vrijdag 22 maart 2013

Jozef Huybrechts


't En is van u hiernederwaard, geschilderd of geschreven (…), geen beeltenis, geen beeld van u gebleven. Geen tekening, geen lichtdrukmaal, geen beitelwerk van stene…
De versregels die de Vlaamse dichter Guido Gezelle aan zijn moeder wijdde, zijn ook van toepassing op Jozef Huybrechts (1828-1901), één van mijn betovergrootvaders. Ik heb geen foto van hem, kan me geen visueel beeld van hem vormen. Hij was overigens een tijdgenoot van Guido Gezelle (1830-1899).
Jozef Huybrechts heeft van het leven harde klappen gekregen. Hij was geboren in Keerbergen op 12 maart 1828. Toen hij net tien jaar was geworden overleed - op 20 maart 1838 - zijn moeder.
In 1857 huwde Jozef in Rijmenam met Isabella Catharina Janssens. In 1858 zag een dochter het levenslicht: mijn overgrootmoeder Rosalia Huybrechts. Op zondag 3 augustus 1862 werd een tweede kind geboren. Helaas… bij de bevalling kwamen zowel de 34-jarige moeder als het kind - een zoontje - om het leven. Jozef Huybrechts was weduwnaar…
Mijn overgrootmoeder Rosalia Huybrechts was toen drie jaar oud. Ze werd ondergebracht in het grote gezin van een tante, die haar, volgens de familie-overlevering, goed en op gelijke voet met de eigen kinderen behandelde.
Jozef Huybrechts kwam aan de kost als zandboer. Hij verkocht wit zand dat in die tijd op de lemen of roodstenen vloeren van de huizen gestrooid werd. Het zand moest de vloeren, nadat ze geschuurd waren, beschermen tegen vuil - met name tegen ronddwarrelend stof. Kunstzinnige huisvrouwen strooiden het in sierlijke lijnen en kringen, waardoor het een soort vloerdecoratie werd.
In de streek van Keerbergen en Rijmenam was het uitgraven, verwerken en verkopen van fijn wit zand een destijds veel beoefende broodwinning. Het zand werd gewassen en gedroogd, en dan met een kruiwagen of karretje naar de klanten gevoerd. Zo trok Jozef Huybrechts elke zaterdag met een kruiwagen wit zand naar Mechelen om het er aan de man (of de vrouw) te brengen. Zwaar werk, want de kruiwagens van toen waren veel logger dan die van nu.
In Keerbergen, waar er in 1895 niet minder dan elf dergelijke zandverkopers woonden, werd in 1986 een standbeeld voor de zandventers opgericht. Gezegden als "moet er geen zand zijn?" of "moet er nog zand zijn?" herinneren in de taal van vandaag nog aan de zandleurders van destijds. Het zullen door hen tot in den treure gestelde vragen zijn geweest.
Naast zand moet Jozef Huybrechts ook dennenbomenzaad verkocht hebben. In de zomer verzamelde hij dennenappels, die in de toen rijk met dennenbossen begiftigde streek van Rijmenam en Keerbergen voor het rapen lagen. Hij droogde deze vruchten van de dennenbomen in de zon en kon er vervolgens vrij gemakkelijk de zaden uit losmaken. Die ging hij dan verkopen in de Ardennen, waardoor hij soms weken van huis was.
We maken een sprong in de tijd. Naar medio maart 1901. Jozef Huybrechts is 73 geworden - naar de normen van die tijd is hij een bejaard man. Hij woont nu in bij zijn dochter Rosalia Huybrechts (mijn overgrootmoeder), die gehuwd is met Pieter Aloïs Wollebrants (mijn overgrootvader). Het echtpaar Wollebrants-Huybrechts heeft zes kinderen. Hun jongste zoontje, Alfons (eigenlijk Lodewijk Alfons), is geboren op 6 januari 1901 - ruim twee maanden eerder dus. Het is een nakomertje, want de beide ouders zijn al 42 jaar oud, en de andere kinderen 19, 17, 14, 11 en 8. Die elfjarige, dat is Frans ("Soehe"), mijn grootvader.
De twee oudste kinderen zijn reeds het huis uit. Ondanks dat woont het gezin toch in weinig riante omstandigheden, want men is gehuisvest in Rijmenam aan de Dijle, in het klein brughuis, en die woning doet haar naam alle eer aan door inderdaad allesbehalve ruim te zijn.
Het is donderdagavond 21 maart, rond kwart na zeven. De duisternis is al ingevallen. Voor hij slapen gaat, begeeft Jozef Huybrechts zich nog naar het toilet. Zoals vroeger gebruikelijk ligt dat in een apart gebouwtje, "het huiske" (huisje) genoemd. Bij het klein brughuis bevindt het zich naast de woning. Jozef moet langs de donkere Dijledijk. Die is erg smal. Als het regent ligt hij er modderig en glad bij. Bij droog weer maken de diepe karrensporen het paadje hobbelig en slecht begaanbaar.
Is Jozef Huybrechts gestruikeld? Uitgegleden? Hebben zijn oude ogen hem misleid? Wat er ook van zij: hij komt in het koude en snelstromende Dijlewater terecht!
In het verslag dat enkele dagen later in de krant Gazet van Mechelen verscheen, staat (ik citeer letterlijk): "Donderdag avond, rond 7 1/4 ure, was de ouderling naar het gemak gegaan, dat nabij de Dyle staat, en niet klaar ziende is hij in het water gesukkeld. De woning bevindt zich op omtrent drij meters van de rivier. De familie zag hunnen ouden vader 's avonds niet meer wederkeeren en deze hebben gansch den nacht in de grootste onrust doorgebracht. Daags nadien vreesden zij het ergste, doch zij bleven nog altijd hopen...".
Op vrijdag 22 maart 1901 werd het stoffelijk overschot van Jozef Huybrechts te Mechelen gevonden, "in de waters der Dijle ter plaatse Raghenoplaats", zoals in de overlijdensakte vermeld wordt. In het reeds genoemde artikel in Gazet van Mechelen lezen we: "Vrijdag middag, rond één uur, zagen eenige kinderen een lijk liggen in de Dyle, nabij het fabriek Roestenberg, en maakten dit kenbaar aan de voorbijgangers, die op dit oogenblik zeer talrijk waren, daar het juist het uur was van den terugkeer naar het Arsenaal en andere werkhuizen, gelegen in den omtrek. Eenige personen maakten een bootje los dat aan de sluis lag, en vaarden naar de plaats waar de drenkeling zich bevond en brachten het lijk aan wal. De policie werd verwittigd en men bracht den onbekende naar het doodenhuis".
Een uur later werd het lijk door een inwoner van Mechelen geïdentificeerd, waarna de familieleden in Rijmenam per telegram op de hoogte werden gebracht. "Men moet niet vragen hoe dit nieuws hun beving. Dit smartelijk ongeluk heeft in de gemeente Rymenam eene algemeene droefheid verwekt", aldus Gazet van Mechelen.
Later in het jaar 1901 verhuisden Pieter Aloïs Wollebrants en Rosalia Huybrechts met hun kinderen naar een nieuw huis dat ze hadden laten bouwen aan de Rijmenamsebaan in Boortmeerbeek. Deze woning was voor die tijd erg ruim. 

Foto boven deze tekst: het klein brughuis met (uiterst rechts) het "huiske" (toilet), de dijk (nu met hekwerk, toen niet), de Dijle - de plaats waar mijn betovergrootvader verdronk. Eigen opname, 19 maart 2013. 

Alle in dit artikel verwerkte informatie komt uit de door mij geschreven familiekroniek.

Over het wonen van mijn overgrootouders Pieter Aloïs Wollebrants en Rosalia Huybrechts in het klein brughuis in Rijmenam: zie mijn blogtekst Klein brughuis van 24 augustus 2012.