vrijdag 13 december 2013

Java


Op 12 juli 1898 werd de 30-jarige Boortmeerbekenaar Jules Wouters levenloos aangetroffen aan boord van de pakketboot Sydney. Die bevond zich op dat moment op 5,58 graden noorderbreedte en 81,15 graden oosterlengte. Ik heb het even opgezocht: dat moet in de Indische Oceaan, een eindje ten zuiden van het eiland Sri Lanka (voorheen Ceylon geheten) zijn geweest. Kijkt u het veiligheidshalve maar eens na op een kaart, want aardrijkskunde is nooit mijn sterkste vak geweest, en met name dat gedoe met die lengtes en die breedtes kan ik niet meteen één van de meest genoeglijke ervaringen uit mijn secundair onderwijstijd noemen.
Was Jules Wouters een Boortmeerbeekse jongen die er voor gekozen had als zeeman aan de kost te komen? Geenszins. Hij reisde als eerste klasse-passagier!
Jules was op de Sydney ingescheept in de Engelse kolonie Singapore - maar was middels het kleinere schip La Seyne "aangevoerd" vanuit Batavia, en dat was in die dagen de hoofdstad van het uitgestrekte Nederlandse koloniale rijk in Zuid-Oost-Azië ("Nederlands Indië", Batavia heet nu Jakarta).
Het overlijden van Jules werd officieel vastgesteld om kwart na vier in de namiddag, door de kapitein van de Sydney, Jules Aubert. We kunnen vermoeden dat medepassagiers korte tijd eerder de dode - of misschien nog zieltogende - Boortmeerbekenaar aangetroffen hadden en de kapitein inderhaast naar de plek des onheils was geroepen.
Maar laten we liever niet al te veel vermoeden (alleszins nog niet op dit moment), want het aardige van de gegevens die ik tot nog toe heb opgedist, is nu juist dat ze, geschiedwetenschappelijk gesproken, een hoog zekerheidsgehalte vertonen. En dat in een affaire die aanleiding heeft gegeven tot talloze gissingen, veronderstellingen, ware en onware beweringen - en zodoende tot uren vertel-, gespreks- en roddelplezier bij huiskamerkachels en in cafés. (Even bekroop mij de lust om de dood van Jules Wouters te vergelijken met die van Kennedy of prinses Diana, maar laat ik er geen potje van maken - al zouden er op vlak van legendevorming beslist parallellen te trekken vallen).
De gegevens over de dood-op-zee van Jules Wouters komen uit zijn overlijdensakte, die een aantal jaren geleden spreekwoordelijk boven water werd gehaald door de heemkundigen Jan Peeters en Georges Wouters: geen geringe verdienste, want tot nader order is dit het enige schriftelijke document met betrekking tot de fatale reis van Jules Wouters. En in de geschiedeniswetenschap wordt het betrouwbaarheidsgehalte van geschreven en gedrukte bronnen nu eenmaal hoger ingeschat dan dat van mondelinge getuigenissen - net als aan de cafétoog, waar "het staat in de krant" ook méér indruk maakt dan "die van ons heeft dat horen vertellen bij het kraam van de groentenboer". Overigens staan er ook in kranten en andere schriftelijke bronnen véél misvattingen en abuizen, maak u daar geen illusies over.
Maar goed, in de zaak Jules Wouters lijkt de overlijdensakte - het inhoudelijk meest relevante fragment ervan heb ik als illustratie boven deze tekst gezet - toch een rots in de branding. Voor een goed begrip: wat u ziet is de tekst die in het jaar 1900 - betrekkelijk laat na de feiten dus - in de Boortmeerbeekse registers van de Burgerlijke Stand werd ingeschreven. Door de toenmalige burgemeester Brancart - of om héél accuraat te zijn: die zette er zijn handtekening onder.
In feite deed men op het Boortmeerbeekse gemeentehuis niets meer of minder dan een afschrift maken van de overlijdensakte  die was opgemaakt door de kapitein van de Sydney, en mede-ondertekend door twee van zijn bemanningsleden (de boordcommissaris en de scheepsluitenant). Een kapitein kon in bepaalde omstandigheden aan boord van zijn schip als ambtenaar van de Burgerlijke Stand fungeren en dus een officiële akte opstellen.
Jules had zijn laatste reis aangevat in Batavia. Dat blijkt uit de overlijdensakte en staat redelijkerwijs gesproken dus vast. Batavia lag op Java, destijds het voornaamste en dichtstbevolkte eiland van Nederlands Indië (nu van de staat Indonesië). Op dit punt van mijn verhaal gekomen moet ik ons geschreven document met zijn aura van betrouwbaarheid loslaten, en mij baseren op wat - onder andere ook door mij - over de Jules Wouters-zaak geschreven werd op basis van mondelinge overlevering.
Wat was onze Boortmeerbeekse Jules Wouters zo naar het einde van de negentiende eeuw toe in 's hemelsnaam in het verre Nederlandse Java gaan zoeken?  Hij was geen zeeman, dat weten we al. Een ontdekkings- of plezier-reiziger was hij evenmin. Of misschien ten dele wel, want hij had de reputatie avontuurlijk aangelegd te zijn, en dat moest je ook wel zijn om in die luchtvaartloze tijd naar zo'n afgelegen gebied te reizen. Bovendien is er een variante van zijn verhaal die hem meerdere keren naar Java laat reizen, en in dat geval is het mogelijk dat hij dat een eerste keer als toerist deed. Maar toen hij écht naar Java trok, deed hij dat om er geld te verdienen. Jules was zakenman, ondernemer - of dacht dat hij dat was. Jules ging naar Java om rijk te worden.
Om héél rijk te worden, want gewoon rijk was hij eigenlijk al. Jules Wouters was immers een zoon van de succesvolle Boortmeerbeekse brouwerijbaas Theofiel (Théophile) Wouters, in de Boortmeerbeekse volksmond "den brouwer" genoemd, die door hard werken en naarstig ondernemerschap zulke goede zaken had gedaan dat hij zich een landgoed met kasteel had kunnen kopen - zie mijn blogstukje Theofiel Wouters van 24 mei 2013.
Je zou dan verwachten dat zoon Jules Wouters zich naarmate de negentiende eeuw vorderde en zijn vader ouder werd, geleidelijk in de florerende brouwerijzaken inwerkte, om ten gepasten tijde het leiderschap over te nemen, maar neen, zulk een evolutionaire gang van zaken scheen niet aan de orde te zijn. Kwamen vader en zoon niet al te best overeen? Wou Jules bewijzen dat hij ook zelf fortuin kon vergaren?
In elk geval: Jules vatte het plan op om in Java aan olie-winning te gaan doen. Aardolie en daarvan afgeleide producten als petroleum en benzine werden door doortastende zakenlui in de late negentiende eeuw gezien als de grondstoffen van de toekomst (niet ten onrechte, zoals inmiddels gebleken is). Olie leek het nieuwe goud.
Ik heb me bij het Java-verhaal van Jules Wouters wel eens afgevraagd of het aan het eind van de negentiende eeuw een realistische optie was om met de combinatie Java-en-olie rijk te worden. Het antwoord is onomwonden: ja. Het concrete bewijs trof ik onlangs aan in de korte biografie van de Nederlandse sportman en kunsthistoricus Johann Heinrich Hermann Kessler (1891-1943), zoals die in de Wikipedia wordt geschetst. Ik citeer: "Kessler groeide op in een rijke familie. Zijn vader had met handel in olie op Java zoveel geld verdiend, dat hij en zijn kinderen niet hoefden te werken".
Als Jules Wouters inderdaad de aspiratie koesterde zijn vader in het zaken-doen naar de kroon te steken, dan begon hij toch maar minnetjes: door bij die zelfde vader een kapitaaltje - misschien een voorschot op zijn erfenis - los te pingelen. Vader Wouters zag het Java-avontuur niet zitten - of het nu zijn zoon dan wel zijn centen waren die hij niet graag zag vertrekken laat ik in het midden. Tenslotte kwam hij toch met geld over de brug.
Jules Wouters' boezemvriend én neef - hun moeders waren zussen - dokter Eugène Van Gorp investeerde stevig in de Java-onderneming, en trok bovendien zijn vader, de grote en rijke boer Edouard Van Gorp, over de streep.
Jules Wouters moet uiteindelijk met een flink pak duiten naar Java vertrokken zijn. Wat hij daar uitgericht heeft, wat er hem is overkomen, daar hebben we het raden naar. Hebben malafide figuren hem - zoals hij op zijn terugreis aan medepassagiers zou hebben verteld - opgelicht?  Wat er ook van zij: Jules moest volkomen berooid naar Europa terugkeren, hij was op Java al het geld dat zijn beleggers hem hadden toevertrouwd, kwijtgespeeld. Dàt in Boortmeerbeek te moeten gaan opbiechten, was een te zware opgave. Op dinsdag 12 juli 1898, aan boord van de Sydney, op weg naar huis, stapte Jules uit het leven. 

Afbeelding: fragment van de overlijdensakte van Jules (Julius Hubertus Prosper) Wouters (1867-1898), 1900. Met dank aan Jan Peeters.

Voornaamste bronnen: artikel F. WOLLEBRANTS, De familie Van Gorp en Boortmeerbeek, in Heemkring Ravensteyn Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 2 (1988), nr. 2, blz. 48-67, en in HOGT (Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift), jg. 4, nr. 1 (februari 1989), blz. 6-15 en blz. 54-62; artikel G. WOUTERS, Geboorteperikelen van de vroegere brouwerij "Het Sas", in Heemkring Ravensteyn Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 3 (1989), nr. 2, blz. 94-98; artikel F. WOLLEBRANTS, De geschiedenis van de Boortmeerbeekse brouwerij "Het Sas", 1900-1967, in Heemkring Ravensteyn Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 3 (1989), nr. 3, blz. 122-138, en in HOGT (Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift), jg. 4, nr. 3/4 (november 1989), blz. 188-200; artikel J. PEETERS en G. WOUTERS, De samenhang van enkele eertijds belangrijke families te Boortmeerbeek en hun verwezenlijkingen op professioneel vlak, in Heemkring,Ravensteyn v.z.w. Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 6 (1992), nr. 2, blz. 84-105.
De artikels die ik in 1988-1989 publiceerde waren hoofdzakelijk gebaseerd op gesprekken met (mijn vader) Oscar Wollebrants (1921-1989), Adrienne Van Gorp (1903-2003, dochter van dokter Eugène Van Gorp) en Georges Van Gorp (1904-2003, neef van dokter Van Gorp).