zaterdag 20 juli 2013

Engelberg


Rond het jaar 1372 tekenden monniken van de abdij van het Zwitserse Engelberg allerlei gezangen op waar in hun tijd en streek de godsdienstige plechtigheden mee opgeluisterd werden. Rond 1400 zette abt Walter Mirer dit werk voort. De verzameling teksten en partituren die de kloosterlingen van Engelberg in de laatste decennia van de 14de en de eerste jaren van de 15de eeuw aanlegden staat in de muziekgeschiedenis bekend als Codex 314.
Het manuscript is om verschillende redenen merkwaardig. Niet in het minst omdat het naast Latijnse ook Duitse teksten bevat, en aldus één van de oudste bronnen van liederen in het Duits vormt. Maar ook omdat het gezangen bevat die kennelijk al een lange mondelinge overlevering achter zich hadden, maar - waarschijnlijk omwille van hun monofone of nog zeer eenvoudige polyfone karakter - niet eerder opgetekend waren. Vergeleken met hun Franse of Italiaanse equivalenten waren ze in hun eigen tijd al lekker ouderwets.
In 1991 verscheen een compact-disc met een selectie van liederen uit de Codex 314, uitgevoerd door het gereputeerde Zwitserse koor Schola Cantorum Basiliensis, onder de leiding van Dominique Vellard (de opnamen gebeurden - zo lees ik in het boekje bij de cd - in de kerk van Ottmarsheim, in maart 1986). Ik heb de indruk dat het inmiddels één van de bekendste middeleeuwse-muziek-cd's is geworden.
Ik luister bij voorkeur in de duisternis van de nacht naar deze (en andere) middeleeuwse muziek: dan is het alsof je stemmen hoort uit een andere wereld. Er gaat ook een diepe rust uit van deze liederen. Wie zich nooit aan de middeleeuwse muziek begeeft, mist een bijzondere ervaring in het leven (maar dat kan natuurlijk ook gezegd worden van het hardlopen en een aantal andere bezigheden).
Engelberg is een beminnelijk plaatsje midden in Zwitserland, zo'n 25 kilometer ten zuiden van het Vierwoudstedenmeer. Het wordt omgeven door bergen, met de Hahnen (2600 meter) in het oosten en de Titlis (3238 meter) in het zuiden als hoogste toppen. De enige natuurlijke toegang tot Engelberg wordt gevormd door het in het noorden gelegen dal van het riviertje de Aa.
Ik was in Engelberg in de zomers van 1990 en 1991. Ik was er met vrouw en kinderen, dit wil zeggen: de drie oudsten, want de jongste moest nog geboren worden. Het waren gezinsvakanties. Onze kinderen waren nog klein, talent- en beloftevol - zoals nakomelingen dat in hun prille jaren en in de ogen van hun ouders altijd zijn. Ik had ze graag bij me, wou ze in de vakantie niet uitbesteden, maar als ouders wilden we toch ook wat tijd voor onszelf: daarom namen we - en we hebben dat enkele jaren na mekaar gedaan - onze intrek in een Zwitsers hotel van (of uitgebaat door) de in Vlaanderen zeer bekende reisorganisatie Intersoc.
Die zorgde ter plaatse voor "clubs", waarin de meegereisde kinderen in de voor- en namiddag onder de leiding van Nederlandstalige monitoren en monitrices, en in het gezelschap van leeftijdsgenootjes, allerlei aan hun leeftijd en interesses aangepaste activiteiten ontplooiden. Voor de ouders werden bergtochten georganiseerd, onder de leiding van ervaren gidsen.
Uiteraard gold het devies "vrijheid, blijheid": wou je er eens een dagje zelf met je kinderen op uit trekken, of op eigen houtje de bergen intrekken… geen probleem. Intersoc werkt overigens nog altijd volgens deze succesformule.
Anno 1990 waren onze jongste kinderen enthousiaste leden van de "mini-club" (de "mini's" !), in 1991 trokken ze alle drie stoer op met de "maxi-club" (de "maxi's" !).
Goedkoop was het niet (Zwitserland was en is nu eenmaal een duur land), maar je kreeg wel value for money, want de hotels - en zeker ook de maaltijden die er geserveerd werden - waren van uitstekende kwaliteit. Zo logeerden we in 1990 en 1991 in Hotel Terrace, één van die chique grand hotels uit de Belle Epoque-jaren van het toerisme: gebouwd in 1903 in Jugendstil, aangevuld met het nodige hedendaagse comfort, gelegen vrij hoog tegen de berghelling aan, met schitterend uitzicht op de Titlis. Vanuit het centrum van Engelberg liep een klein rood bergtreintje steil omhoog naar het hotel (dat overigens ook met de auto bereikbaar was).
Het zou me geenszins verwonderd hebben mocht ik op het zonneterras of in het restaurant van dit hotel Hans Castorp of zowaar zelfs de mysterieuze en voor haar tijd zeer vrijgevochten mevrouw Chauchat tegen het lijf zijn gelopen - personages uit Thomas Manns beroemde roman De Toverberg (al weet ik als Mann-fan natuurlijk dat daarvoor een sanatorium in Davos model heeft gestaan, een zelfde imposant gebouw, waar Manns echtgenote Katia in 1912 verbleef).
Dankzij de reisnotities die mijn vrouw destijds maakte, kan ik nu nog aanstippen dat we in 1990 de kamers 509 (de ouders) en 507 (de kinderen) en in 1991 de kamers 321 (de ouders) en 326 (de kinderen) betrokken.
We ondernamen de - voor "de klein mannen" natuurlijk erg lange - autoreizen naar Engelberg tijdens de nacht. Dat betekende rust op de achterbank en op de snelweg. En eindelijk kwam het feit dat ik een geboren nachtmens ben mij eens goed uit.
In 1990 vertrokken we rond zeven uur en arriveerden in Engelberg heel vroeg in de nog zeer frisse ochtend - gelukkig vonden we het Café Désiré al geopend en vielen daar niet enkel warme drankjes maar ook croissants te verkrijgen.
In 1991 namen we een valse start - de toiletartikelen vergeten! - en waren we pas rond tien uur definitief op weg (later bleken onze "vakantiekaarten" - de Intersoc-inschrijvingsbewijzen - nog thuis te liggen, maar daar zijn we niet voor teruggekeerd, en dat heeft ook geen problemen opgeleverd).
Ik rij naar Zwitserland altijd via de Duitse autobahnen (Kerpen, Koblenz, Karslruhe, Freiburg…), niet enkel om de péage-uitbuiting op de Franse snelwegen te ontwijken, maar vooral omdat ik, mocht er onverhoopt toch wat mislopen, mij en de mijnen met meer vertrouwen aan de Duitse hulpdiensten en ziekenhuizen uitlever dan aan de Franse.
Het waren heerlijke dagen in Engelberg. Mijn vrouw en ik maakten stevige voettochten in de omgeving. De oudste kinderen gingen met de maxi-club "op tweedaagse", waarbij ze bleven overnachten in de berghut van Brünni. Soms trokken we met heel het gezin de bergen in, naar End der Welt (15 juli 1990) of Bergli (18 juli 1991).
Een mooi excursie-doel was de hooggelegen Trübsee: in '90 ging ik er met mijn vrouw via de kabelbaan naar toe, en maakte ik er in een artistieke bui een potloodschets van het landschap (we keerden te voet terug), in '91 stapte ik er met mijn (toen) jongste zoon naar toe (we kwamen met de kabelbaan terug).
We namen deel aan de door Intersoc georganiseerde "boerenbuffetten" op het terras van het bergrestaurant Ristis en aan de "Zwitserse avond" in ons hotel.
We bezochten (in 1990) de Benedictijnenabdij van Engelberg, waar een Nederlandstalige pater ons rondleidde. 's Zondags (15 juli 1990, 21 juli 1991) woonden we de Gregoriaanse mis bij in de abdijkerk. Het kloostergebouw zelf doet, met zijn witte muren, aan de buitenzijde koel en strak aan (wit is altijd kil). Binnen zorgt het hout van de lambriseringen aan de deuren en het invallende zonlicht voor warmte en behaaglijkheid. In het interieur van de abdijkerk: een soortgelijk contrast tussen witte muren en barokke decoratie. Zoals ik het mijn studenten altijd leerde: de Barok zocht het effect (en de emotie) - net als de hedendaagse populaire media.
Maar de (voor mij) mooiste Engelberg-momenten waren toch die waarop we in het zonovergoten park van het Kurhaus van de openluchtconcerten genoten. Het trio van il professore Vittorio Cacciatori bracht er salonmuziek uit de Belle Epoque (en daaromtrent) ten gehore.
Ook dit waren klanken die een andere wereld opriepen, deze van de (door mij zo geliefde) burgerlijke late negentiende en vroege twintigste eeuw - een aangename wereld (wat ik van de middeleeuwse niet zou willen zeggen).
De wit-gele en wit-rode stoeltjes, het beschaafde publiek, de rust en de ongedwongenheid van de vakantie… het droeg allemaal bij tot het gevoel dat la recherche du temps perdu voor even was uitgemond in le temps retrouvé (met dank aan Marcel Proust voor het bedenken van deze titels - de fraaiste uit de wereldliteratuur). Of dat we de dimanche après-midi à l'Ile de la Grande Jatte van Georges Seurat waren binnengestapt… - al waren het de voormiddag-concerten die we bijwoonden, waardoor deze momenten ook nog eens de belofte inhielden van een verrukkelijk inspannende bergtocht later op de dag.
Violist Vittorio Cacciatori was in die dagen een vaste en graaggeziene gast in Engelberg: hij trad er met zijn trio in de zomermaanden van 1990 en 1991 dagelijks (ausser montags) op in het Kurpark (of bij slecht weer in het kursaal zelf), telkens van half elf tot twaalf en van drie tot vijf uur.
Voor de aardigheid ben ik op het internet eens gaan kijken of de goede oude professore Vittorio Cacciatori nog leeft. Na een moeizame zoektocht vond ik een summiere (en eerder krakkemikkige) biografie, op het net gezet door de Noord-Italiaanse gemeente Daverio, naar aanleiding van een concert dat daar anno 2007 plaatshad.  Toen moet de maestro dus nog alive (en misschien well) zijn geweest, want hij zou bij die gelegenheid het Kamerorkest van Engelberg leiden, dat hij - naar ik inmiddels op een andere website al had geleerd - in 1987 zelf had opgericht. En dat overigens nog bestaat, maar waarvan de leiding nu in andere handen is overgegaan. Logisch, want Cacciatori was geboren in het Italiaanse Padua in 1930 en moet nu dus zo'n 83 jaar oud zijn. Gesteld dat hij zich nog onder ons bevindt, iets waarover het internet mij in het ongewisse laat. Laten we het beste verhopen.
Vittorio Cacciatori was niet zomaar een muzikant: hij speelde eerste viool bij diverse orkesten (onder andere dat van de Berlijnse opera) en stond als solist op de meest prestigieuze podia van de vijf continenten (hij maakte wereldtournees in 1977 en 1978). Eén van zijn succesnummers was - het zal u niet verbazen - de Quattro Stagioni van Vivaldi. Een muzikaal hoogstandje was zijn vertolking van Paganini's Concerto in D groot op het festival van Luzern in 1982. 
Wie alleszins nog leeft (al blijkt ook hij slechts in beperkte mate op het internet aanwezig), is Willy Verheyde. Deze onderwijzer (geboren in 1957 in Oostende, later wonend in Heist-op-den-Berg) verwierf een zekere bekendheid dankzij zijn "Wiebe-project": kinderboeken, liedjes, theater… rond het personage Wiebe. Hij was ook in Engelberg in 1990 en 1991, samen met zijn hond, zorgde er ('s avonds) voor extra animatie voor de kinderen, en deed dat met kundigheid en goede smaak. Ons dochtertje was fan van hem, en van zijn hond Nora: op dia's is te zien hoe ze met Willy op het podium de show staat te maken en hoe ze in de tuin van het hotel zijn hond koestert. 

Foto: vrouw en kinderen in Engelberg, eigen dia (nummer 90/10/33), 15 juli 1990.