vrijdag 26 juli 2013

De berenfamilie


Het gezicht van de zomer. Niet de werkelijke zomer, de zomer waarin we leefden of die we nu beleven. Maar de zomer zoals we die voorgesteld zien op schilderijen of op plaatjes in boeken. De zomer die mooier is dan de echte. 
Er is veel kans dat ik dàt gezicht van de zomer - de verbeelde zomer - voor het eerst heb gezien in De Beren Familie (sic). Een boek uit mijn prilste kinderjaren. Eén van mijn eerste boeken. Een boek uit de vroege fifties.
Het is, vreemd genoeg, een boek zonder kaft. Ja, die zal in de loop der tijden in de vernieling zijn geraakt, hoor ik u denken. Dat zou kunnen, maar zo zeker ben ik daar nog niet van. In elk geval kan ik me niet herinneren dat het boek er ooit anders heeft uitgezien dan nu. Dat de titel in grote letters bovenaan op de voorpagina prijkt, maakt aannemelijk dat er van een eigenlijke kaft nooit sprake is geweest. Het ontbreken van elke aanduiding inzake tekenaar, auteur of zelfs uitgeverij, wijst dan weer eerder in de richting van een verdwenen kaft, dat moet ik toegeven.
Mijn berenboek is een echt zomerboek. Het begint al op de bladzijden 2 en 3, waar een berengezin op picknick gaat: "Heel de dag naar bos en hei / Met een mand vol lekkernij"! Voor jonge lezertjes: in de goede oude tijd, toen die vreselijke barbecues met hun salmonella- en E. Coli-bacteriën en hun weeë rookpluimen nog niet uitgevonden waren (lees: uit Amerika overgewaaid), trokken de mensen soms met een korf vol voedsel en drank voor een dagje de natuur in (die toen ook in onze streken nog bestond). Dat heette dan een picknick. 
Het berengezin beleeft een leuke dag: vader, moeder en de drie berenkindjes spelen met de bal, en dat "geeft hen reuzepret". Maar... "Op de mand wordt niet gelet"!
En ja, zelfs in die goede oude tijd kon men zijn zaken maar beter niet onbeheerd achter laten, want wat zien we op het volgende plaatje? Alle mogelijke dieren uit het bos storten zich op het proviand van onze beren-vrienden. En of ze smikkelen en smullen! U raadt het vervolg: als de beren zich te goed willen doen aan het lekkers dat ze hebben meegebracht, wacht hen een bittere teleurstelling: "Ach wat schrikken onze beren / Hong'rig gaan zij huiswaarts keren". 
"Van dit boek met al die beren, / Kun je vast nog heel veel leren" staat er op de eerste pagina van mijn berenboek, en inderdaad: uit het picknick-verhaal had ik als kind kunnen opsteken dat men zijn spullen niet uit het oog mag verliezen, zijn medeschepselen niet mag vertrouwen, en er nooit mag van uitgaan dat een leuke dag een happy-end zal kennen. Of ik dat destijds inderdaad geleerd heb betwijfel ik.
Bladzijden 4 en 5 - de nummering komt van mij, want in het boek zelf staan geen paginanummers - worden gevuld met één grote, bijzonder tot de verbeelding sprekende prent. De familie Beer - vader, moeder en nu al vijf kleine beertjes - heeft zich teruggetrokken ergens aan een meer, en beleeft al de geneugten van een dagje aan het water. Eentje laat zich drijven op een boomstam, een ander doet dit op een luchtkussentje en leest er zowaar een boek bij...
Vader Beer, die kennelijk Mopsie heet (hetgeen ik een wat rare naam vind voor een achtenswaardige vader), heeft zich in een houten kuip te water begeven - echter niet nadat hij deze op handige wijze heeft voorzien van een mast en een zeil... "Mopsie Beer die rare snaak, / Nam de tobbe en in een wip / Maakte hij een prachtig schip".
Moeder Beer komt met een bal onder de arm in badpak het water uitgestapt. Helemaal rechts zien we een emmertje en een schopje. Ik heb geaarzeld of ik dit beeld van de zomer niet boven mijn tekst zou zetten, want het heeft mijn kinderlijk zomerbeeld zeker in aanzienlijke mate vorm gegeven, maar zoals u ziet is mijn keuze uiteindelijk op twee andere, kleinere plaatjes gevallen (ook al omdat hun formaat zich leende tot inscannen, hetgeen met de grote prent niet het geval was).
Op bladzijden 6 en 7 staat weer een grote prent, een "trouwpartij" deze keer - niet echt iets voor de zomer, meer voor de lente eigenlijk, dus dit berenpaar dat opgedirkt en op een rode loper de kerk uit komt gestapt, slaan we maar even over. Als kind had ik overigens geen enkele belangstelling voor het huwelijk.
We gaan naar de bladzijden 8 en 9, waar de belofte dat we heel veel gingen leren, weer helemaal waar wordt gemaakt, want twaalf plaatjes geven ons een verrukkelijk beeld van de maanden van het jaar. Uit deze visuele kalender pluk ik de prentjes voor juli en augustus, en deze zet ik boven dit stukje, want dit zijn toch echt wel de oer-beelden die ik als kind van de zomer-zoals-voorgesteld-op-plaatjes heb opgeslagen (en in de diepste regionen van mijn hersenen bewaard). Het zijn zeer eenvoudige taferelen - eenvoud hoort bij het wezenlijke (dat heeft Einstein ooit al eens gezegd, dacht ik). 
Ja, de zomer, de vakantie... dat zijn gouden korenschoven op het veld in juli... en dat is een zandkasteel met een vlag, aan de blauwe zee, in augustus. En een reiskoffer in het zand. Heb ik in mijn kinderjaren (en later) ooit korenschoven op velden zien staan? Geenszins. Verbleef ik in mijn jongste jaren ooit in augustus aan zee? Neen, in juli, en dat was later pas. Zetten vakantiegangers hun valiezen op het strand? Natuurlijk niet. Maar, zoals gezegd: het gaat hier niet om de échte, maar om de getekende, de ingekleurde, de gedroomde, de verlangde zomer.
Op de volgende bladzijde van mijn berenboek (als ik goed tel zijn we aan bladzijde 10), krijgen we de kleuren aangeleerd. "Rood is de auto, die rijdt hier met spoed / Maar 't beertje dat stuurt, hij kan het heel goed". Hm, denk ik nu, als kind kreeg je hier onbewust de boodschap mee dat wie in de waan verkeert een goed chauffeur te zijn, best snel mocht rijden. Zelfoverschatting en verkeers(on)veiligheid...
Overigens: achter àlle onschuldig ogende plaatjes en praatjes - zeker ook die van de hedendaagse media - zitten hidden messages die we ongeweten en ongewild ingelepeld krijgen, en die ons denken en doen beïnvloeden. De demagogie zit overal, we zijn gemanipuleerde wezens, het is niet anders.
Op bladzijde 11 wordt de leer der kleuren gecombineerd met het onderwijzen van enig eenvoudig rekenwerk, van het genre: "Eén beertje is bruin, twee anderen geel / Tesaam zijn 't er? zeg jij maar hoeveel". Of: "Twee rode blokken onderaan, 4 groene er dan opgedaan / Dan zie je bij elkaar zes mooie blokken staan". Leuke rijmpjes dat wel, maar als men met zulk vermoeiend rekenwerk aan komt zetten, dan is het duidelijk dat de schoolplicht weer in aantocht is. En inderdaad: op de laatste bladzijde zitten de beertjes rond hun meester geschaard, want: "Net als jullie gaan de beren / Ook naar school, om veel te leren". De zomer, die gaat altijd (te) snel voorbij.