vrijdag 11 mei 2012

Hollebeke


Het was de vrijdag vóór Pinksteren. Naar jaarlijkse gewoonte zou het 's zondags kermis zijn in Boortmeerbeek, Sinksenkermis. Dat jaar zou daar echter niets van in huis komen. Want van in de nachtelijke en de ochtenduren van die vrijdag de 10de mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland, België en Luxemburg binnen… Onze streken werden meegesleurd in het geweld en de ellende van de Tweede Wereldoorlog.
De Belgische regering gaf alle mannen tussen 16 en 35 jaar opdracht zich met eigen middelen naar Frankrijk te begeven, om niet in handen te vallen van het oprukkende Duitse leger. Her en der vertrokken ze, veelal met de fiets naar West-Vlaanderen. Zo ook mijn vader, Oscar Wollebrants, die in maart 1940 negentien jaar was geworden en voor onderwijzer studeerde.
Hij ging op pad samen met een buurjongen met wie hij bevriend was. Ze fietsten tot aan de Franse grens. Daar kregen ze te horen dat ze, om Frankrijk binnen te mogen, hun rijwiel moesten afstaan. Ze voelden daar weinig voor, en besloten de kat uit de boom te kijken in het nabijgelegen dorpje Hollebeke, waar ze een onderkomen vonden bij een biersteker (een groothandelaar in dranken) - een oudstrijder van de Eerste Wereldoorlog…
Ik kende het verhaal, mijn vader had het me ooit verteld. Nadere details had ik toen niet gevraagd, laat staan opgeschreven. Behoort het niet tot het menselijk tekort dat we pas op (te) late leeftijd echt belangstelling krijgen voor de vaderlijke verhalen over het verleden…? In 1982 vertelde mijn vader het Hollebeke-verhaal aan mijn echtgenote: zij maakte er wel een aantekening van. In 1989 overleed mijn vader, op 68-jarige leeftijd.
Tijdens een vakantie aan zee - juli 2002 - brachten mijn vrouw en ik, met onze drie jongste kinderen, een bezoekje aan Hollebeke. Het was een zondagmorgen en het dorpje leek wel uitgestorven - geen aanspreekbare ziel te bekennen. Ik maakte wat dia's. Het Hollebeke-verhaal bleef een vrij summiere passus in de familiegeschiedenis (waar ik inmiddels gepassioneerd aan werkte).
Tot in 2006. Toen vond mijn moeder een jeugdvriendin terug, die ze jaren uit het oog was verloren: Yvonne Schoeters. En wat bleek? Dat mijn vader en zijn vriend in 1940 hun tocht naar Hollebeke samen met nog andere Boortmeerbekenaren hadden ondernomen - en dat deze Yvonne Schoeters één van hen was geweest!
Yvonne was een buurmeisje van mijn vader geweest: ze had ook in de Boortmeerbeekse Beringstraat gewoond, had mijn grootouders goed gekend, had als kind nog met mijn vader op straat gespeeld. Anno 1940 was ze de vriendin van zijn toenmalige verloofde Maria Budts (die naderhand zijn echtgenote en mijn moeder zou worden). Dankzij Yvonne zou ik dan toch nog aan een gedetailleerd relaas over de Hollebeke-expeditie geraken...
Het waren acht Boortmeerbekenaren die in die woelige dagen van de Duitse opmars de vlucht naar Hollebeke namen - allemaal geburen uit de Beringstraat. Kennelijk lag het initiatief bij Edward Van de Sande (°1895), in de volksmond Warre Niejel genoemd. Warre werkte als chauffeur bij de Boortmeerbeekse brouwerij Het Sas, was daardoor (kennelijk goed) bekend met een biersteker in het West-Vlaamse Hollebeke en wist ook hoe men daar naartoe moest rijden. Natuurlijk was de vrouw van Warre, Aline Rits, van de partij - verder hun zoon Leon en hun dochters Erna en Mariëtte. Die Leon Van de Sande, alias Leon van Warre Niejel, dat was de leeftijdsgenoot en vriend van mijn vader Oscar Wollebrants.
Maakten nog deel uit van het gezelschap: Stephanie Swiggers (in de volksmond Stef geheten) en haar dochter, de al vermelde Yvonne Schoeters, mijn zegsvrouw.  Yvonnes vader, Florent Schoeters, was eveneens chauffeur bij Het Sas, maar hij was tijdens de mobilisatie onder de wapens geroepen en reed in die dagen bij het Belgisch leger met een ambulance.
De hoogstnodige bagage - kleding, ondergoed... - werd in een tafellaken geknoopt of in een aan de fiets bevestigde tas gestopt. Voedsel had men nauwelijks bij, hooguit wat boterhammen. "Wij zijn geloof ik de zondag of de maandag vertrokken, dat weet ik niet meer juist, maar in alle geval: het was kermis in Meerbeek", aldus Yvonne. De tocht moet dus op zondag 12 of maandag 13 mei 1940 begonnen zijn.
Bij het vertrek moest Oscar (mijn vader) afscheid nemen van zijn ouders - en zij van hem, hun enige zoon, hun enig kind. "Ge gaat toch goed zorgen voor onzen Oscar?" vroeg mijn grootvader Frans Constant Wollebrants op enigszins plechtige toon aan Warre Niejel. "Awel ja", antwoordde Warre, "da's lijk als voor mijne zoon eh". Een mooie belofte, die Warre ook waar zou maken. Oscars ouders zouden - zoals zowat iedereen in die dagen - zelf ook op de vlucht gaan, maar in het gezelschap van weer andere Boortmeerbekenaren: zij trokken naar Ichtegem.
De fietstocht naar Hollebeke nam meerdere dagen in beslag. Om veiligheidsredenen besloot Warre Van de Sande met zijn gezelschap de "grote banen" te mijden en langs binnenwegen te rijden. Yvonne Schoeters vertelde mij dat men vertrokken was langs Elewijt, maar de route die men gevolgd had naar "de Vlaanderen" kon ze zich niet meer herinneren.
Onderweg zag men "veel mensen op de vlucht", met karren en met "poussetten" (kinderwagens), volgestouwd met kleren, huishoudgerief en "wat eten"...
's Avonds zochten de reizigers uit de Beringstraat onderdak bij één of andere landbouwer, die hen in zijn schuur of stal liet slapen, op het stro... Op een bepaald moment lagen ze zo dicht bij de koeien dat mest van de dieren op hun benen terechtkwam!
Bij de boeren raakten ze ook aan voedsel en drank - meestal wat boterhammen en een tas koffie: "natuurlijk, ge moest dat allemaal goed betalen eh", aldus Yvonne, "de boeren profiteerden daarvan zenne... maar allez, we waren gered eh, we hadden eten eh".
Op sommige plaatsen werden de fietsers uit de Beringstraat met de oorlog in zijn meest grimmige gedaante geconfronteerd: ze zagen mensen dood voor de deur van hun huis of op straat liggen. En: "dat waren er geen twee, drie", maar "tientallen". Ik vermoed dat het ging om slachtoffers van de vreselijke aanvallen van de stuka’s, de Duitse oorlogsvliegtuigen, waar in de geschiedschrijving van de Duitse inval gewag wordt van gemaakt.
"We hebben gelukkiglijk geenen platten band gehad - niemand niet van ons allemaal", vertelde Yvonne. En zo bereikten de Boortmeerbekenaren na enkele dagen hun toevluchtsoord Hollebeke.
De twee jongemannen van de groep - mijn vader en zijn vriend Leon Van de Sande - wilden van daaruit verder fietsen naar Frankrijk. Volgens mijn vader hadden ze dat plan laten varen toen bleek dat ze aan de grens hun fiets moesten achterlaten. Volgens Yvonne hadden ze bakzeil gehaald onder druk van Leons vader, Warre Niejel, die er op stond dat de twee jongens bij hem en de rest van het groepje in Hollebeke zouden blijven ("die zei neen, neen, ge gaat niet naar Frankrijk, ge blijft bij ons").
In Hollebeke nam het achtkoppige gezelschap uit de Beringstraat zijn intrek bij de biersteker die Edward Van de Sande via zijn werk bij de brouwerij Het Sas kende. Men werd er zeer goed ontvangen. De man beschikte over een ruim pand. Warre en zijn vrouw Aline kregen een eigen kamer, Oscar en Leon deelden een andere slaapkamer, en "de meiskes" kwamen allemaal samen in een derde vertrek terecht.
In de buurt was er een kruidenier, een bakker, een beenhouwer... De Boortmeerbekenaren kookten hun eigen potje en mochten zich kosteloos bevoorraden in de bierstekerij: "drink maar", zei de eigenaar, "dat moette niet betalen zenne". Aan de smaak van het gerstenat en de limonade hoefden de Boortmeerbekenaren natuurlijk niet te wennen, aangezien de gulle gastheer de in hun dorp geproduceerde dranken van brouwerij Het Sas verdeelde...
De biersteker had een zoon die jonger was dan Leon en Oscar. En oorlog of niet, de jongelui in het gezelschap maakten plezier: "we wandelden wij overal, en malkander ne keer plagen, gelijk als dat gaat eh, jongens en meiskes ondereen...". De Boortmeerbekenaren leerden ook wat West-Vlaamse woorden, zoals "ne stutte", de West-Vlaamse term voor boterham.
In zijn tuin had de bierhandelaar een grote "abri" (schuilplaats) gebouwd: langs "een gangske" kwam men in een "grote plaats" (kamer), waarin men op banken kon zitten. Het toevluchtsoord was vervaardigd uit steen, met een vloer in beton. Aan het uiteinde van de tuin lag "een uitgedroogde vaart"...
Weldra waren er echter niet alleen Boortmeerbekenaren in Hollebeke op bezoek, maar ook... Duitsers! En een deel van hen vestigde zich eveneens in de bierstekerij! Aan de overkant van de uitgedroogde vaart nestelden zich Engelse soldaten, "maar die hebben wij nooit niet gezien", aldus Yvonne.
Gedurende een paar dagen bleef alles rustig... "Maar dan ineens, op nen dag of op nen avond zijn ze beginnen schieten"! De Engelse soldaten, die achter het droge kanaaltje lagen, hadden een offensief tegen de Duitsers ingezet! De Boortmeerbekenaren waren in Hollebeke "in 't vuur gelopen" - in de frontlijn beland! Gelukkig konden ze zich ijlings in veiligheid brengen in de schuilkelder die hun gastheer in zijn tuin had gebouwd. "En dan hebben we daar een paar dagen in gezeten eh", aldus Yvonne - "met schrik".
Enkel voor de noodzakelijke sanitaire behoeften waagden de Boortmeerbekenaren zich naar buiten: noodgedwongen, want hun gastheer had er niet aan gedacht een toilet in zijn schuilplaats te bouwen.
Wanneer het vuur wat luwde zagen de Boortmeerbekenaren hoe Duitse soldaten die bij de gevechten gewond waren geraakt, op brancards naar de bierstekerij werden gebracht, waar bedden waren geplaatst en dus een soort veldhospitaal was ingericht. Op een bepaald moment, zo herinnerde Yvonne Schoeters zich, waren de mensen uit de Beringstraat getuige van de dood van een Duitse soldaat: "Daar hebben we wel eenen zien dood liggen op het bed. Dan waren ze een kist aan 't maken, zo maar een paar houten dingskens bijeen gedaan... En dan hebben ze die in den hof gaan begraven".
"Zo hebben wij daar twee dagen gezeten, tot dat dat stilgevallen is", aldus Yvonne, "en dan zijn wij mogen gaan lopen - zogezegd, maar de kogels vlogen nog rond onze kop zenne! Ze hebben ons dekens meegegeven en ze hebben goed geweest, de Duitsen, dat moet ik zeggen: onze fiets, alles, 't geen dat er stond en alles, hebben we mogen meenemen en dan zijn wij zo stillekens aan weer af gekomen".
Opnieuw was men enkele dagen onderweg: "eer dat wijle met de fiets terug van Hollebeke in...  in Meerbeek waren, heeft ook wel vijf dagen geduurd zenne". Na een tweetal weken zag mijn vader Oscar Wollebrants zijn geboortedorp terug, en ook zijn ouders, want volgens Yvonne waren die al iets eerder in Boortmeerbeek weergekeerd.
Bleef nog één grote vraag: hoe heette de Hollebeekse biersteker - oudstrijder van de Eerste Wereldoorlog - die de acht Boortmeerbekenaren zo behulpzaam opgevangen had? Yvonne kon zich de naam van de goede man jammer genoeg niet herinneren. Bij het schrijven van dit blogartikel ben ik er nog eens met vernieuwde ijver naar op zoek gegaan. En ja hoor, dankzij Philip Woets van de heemkundige kring Selebeke - een genootschap dat het verleden van (onder andere) Hollebeke koestert en bestudeert - kan ik nu de kers op de taart van het Hollebeke-verhaal zetten. De biersteker was Jules Everaet (Hollebeke, 1895-1972). Hij was gewestelijk depothouder van brouwerij Het Sas. Zijn zoon - waar Yvonne over sprak - heette Elie (Hollebeke, 1933-1987): later huwde hij met Nicette Notredame en zou hij de bierhandel van zijn vader voortzetten. De gebouwen van de bierstekerij lagen een eind buiten het dorpscentrum, in de Komenstraat. Ze bestaan nog steeds, al draagt de straat nu een andere naam en werd de handelszaak na het overlijden van Elie Everaet stopgezet. Ik ben van plan binnenkort een kijkje te gaan nemen… 

Foto boven dit artikel: Hollebeke anno 2002, eigen dia, 21 juli 2002. In de inzet: een pasfoto van biersteker Jules Everaet.
Voornaamste bronnen: aantekening van Lieve Wollebrants-Van Rompaey over gesprek met Oscar Wollebrants, 15 augustus 1982; gesprek met Yvonne Schoeters, 16 september 2006; schriftelijke mededelingen (e-mails) van Philip Woets, 7 en 8 mei 2012. De citaten (tussen aanhalingstekens) komen uit het gesprek met Yvonne Schoeters. Met dank aan Philip Woets en Frans Deleye van de heemkundige kring Selebeke van Zillebeke-Hollebeke-Voormezele.
De (niet meer bestaande) Boortmeerbeekse brouwerij Het Sas mag niet verward worden met de (nog wel bestaande) gelijknamige brouwerij uit Boezinge.