vrijdag 13 april 2012

Heinke Snoek


Lang, lang geleden… toen de mensen nog in landschappen van Pieter Bruegel leefden… waren er in mijn woonplaats Boortmeerbeek reeds dorpelingen die boeken bezaten.
Boortmeerbeek is altijd wat vooruit geweest op zijn tijd - of tenminste toch op de dorpen en gehuchten uit zijn omgeving. Dat heeft zo zijn voordelen gehad, maar ook zijn nadelen - maar daar wil ik het nu niet over hebben. Wel over die lang vervlogen tijden, toen de mensen 's avonds, bij de haard, thuis of in de plaatselijke herberg, verhalen vertelden. Verhalen over allerlei merkwaardige en angstaanjagende zaken, en dus ook over mensen die in Boortmeerbeek woonden en boeken bezaten, en daardoor eigenlijk zeer oneigentijds waren.
Want wie bezat er vroeger nu boeken? De pastoor ja, maar dat waren heilige, door de Kerk en het Aartsbisdom Mechelen goedgekeurde werken, waar nihil obstat en imprimatur in stond, en die dienden om de Heilige Mis te celebreren of om te brevieren. En de onderwijzer, de schoolmeester, ja, die had ook boeken, zoals het Kruisken-ABC, den Cleynen en den Grooten Catechismus, Den Cabinet der Christelijke Wijsheijd, Het Leven van de H. Maget Maria enzo - maar dat was allemaal in het kader van de christelijke opvoeding en geleerdheid, en dus dik in orde.
Maar dat er ook gewone mensen waren die boeken bezaten… nu ja, hier en daar dan toch eens iemand, in Boortmeerbeek bijvoorbeeld… dat was wel vreemd, en eigenlijk toch nergens voor nodig.
Even tussendoor - en om te laten horen dat ik er iets van ken: de verhalen waar ik het hier over heb worden door de volkskundigen sagen genoemd. Ze werden mondeling doorverteld (het woordje sage komt van het Duits was gesagt wird), en zowel door de verteller als zijn toehoorders voor echt gebeurd aangenomen. Vaak draaide het in zulke verhalen om griezelige personages: spoken en duivels, heksen en tovenaars, weerwolven…. en deden er zich allerlei unheimische, beangstigende fenomenen in voor.  Zoals boekenbezit.
En ja, die mensen in Boortmeerbeek die boeken bezaten, daar was misschien toch wel iets mee aan de hand. Toverij, hekserij: ik weet, het zijn grote woorden, ik neem ze niet graag in de mond - maar toch…
Zo was er ooit in ons dorp eens een paard in de gracht gesukkeld. De greppel was slecht onderhouden, en hoe woeliger en wanhopiger en amechtiger het arme beest tekeerging, hoe dieper het zich in de modder trappelde. En de voerman maar duwen en trekken en sleuren - tevergeefs. 
Toen kwam er een man langs, een toevallige passant, en die slaagde er in de kortste keren in het paard - als bij wonder - weer boven water en op de begaanbare weg te krijgen. Toeval of niet, maar die voorbijganger, dat was dus wel een man van wie geweten was dat hij boeken bezat.
Sommigen bezaten niet enkel boeken, maar lazen ze zelfs! Tot wat dat leiden kon leert ons de sage van de man die in zijn boeken had zitten lezen en zodoende onder invloed van een onbekende kracht was geraakt, waardoor hij van geen ophouden meer wist (op vlak van lezen bedoel ik). Buren of familie haalden de pastoor erbij, voor een goed gesprek. Maar was het wel zo'n goed gesprek - voor de pastoor? In elk geval wisten dorpelingen te vertellen dat de zielenherder naderhand zwaar bezweet de woning van de lezende man verlaten had.
En, straffer nog, mensen die een boek helemaal uitgelezen hadden, waren vervolgens als bezetenen op zoek gegaan naar een ander, een nieuw boek om te lezen - vanuit een onweerstaanbare drang als het ware (een verschijnsel u bekend van menige rechtszaak, de laatste reddingsboei voor slechte advocaten).  Ze hadden die nieuwe boeken gevonden in een leeg, godverlaten huis, waar behalve die folianten - die op een soort toog lagen - niets of niemand te zien was (zoals dat in lege, godverlaten huizen bijna altijd het geval is).
Kennelijk leenden deze mensen hun leesvoer ook uit - een vroege vorm van Boortmeerbeeks bibliotheekwezen - want een tovenaar uit Hever zou bij hen boeken gaan halen zijn - met Kerstmis nota bene, werd gezegd…
Laten we onszelf niets wijsmaken: mannen die boeken bezaten waren meer dan waarschijnlijk  tovenaars. En als het vrouwen waren, dan moeten het heksen zijn geweest, dat kan bijna niet anders. Zo was er in Boortmeerbeek een vrouw die veel - té veel - in boeken had zitten lezen en die als puntje bij paaltje kwam, en haar leven ten einde liep, niet kon sterven!  Nu waren het de wanhopige erfgenamen die er de dorpspastoor bijhaalden, om haar te overlezen - en jawel, ook deze keer raakte de dorpsherder verschrikkelijk bezweet…
Zou dat bij herhaling bezweet raken van die pastoor niet te maken hebben gehad - zit ik mij af te vragen - met de aanwezigheid van de duivel? Ik bedoel: dat er daardoor een stukje hitte van de hel in die huizen was komen te hangen? Het zou me niet verbazen.
Toen ik hoorde van die oude Boortmeerbeekse volksvertellingen over mensen die boeken bezaten (en over het wantrouwen waarmee hun tijdgenoten daar tegenaan keken), moest ik denken aan Heinke Snoek, over wie mijn moeder wel eens vertelde. Heinke woonde in de Beringstraat, net voorbij de gemeenteschool en de plaats waar de straat een wijde bocht maakt (gesteld dat men zich naar de Leuvensesteenweg toe begeeft). Mijn moeder, Maria Budts (1922-2009), was in haar kindertijd wel eens - samen met een nichtje - in het huis van Heinke Snoek geweest… 
"Ik weet nog heel goed dat er boven de schouw een geweer hing", schreef ze in 2001. "Hij had ook veel boeken en vertelde soms over vader Cats. Hij was zo een soort filosoof. Hij had een hof met veel fruitbomen, waar ook nog de ruïne van een huis naast stond. Wij mochten daar ook altijd gaan appelen en peren rapen...”.
Heinke Snoek heette in werkelijkheid Hendrik Dionisius Van Horenbeeck. Hij was geboren in 1845 en in mijn moeders kinderjaren dus al een bejaard man. Gehuwd was hij nooit geweest, maar vóór de Eerste Wereldoorlog moet hij in het huis aan de Beringstraat het gezelschap hebben gehad van zijn jongere zuster Maria Antonia Van Horenbeeck (°1849), die weduwe was, en van zijn eveneens ongehuwde, oudere broer, Leopold Van Horenbeeck (°1842), in de volksmond Polle Snoek geheten. Laatstgenoemde was dierenslachter. De Snoeken zouden anno 1911 vanuit Mechelen in Boortmeerbeek zijn beland.
Van de Boortmeerbeekse slager Felix Gijbels (1900-1993) leerde ik hoe Polle en Heinke Snoek aan hun toenaam waren gekomen: ze waren ooit betrapt op vissen zonder vergunning! Dat zal ze allicht een boete hebben opgeleverd, en alleszins het leedvermaak van lieden uit hun omgeving die het onzalige voorval in een bijnaam vereeuwigden.
Polle Snoek had (volgens Felix) het leven gelaten in 1914, toen hij de hevige gevechten gadesloeg die Belgische en Duitse soldaten in de omgeving van zijn huis leverden. Omdat op dat moment nagenoeg iedereen in de gemeente voor het oorlogsgeweld op de vlucht was geslagen, had Heinke Snoek zijn oudere broer zelf begraven, in de tuin van hun woning - en, zoals hij later op plechtige toon verklaarde: "met zijne kop naar het oosten".
Heinke Snoek moet aanvankelijk, net als zijn broer, slachter zijn geweest, maar hij had wat boeken over veeartsenij bestudeerd en was zodoende “expert-toeziener op dierenslachtingen” - zeg maar: vleeskeurder - geworden. Volgens beenhouwer Felix Gijbels oefende Heinke die taak bijzonder traag en grondig uit - en tot op zo’n hoge leeftijd dat Felix tenslotte letterlijk Heinkes hand moest vasthouden wanneer die zijn stempel op het vlees moest drukken.
Heinke Snoek overleed in 1938 in Mechelen. Het oude huis van de Snoeken werd gesloopt. Over wat er met Heinke Snoeks boeken is gebeurd kunnen we ons de vreselijkste voorstellingen maken. 

Foto: de Beringstraat ter hoogte van de Gemeentelijke Basisschool (vroeger Gemeentelijke Jongensschool), hier gezien in de richting van het dorp (dus met de Leuvensesteenweg in de rug), paasmaandag 9 april 2012, eigen foto. Op de plaats van het huis rechts moeten de woning en de tuin van Heinke Snoek hebben gelegen. Het woud aan verkeersborden en ander straatmeubilair in het midden van de foto heeft te maken met de school en haar parkeerplaats. Ik heb tevergeefs gezocht naar een oude prentbriefkaart met een afbeelding van de school, en in de hoop dat daarop ook een glimp van het huis van Heinke Snoek te zien zou zijn. 

Geraadpleegde bronnen…
Met betrekking tot de oude Boortmeerbeekse sagen: internet, website Vlaamse volksverhalenbank, www.volksverhalenbank.be, geraadpleegd maart 2012 (de samenvattingen van sagen die men op deze site aantreft, zijn, voor wat Boortmeerbeek betreft, kennelijk ontleend aan: A. VAN LOOY, Onderzoek naar sagenmotieven in de streek tussen Mechelen en Leuven (Brabantse Kempen), Leuven, 1964) ; internet, trefwoord sage in internet-encyclopedie Wikipedia, nl.wikipedia.org/, geraadpleegd maart 2012.
Met betrekking tot Heinke Snoek: schriftelijke aantekening van mijn moeder Maria Budts, 2001 ; artikel F. WOLLEBRANTS, De herinneringen van "Felix den beenhouwer", deel I: van kind tot beenhouwer, in: Heemkring Ravensteyn Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 5 (1991), nr. 1, blz. 17-27, met name blz. 23, 25 en 27 (gebaseerd op gesprek met Felix Gijbels in 1990) ; artikel G. WOUTERS, De bewoners van de Boortmeerbeekse Beringstraat tussen de twee wereldoorlogen, 1e vervolg, in: Heemkundige Kring Ravensteyn v.z.w. Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 11 (1997), nr. 3, blz. 120-128, met name blz. 125.