vrijdag 8 maart 2013

Winterreise


Fremd bin ich eingezogen,
Fremd zieh' ich wieder aus…
Zo begint de beroemde Winterreise: een cyclus van 24 gedichten, geschreven door Wilhelm Müller (1794-1827) en op muziek gezet door Franz Schubert (1797-1828). De Duitse dichter en de Oostenrijkse componist waren tijdgenoten: we zitten in de eerste decennia van de 19de eeuw, de hoogtijdagen van de Romantiek.
Goethe leefde nog, maar was een bejaard man. En de oude, 'klassieke' Goethe bekeek die wilde en schwärmende Romantiek met gefronste wenkbrauwen, al had hij er in 1774, met zijn roman Die Leiden des jungen Werthers, zelf één van de aanzetten toe gegeven.
Arthur Schopenhauer (1788-1860) was in de bloei van zijn leven: in 1818 publiceerde hij zijn magistrale Die Welt als Wille und Vorstellung (op het boek zelf staat verkeerdelijk 1819 als jaar van uitgave gedrukt) - maar die gebeurtenis ging toen zo goed als onopgemerkt voorbij.
De schilder Caspar David Friedrich (1774-1840) bracht de eenzaamheid in beeld. Hij was bevriend met Goethe.
De Winterreise-gedichten van Müller werden geschreven in 1821-1822, en verschenen in 1823-1824. Wilhelm Müller overleed op 1 oktober 1827 in zijn geboortestad Dessau. Hij was net geen 33.
Het was in de herfst van 1827 dat Schubert de laatste hand legde aan de Winterreise-muziek. Franz Schubert stierf op 31-jarige leeftijd aan buiktyfus en in schrijnende armoede, op 19 november 1828, in Wenen.
Noch de dichter, noch de componist heeft de Winterreise dus lang overleefd.
Op het eerste gezicht is de Winterreise het verhaal van een jongeman die door zijn liefje is afgewezen en met een gebroken hart de plek verlaat waar de idylle zich heeft afgespeeld. Een thema dat duizend keer en meer in gedichten en liedjes bezongen is... "Bye, bye love / bye bye happiness / hello loneliness / I think I'm-a gonna cry-y", heette het bij The Everly Brothers (het nummer was van de hand van Felice en Boudleaux Bryant).
"Golden days before they end / whisper secrets to the wind / your baby won't be near you anymore", aldus Roy Orbison (in It's Over, van Bill Dees en Roy Orbison zelf). Of gaan we logeren in het Heartbreak Hotel van Elvis Presley? Ja, liefdesverdriet-poëzie was er niet enkel in de tijd van de Sturm und Drang, maar ook in de gouden jaren van de popmuziek, de fifties en de sixties. En in alle tijden.
Met de vrijpostigheid die ik mij, bij het tot mij nemen van kunst, in de regel veroorloof, zou ik durven stellen dat de tocht die het hoofdpersonage van de Winterreise in wanhoop en in een barre wereld onderneemt, méér is dan de uithuilwandeling van iemand die een blauwtje heeft gelopen. Zij is als een metafoor voor het leven.
"Als een vreemde ben ik aangekomen, als een vreemde ga ik weer weg". Letterlijk gaat het om het dorpje van het liefje waarin onze vriend zijn intrek had genomen en waar hij nu weer uit vertrekt - figuurlijk is het een treffende omschrijving van wat de Duitse filosoof Martin Heidegger de Geworfenheit heeft genoemd: we zijn in het leven en de wereld terechtgekomen. Zonder goed te begrijpen wat ons overkomt, of waar het allemaal om draait. We zijn er aan overgeleverd. We zullen er gegarandeerd weer uit verdwijnen. Want ons bestaan is - ook dat heeft Heidegger raak verwoord - een Sein-zum-Tode…
Natuurlijk is het niet allemaal kommer en kwel in het leven. In verschillende gedichten van de Winterreise wordt herinnerd aan blijde dagen. "Der Mai war mir gewogen / Mit manchem Blumenstrauß. / Das Mädchen sprach von Liebe". Maar de liefde is onbestendig, ze "liebt das Wandern (…) / Von einem zu dem andern". Zoals de wind speelt met de windvaan op het dak van het huis van de geliefde, zo speelt hij ook met de gevoelens van de bewoners… "Der Wind spielt mit der Wetterfahne / auf meines schönen Liebchens Haus. / (…) / Der Wind spielt drinnen mit den Herzen, / wie auf dem Dach, nur nicht so laut".
De Winterreise is lyriek: de gedichten beschrijven in de eerste plaats gevoelens. Maar bij stukjes en beetjes komt er ook wel een verhaallijn(tje) uit tevoorschijn. Het hoofdpersonage, een jongeman, had zijn intrek genomen bij een bevriend gezin. Hij raakte verliefd op de dochter des huizes. De liefde was wederzijds, een huwelijk leek in de maak. Tot het meisje - onder het goedkeurend oog van haar ouders - besloot te trouwen met een rijke aanbidder.
Inmiddels is de winter aangebroken. De ongelukkige jongeman verlaat het huis en het plaatsje waar de amourette zich heeft afgespeeld, de koude nacht in. Er ligt sneeuw op de wegen…
Op zijn eenzame tocht vol tranen om het verloren geluk belandt het ik-personage kennelijk in een stadje. De posthoorn schalt, maar de postbode brengt geen brief van de geliefde.
Het bekendste gedicht uit de Winterreise-cyclus is het vijfde: Der Lindenbaum. Het is een echte schlager geworden. "Am Brunnen vor dem Tore / da steht ein Lindenbaum; / ich träumt' in seinem Schatten / so manchen süßen Traum"… 
De lindeboom die in de woonplaats van het meisje bij de bron staat, waar de ik-figuur liefdewoordjes in kerfde: bij zijn vertrek loopt hij er voor de laatste keer langs. "Und seine Zweige rauschten, / als riefen sie mir zu: / komm her zu mir, Geselle, / hier findst du deine Ruh!".
Maar onze zwerver maakt geen rechtsomkeer. "Die kalten Winde bliesen / mir grad ins Angesicht, / der Hut flog mir vom Kopfe, / ich wendete mich nicht".
Inmiddels heeft hij de linde en de plaats waar het geluk hem toelachte ver achter zich gelaten... "Nun bin ich manche Stunde / entfernt von jenem Ort, / und immer hör ich's rauschen: / du fändest Ruhe dort!".
Hoewel het ik-personage van de gedichtencyclus een jongeman is, kan men - met de al eerder ingeroepen vrijpostigheid - de winter ook zien als een zinnebeeld van de ouderdom, van de oude dag. In dat seizoen van het leven denkt men met evenveel weemoed terug aan één of andere boom - of bomen - van vroeger. Het kan een linde zijn, maar ook een kersen- of appelboom, zelfs een perelaar, waarom niet. Of het kunnen een leeuwerik of een nachtegaal zijn, of een paar stralende meisjesogen die het onderwerp van de nostalgische Rückblick vormen.
De essentie van nostalgie ligt in het contrast tussen het zonnige verleden en het gure heden. "Ich träumte von bunten Blumen, / so wie sie wohl blühen im Mai, / ich träumte von grünen Wiesen, / von lustigen Vogelgeschrei". Dat is de droom van de voor altijd voorbije lente, de Frühlingstraum. "Ich träumte von Lieb und Liebe, / von einer schönen Maid, / von Herzen und von Küssen / von Wonne und Seligkeit". 
Op de droom volgt het wakker worden. "Und als die Hähne krähten, / da ward mein Auge wach; / da war es kalt und finster". 
Niet op elke droom volgt een ontwaken. Want reist onze jonge held wel moederziel alleen? In bedekte termen laat de dichter voelen dat Magere Hein met hem meestapt (zoals die dat altijd doet, met ieder van ons - als een trouwe maar in normale omstandigheden ongewenste metgezel). Om het hoofd van onze vriend cirkelt een kraai: "Krähe, wunderliches Tier, / willst mich nicht verlassen? / Meinst wohl bald als Beute hier / meinen Leib zu fassen?". Met de kennis in gedachten dat zowel Müller als Schubert korte tijd na de Winterreise op jonge leeftijd stierven, krijgt dit aspect van het werk een extra laag onheilspellendheid ondergeschoven.
In het gedicht Das Wirtshaus vallen zelfs de bedekte termen weg. De herberg waarin de vermoeide reiziger zijn intrek wil nemen, is in feite een kerkhof. "Sind denn in diesem Hause / die Kammern all besetzt? / bin matt zum Niedersinken / bin tödlich schwer verletzt". Geen wonder dat Schuberts' vrienden ontzet waren toen hij hen zijn Winterreise-liederen voor het eerst voorzong: zoveel somberheid hadden ze nog nooit gehoord!
De waard van de lugubere herberg stuurt de arme zwerver echter door, zijn tijd is nog niet gekomen. "Nun weiter denn, nur weiter, / mein treuer Wanderstab!".
In het laatste gedicht van de cyclus maken we kennis met een ander unheimisch personage: de speelman, der Leiermann. Een oude man. Met verstijfde vingers draait hij aan zijn orgeltje. Niemand die hem een cent geeft. Niemand die naar hem luistert. Niemand die naar hem kijkt, behalve een stel vijandig grommende honden. Hij maalt er niet om, blijft er onbewogen bij: "Und er läßt es gehen / alles, wie es will". Hij speelt door. Berusting.
En dan richt het ik-personage zich tot de muzikant met een raadselachtige vraag: "Willst zu meinen Liedern / deine Leier drehn?". Met een wolkje ironie zou men kunnen zeggen dat Schubert die uitnodiging aangenomen heeft, door de klaagzangen van de eenzame zwerver - en van Wilhelm Müller - van meesterlijke pianomuziek te voorzien - en voor eeuwen beroemd te maken.
Hoe desolaat het natuurlijke en het figuurlijke landschap in de Winterreise ook mogen zijn, ik eindig op een hartverwarmende noot. Want de aanleiding voor deze blogse behandeling van de Winterreise is een concert dat mijn vrouw en ik vorige week bijwoonden in Heist-op-den-Berg. Leerlingen van de plaatselijke academie zorgden er voor een eigentijdse Schubertiade. Met een mand vol liederen natuurlijk, maar ook met piano- en vioolmuziek, want het omvangrijke oeuvre van Schubert mag dan voor ruim de helft uit liederen bestaan, er is natuurlijk ook nog de andere (kleinere) helft. Zo speelde Lesley Ding bijvoorbeeld - zonder partituur nota bene - een sprankelende Schubert-wals (opus 18, nummer 6).
Voor de pauze zetten de dames hun beste muzikale beentje voor - en sommigen ook hun mooiste jurk. Na de pauze zongen negen stoere mannen evenveel liederen uit de Winterreise-cyclus: Kris en Glenn Van Heugten, Alexander Vanhulsel, Hugo Van de Weyer, Marc Wouters, Patrick De Meester, Brecht Jonkers, Peter Mijlemans en Kurt Jaecques. Niet elk van hen stak Dietrich Fischer-Dieskau naar de kroon, dat ligt voor de hand, maar dat zovele jonge en minder jonge dames en heren geestdriftig met Schubert aan de slag zijn, dat is toch buitengewoon verheugend. Toen ik thuiskwam hoorde ik - tot overmaat van zegen - mijn jongste zoon op zijn prachtige Les Paul-gitaar zowaar een klassieker van The Shadows spelen! 
De beschaving is nog niet verloren. 

Foto boven deze tekst: kale akker, stoppels, sneeuw, ijzige koude - eigen opname (dia), 7 januari 1985 (bewerkt 4 maart 2013).

Voornaamste bronnen: internet-encyclopedie Wikipedia (Duitse versie), de.wikipedia.org/, geraadpleegd maart 2013; internet-bronnencollectie Wikisource (Duitse versie), de.wikisource.org/, geraadpleegd maart 2013; artikel B. MITCHELL, English translation of Schubert's Winterreise, poems by W. Muller, juli 2009, op website Theory of Music, theoryofmusic.wordpress.com/, geraadpleegd maart 2013.