uit de dagboeken van Ernest Claes, Uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 1981, blz. 70.
De foto boven dit artikel maakte ik op 23 mei in Domburg.