vrijdag 25 mei 2012

Het Boshuisje


Trouwe lezers van dit blog weten al dat we anno 2012 de tweehonderdste verjaardag van Hendrik Conscience vieren én dat deze grote negentiende-eeuwse schrijver - met een sprankeltje lichtvoetigheid kunnen we hem de Vlaamse Goethe noemen - me nauw aan het hart ligt.
Een week geleden (tijdens het lange Hemelvaart-weekend) reisden mijn echtgenote en ik twee dagen lang door de Antwerpse Kempen, in het spoor van Conscience. We waren - net als de schrijver destijds - in Schilde en Zoersel. En in het Zoerselbos natuurlijk, in het Boshuisje - hét bedevaartsoord voor elke Conscience-liefhebber.
Onze expeditie begon met enige tegenspoed. De grote Conscience-tentoonstelling, die we op het gemeentehuis van Schilde wilden bezoeken, bleek - ondanks anderszinse informatie op het internet (want mijn vrouw had onze onderneming vanzelfsprekend goed voorbereid) - die vrijdag de 18de mei toch gesloten.
Vervolgens moest ik vaststellen dat het Keizershof, de aloude afspanning waar Hendrik Conscience rond het midden van de negentiende eeuw in Schilde had verbleven en aan zijn Loteling en zijn Baas Gansendonck had geschreven, niet meer bestond. Of beter gezegd: het gebouw was er nog wel, maar het was, afgezien van het grote timpaan dat de voorgevel bekroont, in geheel stijlloze stijl verbouwd, en dan ook nog eens geen horecazaak meer, maar - o tempora o mores - domweg verdeeld tussen een bankfiliaal en een kledingzaak.
Mijn plan om er - in de lijn der Conscienciaanse traditie - een aloude Vlaamse maaltijd, rijkelijk overgoten met een aloud Kempisch bier, te nuttigen, viel dus in duigen. Het enige dat er de herinnering aan de geliefde schrijver levendig hield was een (toegegeven: vrij groot en smaakvol) ingebouwd bas-reliëf met een afbeelding van Conscience en profil en de (ook toegegeven: fraai geformuleerde) aanduiding dat de grote en goede man hier "voor zijn volk" schreef.
Ja, het lot, verkeerde openingsuren en de gewijzigde bestemming van een historisch pand kunnen een blogschrijver al eens parten spelen! En dan heb ik het nog niet gehad over het feit dat de Turnhoutsebaan - waaraan het Keizershof gelegen is - inmiddels een razenddrukke verkeersader is geworden, met een niet aflatende stroom van auto's, bestelwagens, camions, bussen, motorfietsen… "Kijk" zegt mijn echtgenote, en wijst naar een balkonnetje op de tweede of derde etage van één van de appartementsblokken langs de straat. Daar zit een vrouw zich te koesteren in de voorjaarszon, het autogeraas en de stank van de uitlaatgassen. De mens is een wezen met een groot aanpassingsvermogen. Vooral als hij wil bruinen.
Hoewel de werkelijkheid van het Keizershof en de Turnhoutsebaan dus allerminst tot aan de knieën van mijn voorstelling-vooraf reikte, was ik toch niet uit mijn nopjes te krijgen. Het grote zeildoek met de beeltenis van Conscience dat de Schildenaren (ter gelegenheid van zijn feestjaar) aan hun gemeentehuis hadden gehesen, had mijn hart met grote mildheid en vergevingsgezindheid vervuld.
En warempel, niet ver van het Keizershof valt ons oog op het restaurant De Drij Lindekens, dat er fraai en voldoende nostalgisch voorkomt - iets waar de benaming "Oud Kempisch Koffiehuis", door de eigenaar op de gevel geschilderd, sterk toe bijdraagt. Het is elf uur, nog wat vroeg voor de lunch, maar, aangelokt door de stijl die dit etablissement uitstraalt, gaan we er koffie drinken. En omdat we toch ook al een beetje honger beginnen te ontwikkelen maken we er uiteindelijk maar een brunch van. Het interieur is, op een historische foto na, (helaas) nieuwerwets, maar de kaart, de service en de kwaliteit van het gebodene zijn van hoog niveau, dat mag gezegd.
Voor zover ik heb kunnen nagaan (want waar het ons, Consciencionisten, gruwelijk aan ontbreekt is een hedendaagse, uiterst gedetailleerde, zakelijke en volgens de regels der historische wetenschap opgestelde biografie) verbleef Conscience in zijn schrijversbestaan een eerste keer voor langere tijd in Schilde in 1849 - van 10 juli 1849 af, gedurende drie maanden, samen met zijn gezin. De schrijver was geestelijk overspannen en zocht rust. De Consciences namen hun intrek in het genoemde Keizershof.
Tijdens dat verblijf - zo leer ik uit een gedegen artikel van Leo Cautereels uit 2007 - knoopte Conscience vriendschap aan met Evarist Van Cauwenberghs, burgemeester van Schilde, notaris én rentmeester van het Zoerselbos. "Volgens de overlevering bezochten beide mannen vaak dit bos en wandelden daarna verder naar de herberg De Bijl in Zoersel"…
Op 13 juni 1850 verscheen Consciences roman De Loteling - één van zijn bekendste werken. Het boek was aan Evarist Van Cauwenberghs opgedragen ("ten bewyze myner byzondere achting en vriendschap"). In een voorwoord verwees Conscience openhartig naar zijn depressie, en naar het soelaas dat hij "op de heide" had gevonden ("daar is vrede voor het afgemat gemoed, daar is nog jonge kracht voor den afgesloofden mensch"). Het is een zeer persoonlijke ontboezeming - en een mooie tekst.
Hoe inspirerend zijn verblijf in Schilde en zijn lange wandelingen in het Zoerselbos waren geweest, blijkt uit Consciences aankondiging dat hij van plan was zijn lezers en lezeressen "de geschiedenissen te vertellen, welke ik bij den haard der oude afspanning heb afgeluisterd of op de heide zelve heb verzameld". En hij begon met De loteling… 
Na onze brunch in De Drij Lindekens reisden mijn vrouw en ik onverwijld af naar Zoersel. De zon trok zich terug achter de wolken, en zo hoorde het ook, want wij trokken het donkere, mysterieuze Zoerselbos in. 
"Hier vertelde de loteling zijn geschiedenis aan Hendrik Conscience" leest men op een gedenksteen, gemetseld tegen de muur van een oud, langgevelig stenen gebouw (met een grote stal- en dito schuurpoort), gelegen aan de zuidwestelijke rand van het Zoerselbos (in de Zoerselse deelgemeente Halle). Geen twijfel mogelijk: dit is het Boshuisje! 
We zijn op heilige grond: hier heeft Hendrik Conscience rondgelopen. Dit Boshuisje heeft hij zelf aanschouwd. Nu ja, het kan er rond het midden van de 19de eeuw een beetje anders hebben uitgezien dan nu… de nieuwe luiken, kennelijk recent aan één van de ramen gehangen - in blank hout, ze moeten nog worden geschilderd - maken er ons attent op dat zelfs Conscienciaanse boshuisjes al eens wat restauratie behoeven… Maar laten we niet zaniken: veel verschil met Consciences tijd zal er niet zijn (en indien wel, dan wil ik het niet weten). 
Uit de schoorsteen kringelt een huiselijk aandoende rook. De waard van het Boshuisje heeft alvast de open haard aangestoken. Als we ons een plaatsje in de gelagzaal hebben uitgezocht, maakt hij ook nog de Leuvense stoof aan die aan de andere zijde van het lange smalle vertrek staat (voor mijn Nederlandse lezers: een Leuvense stoof is een plattebuiskachel). Op sommige dagen moet hier veel volk komen… maar we hebben geluk: we zijn de eerste gasten, later zullen nog wat klanten binnendruppelen, maar het blijft allemaal heerlijk rustig. 
Aan het eind van zijn loteling-roman vertelde Conscience hoe hij in het Boshuisje belandde… "op zekeren dag dat ik in volle eenzaamheid over de heide dwaalde, en in mijn binnenste de dichterlijke indrukken der stille natuur verzamelde"… Tot plots een hevig onweer opstak...
De schrijver deed "wat al het levende reeds had gedaan": hij zocht ijlings een onderkomen. Gelukkig stond er "niet verre van de plaats waar ik mij bevond" een boerderijtje, "als eene oase in de woestijn, omringd met groene velden en frisch geboomte". De regen was al begonnen met "als een tweede zondvloed uit den hemel te storten" toen Conscience "de deur der hoeve binnentrad en oorlof vroeg, om onder haar dak te schuilen".
Hij maakte nader kennis met de bewoners van het huisje - de hoofdpersonages van De Loteling! En het was Jan Braems, de loteling zelf, die hem het verhaal van zijn wedervaren deed. "Wat ik u in deze geschiedenis verhaald heb, lieve lezer, vernam ik dien avond op de eenzame hoeve, die eertijds slechts uit twee leemen hutten bestond, doch nu eene boerderij met vier koeien en twee paarden geworden is".
Zo staat het in de roman. Maar uiteraard zijn kunst en literatuur nooit een letterlijke, fotografische afbeelding, maar altijd een verwerking van de werkelijkheid. En dus is, net als het oeuvre van Goethe, ook dat van Conscience een samenstel van Wahrheit en van Dichtung…
Een Jan Braems heeft er in Zoersel nooit gewoond, lees ik in het artikel van Leo Cautereels, en evenmin een familie die "qua samenstelling" gelijkenis vertoonde met die uit het boek. Het ziet er eerder naar uit dat Conscience zich bij het schrijven van zijn roman heeft laten inspireren door herinneringen aan zijn legertijd, betoogt de auteur. Zo zou Bethken, het meisje dat Conscience in 1831 in Balen had leren kennen (zie mijn blogtekst Op de Grote Heide van 6 januari 2012), model hebben gestaan voor Trien, het vrouwelijke hoofdpersonage in De loteling.
Het decor waarin Conscience zijn fictieve figuren en hun geromanceerde belevenissen situeerde - het Zoerselbos en het Boshuisje - dat stamde echter wel degelijk uit Consciences ervaringen in de maanden die hij in 1849 in Schilde en Zoersel doorbracht. "Een analyse van alle plaatsaanduidingen in de roman bewijst overduidelijk dat het verhaal zich grotendeels in Zoersel afspeelt", aldus Jan Cautereels. "Het huisje van de loteling staat tegen het Zoerselbos en de loteling zegt van zichzelf dat hij van Zoersel is. In het verhaal blijkt overduidelijk dat het huisje aan de westkant van het Zoerselbos gelegen is. Zo antwoordt bijvoorbeeld Trien als men haar vraagt vanwaar zij is: ik ben een boerenmeisje van tussen St.-Antonius en Magerhal in de Kempen. Dit wijst in de westelijke richting van het Zoerselbos. Aan die westkant van het Zoerselbos stond toentertijd slechts één huis en dat was het primitieve Boshuisje".
Cautereels wijst er nog op dat het Boshuisje - "gelegen op de weg die Conscience steeds volgde als hij van Schilde naar Zoersel wandelde" - ook in andere verhalen van de schrijver opduikt. Het staat vast dat Conscience het heeft gekend en er meer dan eens is langsgelopen.
Dat het toen - zoals later en nu - al een herberg was, lijkt weinig waarschijnlijk (ik ben alleszins nergens een aanwijzing in die richting tegengekomen). In het kleine bezoekerscentrum, gevestigd in een oude boswachterswoning recht tegenover het Boshuisje, treft men, naast informatie over het Zoerselbos ook een klein museum aan. Daar zag ik twee (gerestaureerde) uithangborden die verwijzen naar de geschiedenis van het Boshuisje-als-herberg (maar, voor een goed begrip, niet uit de tijd van Conscience dateren). Op één ervan (van rond 1930) leest men: "Herberg Klein Boschhuisje / Wwe Van Peer. / Hier speelde de roman De Loteling van H. Conscience". 
Heden ten dage is het Boshuisje niet enkel een drink- maar ook een eetgelegenheid, zodat mijn plan om van een aloude Vlaamse maaltijd te genieten toch nog in vervulling gaat. Voor één keer zet ik mijn vegetarische levensovertuiging opzij - we kiezen voor het "potje stoofvlees 't Boshuisje". Dat is niet alleen aloud Vlaams, maar ook nog eens één van mijn twee lievelingsgerechten uit de tijd dat ik kind was (het andere is gebakken witloof). 
Het interieur van 't Boshuisje is, in één woord: prachtig! Geen gekunstelde, afgeborstelde pseudo-retro, maar authentiek ouderwets en volks. Met, op een kast, zowaar een borstbeeld van Conscience, sfeervol belicht door een kaars. Ja, als het woord authenticiteit (dat het in de hedendaagse filosofie zo goed doet) ergens op zijn plaats is, dan hier!
En zie, de patron haalt zowaar nog zijn muziekinstrument boven: gezeten voor de open haard speelt hij, nee, helaas geen accordeon, maar toch wel een beetje gitaar. 

Afbeelding boven dit artikel : het Boshuisje, eigen foto, 18 mei 2012. Met nieuwe, nog niet geschilderde luiken aan één van de ramen. En rook uit de schouw.
Voornaamste bronnen: internet, website van het genootschap Gilde van Baas Gansendonck vzw uit Schilde, www.baasgansendonck.be/hc2012, geraadpleegd mei 2012; artikel L. CAUTEREELS, Conscience en Zoersel, in het tijdschrift Heemkunde Gouw Antwerpen, jg. 44 (2007), nr. 2 (het artikel is ook te vinden op het internet, op de hiervoor genoemde website).
Op de website van de Heemkundige Kring Zoersel vindt men een reeks sfeervolle oude (en nieuwere) foto's van het Boshuisje en zijn vroegere bewoners: www.heemkundigekringzoersel.be/album_boshuisje/
Het Boshuisje vormt ook het geografische uitgangspunt van het stripverhaal De gouden ganzeveer, in de reeks Suske en Wiske, gerealiseerd door Paul Geerts (van de Studio Willy Vandersteen), in 1982.
Info over het huidige restaurant Het Boshuisje: www.boshuisje-zoersel.be