vrijdag 6 april 2012

Erasmus


Vele jaren geleden al - ik moet in mijn zeer vroege twenties zijn geweest - kwam ik tot deze levens- en wereldbeschouwelijke vaststelling: dat de mate waarin een mens zich gelukkig voelt bepaald wordt door zijn verstand. Opgelet: het gaat om een relatie van omgekeerde evenredigheid! Hoe intelligenter iemand is, hoe meer kennis hij bezit, hoe scherper zijn inzicht is, hoe sterker zijn bewustzijn zich ontwikkeld heeft… hoe minder gelukkig hij zich voelt. Minder weten, minder bewust-zijn, betekent: een grotere kans op geluk.
Daarom zijn dieren in de regel gelukkiger dan mensen. Lammetjes en kalfjes dartelen vrolijk in de zonnige lenteweide, onbewust van het feit dat ze weldra tot lams- en kalfskoteletjes zullen worden verwerkt... Als ze (zoals de mens) hun toekomst - de dood - zouden kennen, zou het dartelen hen allicht snel vergaan...
Daarom ook zijn kinderen, met nog maar weinig zicht op hoe de wereld reilt en zeilt, in principe gelukkiger dan volwassenen.
En door dezelfde omgekeerde evenredigheid tussen het geluksgevoel en het verstand zijn lompe, domme lieden voorbestemd om gelukkiger te zijn dan wijze en schrandere mensen. Zoals de volkswijsheid zegt : "het geluk is met de domme".
Let wel: bescheiden, eenvoudige mensen kunnen volgens mij heel snugger en wijs zijn, en hoge pieten (en mieten) ontzettend stupide en verwaand. Voorbeelden van dit laatste kunnen we omzeggens dagelijks aantreffen in zowel de binnen- als de buitenlandse actualiteit.
Ik heb bij het uiten van mijn gelukstheorie nog al eens de wind van voren gekregen, en u mag er natuurlijk geheel het uwe van denken (de vrijheden van gedachte en meningsuiting behoren tot mijn belangrijkste persoonlijke geloofsartikelen), maar zie, vele jaren na het formuleren ervan ontdekte ik dat de grote vijftiende-zestiende-eeuwse schrijver Erasmus zo'n vijfhonderd jaar geleden al tot een soortgelijke bevinding was gekomen (dat dit mijn ijdelheid streelde hoeft wel geen betoog).
In zijn boek Lof der Zotheid kunnen wij lezen: "Evenals dus onder de mensen diegenen het verst van het geluk verwijderd zijn die zich op de wijsheid toeleggen (…) - zo ook schijnen diegenen het minst ongelukkig, die de aard en domheid der redeloze dieren het dichtst benaderen en niets ondernemen dat boven de mens uitgaat. (…). In de eerste plaats zijn zij vrij van vrees voor de dood, een kwaal die niet gering is (…).  Zij  schrikken niet van spoken en geesten, worden niet gekweld door angst voor dreigend onheil, zitten niet in spanning door hoop op toekomstig heil. Kortom, ze worden niet gemarteld door de duizenden zorgen waaraan dit leven is blootgesteld. Zij kennen geen schaamte, geen angst, geen ambitie, geen afgunst, geen liefde. En als ze nog dichter genaderd zijn tot de onnozelheid der redeloze dieren, dan kennen ze zelfs de zonde niet, volgens de theologen. Weeg dwaze wijze alstublieft eens af door hoeveel verschillende zorgen dag en nacht uw geest wordt gefolterd, leg eens alle ongemakken in uw leven op één stapel…".
Ik weet het: het is eigenlijk Moria of Stultitia, de godin van de domheid, die Erasmus hier - en in heel zijn Lof der Zotheid - bij wijze van stijlfiguur aan het woord laat, maar dit godinnetje van de dwaasheid, dat Erasmus op eigen initiatief aan de Olympos heeft toegevoegd, is zelf allesbehalve zwakhoofdig, en we mogen er donder op zeggen dat ze - gewikkeld in een kleedje van ironie - de spreekbuis is van Erasmus' eigen ideeën.
Desiderius Erasmus, die kent u natuurlijk als één van de zogeheten Humanisten - de bekendste zelfs voor wat de Nederlanden betreft, en ook op Europees niveau een figuur van betekenis. In zijn eigen tijd al beroemd, bewonderd, omstreden ook.
Hij was geboren in Rotterdam, in de nacht van 27 op 28 oktober, meer bepaald in de vroege ochtend van de 28ste. Maar in welk jaar? Daarover hebben verschillende deskundige opinies de ronde gedaan, maar "sinds de grondige reconstructie van Harry Vredeveld in 1993 (in het tijdschrift Renaissance Quarterly) houdt de moderne wetenschap het merendeels op 1466", aldus het Erasmus Center for Early Modern Studies in Rotterdam. Rond Erasmus' overlijden bestaat geen onzekerheid: hij stierf in de nacht van 11 op 12 juli 1536, net na de laatste klokslag van middernacht (dus op de 12de).
Honkvast kan men Erasmus niet noemen: om uiteenlopende redenen heeft hij op meer dan een dozijn plaatsen in Europa gewoond of verbleven. Daaronder Parijs, Cambridge, Bazel, Leuven… Hij was vaak onderweg. Echte reisverslagen heeft hij niet geschreven - wel krijgen we via zijn brieven een indruk van de ongeriefelijkheden en gevaren die toen (ook al) aan het reizen verbonden waren.
Van 1506 tot 1509 was Erasmus op pad in Italië: Turijn, Venetië, Rome… Daarna reisde hij naar Engeland, waar hij zijn vriend Thomas More wou bezoeken (de twee hadden elkaar leren kennen in 1499, bij een eerder bezoek van Erasmus aan Engeland). Vermoedelijk was het tijdens de reis van Italië naar Engeland dat het boek(je) Lof der Zotheid tot stand kwam (mogelijk heeft Erasmus er de laatste hand aan gelegd toen hij bij More was aanbeland).
Erasmus schreef zijn Lof der Zotheid in het Latijn, en voorzag de tekst van de half in het Latijn, half in het Grieks gestelde titel Moriae encomium, hetgeen niet enkel lof der zotheid maar ook lof van More kon betekenen - een speelse verwijzing naar de man, aan wie het werkje opgedragen was.
De eerste druk van de Moriae encomium verscheen in 1511. Eigenlijk ging het om twee eerste drukken, want de Parijse boekdrukkers Gilles de Gourmont en Jehan Petit zorgden elk voor een eigen editie (met verschillende titelpagina's). In 1514 deed de (geheel Latijnse) titel Stultitiae Laus zijn intrede.
Erasmus' literaire snuisterijtje werd - naar de normen van die dagen - een ware bestseller: op zo'n tien jaar tijd zagen, gespreid over heel West-Europa, niet minder dan twintig uitgaven het licht. Desiderius Erasmus werd nog tijdens zijn leven een beroemdheid, waardoor hij bij herhaling werd afgebeeld, en dat door kunstenaars die-niet-de-minsten-waren: Quinten Metsys, Hans Holbein, Albrecht Dürer.
Pas in 1560 (dus een hele tijd na Erasmus' dood) kwam een Nederlandse vertaling van de Stultitiae Laus van de pers, met als titel Lof der Zotheid.
Erasmus had geen hoge pet op van de mensen... "De een haast zich om wat hij bezit erdoor te draaien, de ander schraapt met alle middelen, geoorloofd of niet. De een dingt als kandidaat voor een ambt naar de gunsten van het volk, de ander zit liefst thuis bij de kachel. Een groot deel voert eindeloze processen en spant zich over en weer in om de steeds uitstellende rechter en de met hem onder één hoedje spelende advocaat te verrijken. De een wil een revolutie ontketenen, de ander koestert grootse plannen. Iemand bezoekt Jeruzalem, Rome of de heilige Jakobus waar hij niets te zoeken heeft, terwijl hij vrouw en kinderen thuis achterlaat.
Kortom, als men (…) de talloze opschuddingen der stervelingen vanaf de maan kon bekijken, zou men denken een zwerm vliegen of muggen te zien die met elkaar ruziën, strijden, hinderlagen leggen, roven, schertsen, uitgelaten zijn, geboren worden, sneuvelen, sterven. Men kan niet begrijpen wat een drukte, wat een drama's zo'n klein wezentje veroorzaakt terwijl het zo gauw zal sterven. Want af en toe komt er een oorlogje of een epidemie en vaagt er vele duizenden in één keer weg en vernietigt ze". Elders laat Erasmus zijn godin constateren: "Al met al is het menselijk leven niets anders dan een grapje van de zotheid".
Enkele jaren na zijn satirisch loflied op de dwaasheid publiceerde Erasmus wat hij zelf als zijn magnum opus beschouwde: een kritische uitgave van de Griekse tekst van het Nieuwe Testament (gebaseerd op een zestal Griekse handschriften), gevolgd door een nieuwe Latijnse vertaling ervan en een reeks hoogstgeleerde aantekeningen - dit alles onder de titel Novum Instrumente Omne. Het ging om een filologische en theologische prestatie van de eerste orde.
En toch is het niet dat zware meesterwerk dat vijf eeuwen later nog relevant, interessant en genietbaar is, maar wel de luchtige plaisanteries van Erasmus' dwaasheidsgodin - in haar nopjes omdat zij op de wereld zoveel fans telt, en schaamteloos argumenterend dat dit een goeie zaak is. Want: heeft niet de zot het beste lot?  Zijn de wereld en het leven niet wreed en onleefbaar als men ze ziet in het koude licht van het verstand? Zijn het niet de dwaasheden die het leven kleuren, is het niet de domheid die gelukkig maakt? En betekent dit niet dat bewust-zijn en geluksgevoel in een omgekeerd evenredige verhouding tot elkaar staan? Had ik het niet gezegd? 

Afbeelding: een schrijver van vijfhonderd jaar geleden: portret van Erasmus van Rotterdam aan zijn schrijftafel in Bazel, door Hans Holbein de Jonge (1498-1543), 1523, tempera op hout, 42 x 32 cm., Museum van het Louvre, Parijs. Overgenomen van Wikimedia Commons. De Duitse schilder Holbein heeft Erasmus niet minder dan drie keer geportretteerd.
Geraadpleegde bronnen: ERASMUS, Lof der Zotheid, Prisma-pocket, uitgeverij Het Spectrum, 1969 ; internet, website van het Erasmus Center for Early Modern Studies (Rotterdam), www.erasmus.org/, geraadpleegd maart 2012 ; internet, dossier 500 Jaar Lof der Zotheid, op website van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, www.kb.nl/dossiers/lofderzotheid/, geraadpleegd maart 2012.