vrijdag 12 april 2013

Albert Anker


In 1869 werd mijn overgrootvader Pieter Aloïs Wollebrants elf jaar. In die tijd was het in katholieke landen de regel dat men in de loop van dat jaar zijn "eerste communie" deed (het onderscheid tussen de "eerste" en de "plechtige" communie, en de verplaatsing van de "eerste communie" naar een jongere leeftijd, kwam er pas in 1910). Verder was het in de negentiende eeuw gebruikelijk dat men - uitzonderingen buiten beschouwing gelaten - na zijn "eerste communie", de schoolbanken vaarwel zei. Er is dus veel kans dat het schooljaar 1868-1869 het laatste was dat mijn overgrootvader op de dorpsschool van Rijmenam doorbracht.
Dan moest er aan werken worden gedacht. Mijn overgrootvader maakte een verstandige keuze: in plaats van, zoals zijn vader "dagloner" (arbeider) te worden, toog hij - volgens de familie-overlevering - naar Testelt, een dorpje tussen Aarschot en Diest, om er het ambacht van kleermaker te leren.
Wanneer hij precies vertrok, hoe lang hij in Testelt verbleef, waarom hij uitgerekend voor dit Oost-Brabantse plaatsje opteerde… ik weet het niet. Bovendien ligt er tussen Mechelen en Willebroek ook nog het plaatsje Tisselt, zodat een kleine naamsverwarring Tisselt/Testelt ook nog tot de mogelijkheden behoort (denk ik dan).
Wat er ook van zij… met zijn keuze voor het kleermakersambacht nam Pieter Aloïs Wollebrants een zekere familietraditie weer op, want ook zijn overgrootvader Jacobus Rumoldus Wollebrants (overleden in 1824), zijn grootvader Cornelius (overleden 1833), twee oudere broers van die grootvader (overleden 1837 en 1846), en twee kinderen van één van die broers (overleden 1834 en 1845) hadden de stiel van kleermaker beoefend!
Of het heraanknopen met die traditie een bewuste keuze was, is echter de vraag, want voor zover mij bekend was de (voorlopig) laatste kleermaker in de familie toch reeds jaren voor de geboorte van Pieter Aloïs verdwenen. Mogelijk had mijn overgrootvader als kind zijn tante Maria Josepha (overleden 1868), die zelf naaister was, over zijn grootvader Cornelius en de andere kleermakers in de familie horen vertellen? Misschien had hij al wat met naald en draad leren omgaan bij zijn moeder, die op de geboorte-akte van haar jongste zoon (1870), eveneens als "naaister" aangemerkt staat?
Nu, in het gedenkwaardige jaar 1994 waarin mijn jongste zoon werd geboren, kaderde ik, "ter ere van alle Wollebrantsen die het beroep van kleermaker hebben uitgeoefend", een reproductie in van een schilderijtje van de Zwitserse schilder Albert Anker: Der Dorfschneider - de dorpskleermaker. Anker vervaardigde het origineel in 1894 - net honderd jaar vóór mijn inlijstingsarbeid.
Mijn vrouw en ik kochten de reproductie op donderdag 23 juli 1992 in Interlaken - één van mijn favoriete pleisterplaatsen in Zwitserland (wat zeg ik: in heel de kosmos).
Het schilderijtje hangt in het museum van Solothurn, is een olieverf-op-doek en meet 53 op 42 cm. - niet erg groot dus, en de reproductie die mijn vrouw en ik in Interlaken kochten was nog veel kleiner - prentkaartformaat eigenlijk. Bij het inlijsten heb ik dan ook nog een passe-partout - met een ovale opening - gebruikt. Maar wees gerust: de Dorfschneider is nog goed te zien, al is het geheel dan eerder een miniatuur-kleinood.
Mijn overgrootvader Pieter Aloïs Wollebrants (1858-1937) oefende heel zijn leven de kleermakersstiel uit. Het leverde hem een relatieve welstand op. Twee van zijn vier zonen namen het ambacht van hem over: Jozef Jan (1883-1968) en Frans Constant (1889-1948), mijn grootvader. Van beide laatsten bleef het zware kleermakersstrijkijzer, dat met houtskool werd verwarmd, bewaard. Jozef Jan, "nonkel Jef", heb ik als kind nog weten wonen in een huisje aan de dorpskerk van Rijmenam.
Zowel mijn overgrootvader als de twee genoemde zonen moeten hun kleermakerswerk in betrekkelijk comfortabele omstandigheden hebben verricht. Ze beschikten bijvoorbeeld over een naaimachine. Er zijn ook foto's van hen bewaard. Daarom denk ik bij de Dorfschneider van Albert Anker eigenlijk eerder aan de kleermakers "hogerop" in de Wollebrants-stamboom - die van langer geleden, van wie nooit een persoonlijke beeltenis is gemaakt, en die hun arbeid ongetwijfeld in meer schamele omstandigheden hebben uitgeoefend. Van hen zijn in de regel enkel de geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten van de Burgerlijke Stand overgebleven. De Dorfschneider van Anker geeft ze in zekere zin dan toch een gezicht, en draagt er zodoende toe bij dat ze niet geheel oplossen in de oceaan der vergetelheid.
Wat ik aan het schilderij zo prachtig vind is de concentratie, de mindfulness, die de afgebeelde figuur uitstraalt. En de precisie, en dus perfectie, die hij vanuit die geestesgesteldheid, met bescheiden middelen - naald en draad - tot stand brengt. Concentratie, zin voor precisie en perfectie… ze kenmerken de degelijke kleermaker, de deugdelijke vakman, de solide kunstenaar en schrijver. Wie deze eigenschappen niet bezit is een knoeier.
Albert Anker was een beminnelijk en arbeidzaam man, en een schitterend schilder en tekenaar. Kennismaken met zijn omvangrijke oeuvre is als het openen van een fascinerend prentenboek. Als thuiskomen in het dorp waarin onze negentiende-eeuwse voorouders leefden!
Albert Anker werd geboren op 1 april 1831 in het Zwitserse dorpje Ins (kanton Bern), in het huis dat zijn grootvader Rudolf Anker (1750-1817) - die dierenarts was - anno 1803 had gebouwd. Later werd het pand eigendom van Alberts vader Samuel Anker (1790-1860) - eveneens veearts - en tenslotte van Albert zelf. Nu is het een museum, een bedevaartsoord voor Anker-bewonderaars, in stand gehouden door de Stiftung Albert Anker-Haus, die daarvoor alle lof verdient.
Aanvankelijk studeerde Albert Anker theologie, maar eind 1853 - hij was 22 - besloot hij zijn toekomst over een geheel andere boeg te gooien en kunstschilder te worden. Na wat privé-onderwijs bij de Zwitserse schilder Charles Gleyre, van wie hij zou geleerd hebben zijn personages sehr lebhaft te conterfeiten, bezocht hij van 1855 tot 1860 de Ecole nationale supérieure des beaux-arts in Parijs. Weldra exposeerde hij op de befaamde Parijse Salons. En hij reisde ook heel wat af: Frankrijk, Duitsland, Italië… zelfs België kwam aan de beurt.
Wanneer eind 1860 zijn vader sterft, neemt Albert de zorg voor het ouderlijke huis in Ins op zich. Op 6 december 1864 huwt hij Anna Rüfli (°1835), een vriendin van zijn op jonge leeftijd overleden zuster Louise. Jarenlang zal het echtpaar de zomermaanden in het landelijke Ins, en de wintermaanden in het mondaine Parijs doorbrengen. Pas in 1890 gaf het zijn pied-à-terre in de Franse hoofdstad op.
Het huwelijk werd gezegend met zes kinderen, drie meisjes en drie jongens. Twee van de jongetjes leefden echter slechts kort. Het eerste zoontje, Rudolf, stierf in 1869 op driejarige leeftijd. Vader Albert schilderde een aandoenlijk portret van de kleine Rudolf op diens sterfbed: Ruedi Anker auf dem Totenbett. Het tweede zoontje, Emil, overleed, slechts één jaar oud, in Parijs in 1871, waarschijnlijk aan cholera. De dode Emil werd in een tekening vereeuwigd.
Eerder (1863) had Albert Anker al een Kinderbegräbnis in beeld gebracht, want hoewel hij veelal de mooie kanten van het landelijke leven schilderde - het absolute hoogtepunt van zijn oeuvre vind ik zijn Schulspaziergang uit 1872 - was hij niet blind voor de navrante kanten van het bestaan, zoals de kindersterfte, het alcoholisme (Der Trinker, 1868) en de armoede (Die Armensuppe, 1893).
In 1901 werd Albert Anker getroffen door een zware beroerte, die zijn rechterhand verlamde. Grote olieverfschilderijen vervaardigen was niet meer mogelijk, maar de onvermoeibare man zou nog zo'n 600 aquarellen tot stand brengen. Albert Anker overleed in zijn geboortehuis in Ins op 16 juli 1910. Zijn echtgenote stierf in 1917.
Mijn vrouw en ik kochten op die 23ste juli 1992 in Interlaken nog een tweede reproductie van een Albert Anker-schilderij: Der Ehekontrakt, uit 1887 - ook bekend onder de titel Ziviltrauung. In het Nederlands: het burgerlijk huwelijk.  
Opnieuw waren het het onderwerp, en natuurlijk ook de (realistische) wijze waarop het was uitgewerkt, die mijn interesse wekten. Bij het samenstellen van mijn stamboom waren al zoveel akten van de Burgerlijke Stand door mijn handen gegaan, dat het mij ten zeerste boeide om eens een visuele indruk te krijgen van hoe een huwelijksakte - steevast de meest omvangrijke van de in de regel drie documenten die de Burgerlijke Stand aan de levensloop van een mens spendeerde - op het gemeentehuis van een negentiende-eeuws plattelandsdorpje concreet tot stand kwam. We zien de bruid haar handtekening zetten, terwijl de bruidegom, de gemeentesecretaris (of de burgemeester), de getuigen, en enkele familieleden toekijken. Ankers Ehekontrakt zelf (olieverf op doek), en ook onze (door mij eveneens anno 1994 ingelijste) reproductie, zijn van een wat groter formaat dan de Dorfschneider. Het origineel meet 76,5 bij 127 cm. en hangt nu in het Kunsthaus in Zürich.
De dag dat we "onze twee Albert Ankers kochten" maakten mijn echtgenote en ik in de namiddag vanuit Interlaken een voettocht naar Unterseen, waar we het Touristik-Museum der Jungfrau-Region bezochten, en woonden we in de avondlijke (en deels nachtelijke) uren de Tell-Freilichtspiele in Matten bij - de opvoering in openlucht van het Zwitserse nationale Willem Tell-epos. Met de kinderen. Ik schoot wat dia's van het spektakel. Vroeg me nog af of het licht van mijn flitslamp ver genoeg reikte om de eed op de Rütli en de kruisboogexploten van Tell in al hun grandeur in mijn camera te vangen. Bij het verlaten van het theater merkte ik op één van de zijwanden de in zeer ruim bemeten letters gestelde mededeling dat fotograferen tijdens de voorstelling streng verboden was. Ik had niet de indruk dat één van de met mij naar buiten schuifelende medetoeschouwers me scheef bekeek, maar ik geef toe dat ik dat niet al te nauwgezet heb nagegaan. Er zijn momenten in het leven dat men er best aan doet recht en onbewogen voor zich uit te kijken. Mijn dia's van de Tell-Freilichtspiele bleken naderhand goed geslaagd.

Afbeelding: Der Dorfschneider, schilderij van Albert Anker, 1894, Kunstmuseum Solothurn, Zwitserland. Met dank aan Wikimedia Commons. 

Geraadpleegde bronnen in verband met Albert Anker: trefwoord Albert Anker in internet-encyclopedie Wikipedia (Duitstalige versie), de.wikipedia.org/, geraadpleegd april 2013; artikel S. CHRIST, Meister der ländlichen Idylle, in: krant Berner Zeitung, 2010 (via internet, website van de krant Berner Zeitung, www.bernerzeitung.ch/, geraadpleegd april 2013); artikel M. BREFIN, Albert Anker als Vater und Grossvater, Erinnerungen aus der Familie, in: Berner Zeitschrift für Geschichte (via internet, website van het Berner Zeitschrift für Geschichte, www.bezg.ch/, geraadpleegd april 2013).
Gegevens in verband met de Wollebrantsen komen uit de door mij samengestelde (onuitgegeven) familiekroniek.