vrijdag 30 maart 2012

Auctor


Lezing uit het boek De Boeren van Oolen van Auctor…
"Dien dag der Oogstmaand dan, was het vreeselijk warm te Oolen, een dorpje op een viertal kilometer afstand van Herenthals gelegen - het ligt er nog, op dezelfde plaats - en dat een der eenvoudigste gemeenten was van dien tijd, om zoo te zeggen, heel en al van de beschaafde wereld afgesneden.
De menschen leefden er kalm, in de vreeze Gods, verdienden hun dagelijksch brood in het zweet huns aanschijns - bijzonder op dien snikheeten dag der maand Oogst - en vroegen zich nooit af, wat er buiten Oolen wel bestaan of gebeuren kon.
Hier en daar was er wel een bewoner, die het gewaagd had naar de stad Herenthals te gaan, om eene koe of een kalf te verkoopen, maar hij was zoo spoedig als 't kon weergekeerd, want hij was met de spotzieke stedelingen niet al te best over de baan geraakt (…).
Dien stikheeten dag dan, op den middag, was er geen levende ziel in Oolen te bespeuren, en niet het minste geluid te vernemen, want al wat leefde, had na het noenmaal den moed niet meer, zijn mond in zijn zweetend aanschijn nog te openen. Plotseling galmde het geluid van hoefslagen op de groote baan…".
Tot zover deze korte lezing uit het boek De Boeren van Oolen… In de oude spelling inderdaad, want het boek dateert uit 1930. En de religieuze allusie bij het aankondigen en afsluiten van het citaat is geheel gepast, want voor mij is De Boeren van Oolen een Heilig Boek, zeker weten.
Mij baserend op mijn geheugen (en dat is de enige bron waar ik in deze aangelegenheid over beschik) moet De Boeren van Oolen het eerste boek in mijn leven zijn geweest.  Wanneer ik er kennis mee maakte kan ik niet achterhalen, maar het moet vroeg in mijn bestaan zijn geweest: ik kon zelf nog niet lezen en ik sliep nog in mijn Bretoens kinderbedje in "het klein kamertje". Ik keek met tegenzin en tegenstribbelen tegen het bedtijd-moment aan en om de pil van het slapengaan wat te verzachten las mijn vader elke avond - gezeten op een stoel naast mijn bed - een stukje voor uit De Boeren van Oolen.
Dat "klein kamertje" was een soort naaikamertje op de eerste verdieping van ons huis in de Beringstraat in Boortmeerbeek. Naaiwerk is er bij mijn weten nooit verricht. Het was mijn kinderkamer tot zolang ik in mijn Bretoens bedje paste. Toen dat niet meer het geval was verhuisde ik naar een grote slaapkamer, en werd het "klein kamertje" mijn speelkamer. Zowel dat klein kamertje als mijn grote slaapkamer lagen aan de voorzijde - de straatkant - van ons huis. Mijn ouders sliepen op de achterkamer.
De Boeren van Olen behoren dus tot mijn oudste, mijn klein kamertje-souvenirs, net als de door mijn vader getekende kabouter- en Mickey-Mouse-figuren die er als versiering hoog aan de wand hingen - een hele serie - en het groene wijwaterbakje dat zich min of meer ter hoogte van het hoofdeinde van mijn bed bevond. En de kerst- en nieuwjaarskaarten die ik er zelf met doorschijnende plakband tegen de muur kleefde…
Het Boeren van Oolen-boek waar mijn vader Oscar Wollebrants (°1921) uit voorlas stamde uit zijn eigen jeugdjaren. Het was uitgegeven in 1930, zo staat er op de titelpagina, en het ging toen al om een "nieuwe druk". Op de laatste pagina lees ik: "De Boeren van Oolen is getrokken uit het werk De Vroolijke Daden van Keizer Karel, een lijvig boek van méér dan zestien honderd kolommen druk, versierd met vele platen. Verkrijgbaar bij den uitgever dezes".
Dat mijn vader uitgerekend uit De Boeren van Oolen voor mij voorlas, en niet uit één of ander nieuwerwets boek, doet mij vermoeden dat hij er zelf in zijn kinderjaren ook plezier aan beleefd had.
Alleszins is De Boeren van Oolen een bijzonder populair boek geweest, want het is in latere jaren en decennia een indrukwekkend aantal keren herdrukt en heruitgegeven: een kleine research op het internet leverde mij versies op uit 1936, 1941, 1946, 1954, 1956, 1961, 1965, 1970, 1972, 1976, 1981 - en dit lijstje zal onvolledig zijn.  In de zomer van 2006 kocht ik zelf nog een heruitgave uit 1994.
Natuurlijk gaat het in De Boeren om de beroemde confrontatie tussen de (destijds) niet al te snuggere Olenaars en de zestiende-eeuwse keizer Karel V (1500-1558), en om de pot-met-drie-oren die daar het resultaat van werd. Het verhaal, dat uiteraard - zoals alle door de wol van de tijd geverfde vertelsels - in een aantal varianten rondwaart, is ook heden ten dage nog wel voldoende bekend: het leek me niet nodig het hier uit de doeken te doen. Het Keizer Karel-jaar 2000, georganiseerd ter gelegenheid van de vijfhonderdste verjaardag van de Habsburger die naast onze streken ook een groot deel van Europa met de harde hand regeerde, heeft De Boeren van Oolen en andere rond dezelfde figuur geweven volksverhalen trouwens een hernieuwde aandacht opgeleverd, en dat is toch nog niet zo heel lang geleden.
Terloops weze opgemerkt dat het imago van volkse goeierd dat die vertellingen de keizer hebben aangemeten, volkomen onverdiend is: in werkelijkheid was de man een rücksichtlose potentaat en installeerde hij - om maar één van zijn minder vrolijke daden te noemen - in onze streken de zestiende-eeuwse inquisitie.
Anno 2012 zie ik dat de Olenaars zelf een (weliswaar nogal rudimentaire) versie van de pot-met-de-drie-oren-legende en van enkele andere domme fratsen van hun voorvaderen op hun gemeentelijke website hebben gezet. Dat siert hen in hoge mate, want kunnen lachen met de karikatuur die van je gemaakt is - en er toeristische munt uit slaan - dat is een krachtig teken van intelligentie.  
Over Olen en zijn legendarische pot hoop ik het later nog eens te hebben (ik heb het dorpje namelijk ooit, samen met vrouw en kinderen, met een officieel bezoek vereerd). Een pot met drie oren was in lang voorbije tijden overigens geen unicum: op sommige schilderijen van Pieter Bruegel komt er eentje voor. Vandaag wil ik me nader bekommeren om de namen die op de kaft van mijn vaders Boeren van Oolen voorkomen.
Wie was toch die Auctor die dit heerlijke werk geschreven heeft? Dat het om een pseudoniem ging, daar valt niet aan te twijfelen (auctor is Latijn en betekent in dit geval zoveel als auteur). Maar wie ging er achter dat voor de hand liggende en toch mysterieuze auteur schuil? Ik had een vermoeden… Op de kaft van De Boeren staat ook: "L. Opdebeek - uitgever - Antwerpen". Zou het niet uitgever Opdebeek zelf zijn geweest die de pen had gehanteerd, en - om zijn naam geen twee keer op het boekomslag te zien verschijnen - er dan maar de niet meteen erg fantasierijk naam Auctor had opgedrukt?
Over de Antwerpse uitgever Lodewijk Opdebeek (1869-1930) was één en ander te vinden in Ludo Simons' werk Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen (deel I, 1984): over mogelijke schrijversactiviteiten van de man wordt daarin echter niet gerept.
Dat Lodewijk Opdebeek niet alleen boeken op de markt bracht, maar er wel degelijk ook zelf schreef, kwam ik te weten via het Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid van K. Ter Laan (uit 1952 - door mij geraadpleegd op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren). Ter Laan heeft het over "boeken voor de jeugd, verhalen en geromanceerde historische werken", maar noemt geen titels. Elders vond ik Opdebeek terug als auteur van een bundel dierenverhalen, en weer ergens anders als schrijver van Bloemekens van den Vlaamschen Rozelaar, een verzameling biografische schetsen van figuren uit de Vlaamse culturele wereld (onder andere Felix Timmermans).
Heel interessant: Ter Laan vermeldt een reeks pseudoniemen waar Lodewijk Opdebeek zich bij zijn auteurschap van bediende: K. Bouter, Bert Koenen, Lodewijk Van Laeken, G. Raal - Auctor is daar niet bij!
Was mijn vermoeden dat Lodewijk Opdebeek en Auctor één en dezelfde persoon waren dan fout? Ja, dat was het dus - inderdaad (hetgeen weer eens bewijst dat de intuïtie niet veel zaaks is… nu ja, de mannelijke dan toch niet… of ja, de mijne alleszins niet). Want in het naslagwerk van Ter Laan komt wel degelijk een Auctor voor: "pseudoniem van Jan Bruylants" staat er.
Dan maar op zoek naar wie die Jan Bruylants was. Dankzij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlanse Letteren (zij kan niet genoeg worden geloofd!) was dat een makkie - nu ja, relatief dan toch, want ik moest mijn informatie op nogal uiteenlopende plaatsen sprokkelen. En het was ook uitkijken geblazen, omdat de ene Jan Bruylants nu eenmaal niet de andere Jan Bruylants is…
De Jan Bruylants aan wie we De Boeren van Oolen te danken hebben, werd geboren op 16 december 1871 in Antwerpen. Hij werkte als ambtenaar aan de Antwerpse haven, waar hij het tot directeur van de havendiensten schopte. Mooi vind ik dat, want schrijvers horen volgens mij in de eerste plaats een maatschappelijk rendabele taak te verrichten, in plaats van met dat veelal onhaalbare leven-van-de-pen-gedoe te komen aanzetten, dat in onze tijd in de meeste gevallen trouwens neerkomt op schaamteloos eten uit de ruif van schrijversbeurzen en andere overheidssubsidies - maar dit geheel terzijde.
Jan Bruylants was naast een haven- ook een echte krantenman: hij werkte mee aan talloze dag- en weekbladen. Vijfentwintig jaar lang schreef hij voor de krant De Vlaamsche Gazet een dagelijkse kroniek over het leven in Antwerpen en verzorgde hij een wekelijkse bijdrage over "Vragen van den dag" in het geïllustreerde weekblad De Zweep.
Jan Bruylants was de auteur van geliefde volks- en jeugdboeken als Bakeland, Twee geheime politieagenten, Thyl Uilenspiegel in Vlaanderen (1904), Tijl Uilenspiegel aan het front en onder de Duitschers (1921), Robert en Bertrand, De Reis rond de Wereld van twee Vlaamsche jongens, en jawel… De Boeren van Oolen!  
Bruylants schreef bovendien populaire blijspelen (soms met een zekere politiek-maatschappelijke inslag), zoals Een gekozene des volks (1898), Hoovaardigheid (in 1900 bekroond door de stad Antwerpen), en Een Herder (bekroond in 1903).  Onder het pseudoniem Jacq. Spier leverde Bruylants de komedie Zij Dient af, een parodie op Herman Teirlincks Ik dien. Zij Dient ging in première in de Hippodroom te Antwerpen op 13 oktober 1923.
Bruylants lag tenslotte aan de basis van een aantal literaire tijdschriften, zoals Ons Vlaamsche Tooneel en Lucifer, die vooral focusten op het theater. Jan Bruylants overleed te Berchem op 24 februari 1928, na een goedgevuld, en literair en journalistiek zeer vruchtbaar leven.
Onze Jan Bruylants mag (dat zeg ik er nog maar even bij) niet verward worden met zijn vader, die ook Jan Bruylants heette: die leefde van 1834 tot 1876, was onderwijzer, redacteur en hoofdredacteur van het Antwerpse dagblad De Koophandel, en schrijver van (ongetwijfeld prachtige en hartverscheurende) volksdrama's als Mina de Zinnelooze.
Maar dat wist ik dus allemaal niet, in de zalige dagen dat mijn vader voor mij voorlas uit De Boeren van Oolen, daar op mijn klein kamertje in de Beringstraat… Ik genoot van het schilderachtige, tot de verbeelding sprekende verhaal, en slapen, daar had ik geen zin in.

Voornaamste geraadpleegde bronnen: AUCTOR, De Boeren van Oolen, uitgeverij L. Opdebeek, Antwerpen, 1930 ; L. SIMONS, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, I, de negentiende eeuw, uitgeverij Lannoo, Tielt-Weesp, 1984 ; internet, website DBNL, Digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, www.dbnl.org/, geraadpleegd maart 2012.