vrijdag 1 juni 2012

Zoersel


De tweede dag van onze Conscience-in-de-Antwerpse-Kempen-expeditie (zie mijn blogtekst Het Boshuisje, van vorige week) beginnen mijn vrouw en ik in het Heemhuisje van Zoersel, het lokale museum in de schaduw van de Sint-Elisabethkerk. Er loopt een tijdelijke tentoonstelling "Conscience historisch en literair", die een goed gestructureerd en dus helder overzicht biedt van het leven en werk van de geliefde schrijver. De bindteksten die - in tegenstelling tot het hoogdravend en ijl gezwets dat men in geschrijf over auteurs al eens aantreft - veel zakelijke en precieze informatie bevatten, blijken afkomstig uit het (mij onbekende) boekje van een zekere André Meulemans, Hendrik Conscience 1812-1883, een leven in een notedop (uit een jaar dat ik niet heb kunnen achterhalen).
Naast die tijdelijke Conscience-tentoonstelling herbergt het Zoerselse Heemhuisje een rijke en zeer bezienswaardige vaste collectie (met daarin trouwens ook enige aandacht voor Conscience). Die focust niet enkel op de geschiedenis van de drie woonkernen die sinds 1977 de fusiegemeente Zoersel vormen (Halle, Sint-Antonius en Zoersel zelf), maar bevat ook een schat aan gebruiksvoorwerpen - alledaagse dingen die men vroeger overal aantrof. En dus beleeft de euh… ietwat oudere bezoeker er, zoals trouwens in elk heemkundig museum, de " ja…ja… dat hadden wij thuis ook" of de "maar dat heb ik bij mijn grootmoeder nog gezien"-ervaringen.
Hier in Zoersel staat mijn vrouw bijvoorbeeld oog in oog met het puntzakje Semois-tabak van haar grootvader-langs-moederskant. En in hetzelfde kastje wordt zowaar ook getoond hoe men de kinderen vroeger plezierde door een leeg garenbobijntje met behulp van een elastiekje, een stompje kaars en een lucifer "vanzelf" over de tafel te laten rijden: een "tractor"! Uitleg: "het elastiekje wordt opgedraaid. Vervolgens wordt het bobijntje losgelaten en rijdt het weg".
Ja, toen ik een kleine jongen was heeft mijn vader mij ooit dit knutselkneepje nog gedemonstreerd - maar hij sprak (als ik het me goed herinner) van "een tank". Hij zal het trucje ongetwijfeld gekend hebben uit zijn eigen jongetjestijd - waarin hij, als zoontje van een kleermaker, over ruim voldoende lege garenklosjes moet hebben beschikt.
Ach, bedenk ik: wat zijn kleine, door plaatselijke mensen liefdevol opgezette musea toch zoveel aangenamer en interessanter dan de pompeuze nationale of grootstedelijke instellingen, gedirigeerd door kille, partijpolitiek benoemde conservators of pretentieuze kunstpausen. (Dit maar even tussendoor, bij wijze van lof der kleinschaligheid).
Wat ik nog zo leuk vind aan heemmusea: dat ze op thematisch vlak zo'n gevarieerd aanbod exposeren - anders dan het museum van dit of van dat, waar men dan ook enkel maar veel van dit of veel van dat te bieden heeft. Zo wordt mijn aandacht in het Zoerselse Heemhuisje getrokken door een alleraardigst wielerhoekje: alweer pure nostalgie, want in mijn jeugd zat ik - onder impuls van een vriend - gedurende een aantal jaren zwaar in de koers en de coureurs.
Dat Zoersel een rijke wielerhistorie heeft wist ik niet. Kijk, hier hangt een foto van - ik herken hem meteen - Louis Proost (1935-2009), in 1957 wereldkampioen bij de amateurs, en een bekend beroepsrenner in de eerste helft van de jaren zestig. Hij was geboren in de Zoerselse deelgemeente Halle.
De legendarische Rik Van Steenbergen (1924-2003) van zijn kant, drievoudig wereldkampioen (1949, 1956, 1957) en winnaar van een hele reeks klassiekers, woonde in Zoersel. Op een foto in het museum is zijn Hollywoodiaanse villa te zien, met een dak in stro: niet lang voor Riks dood geteisterd door een hevige brand, vertelt Leo Hermans van de Zoerselse heemkundige kring mij. Ik herinner me dat toen mijn ouders in de vroege jaren zestig ons nieuw huis bouwden ze ook aan zo'n dak dachten - dakbedekkingen in stro waren toen in de villabouw in de mode - maar er uiteindelijk om redenen van brandveiligheid van af zagen.
En dan is er nog de al even legendarische vrouwelijke coureur Yvonne Reynders (°1937), viervoudig wereldkampioene op de weg (1959, 1961, 1963 en 1966) en drie keer wereldkampioene achtervolging op de wielerbaan. Zij wordt in augustus van dit jaar 75 en woont nog steeds in Zoersel. Ik schaf mij ter plekke het boek Yvonne Reynders, zeven maal in de zevende hemel van Maurice Hermans aan. 's Avonds zit ik het - in bed - met stijgende verbazing en bewondering te lezen: nooit geweten dat dit kranige volksmeisje tegen zoveel domme vooroordelen met betrekking tot het vrouwenwielrennen heeft moeten opboksen.
In het Zoerselse Heemhuisje zijn een wereldkampioenentrui en een fiets van haar te bewonderen - andere memorabilia zijn in bruikleen gegeven aan het wielermuseum van Roeselare, zo verneem ik van Leo Hermans. Ik zou ze snel terughalen, beste mensen van Zoersel, en het Heemhuisje van een speciale Yvonne Reynders-vleugel voorzien… Want Yvonne is een unieke historische figuur, ik zie haar geschiedkundige betekenis mettertijd alleen maar toenemen. Als je zo iemand hebt, geef ze dan niet weg, maar koester ze in haar eigen midden (en dat geldt ook voor haar spullen).
Maar waren wij niet reizend in het spoor van Conscience? Juist ja. Conscience hield van de Kempen, haar heide en haar bossen. Hij kende de streek al lang vóór hij rond het midden van de negentiende eeuw in Het Keizershof in Schilde verbleef en zijn loteling in het Zoerselse Boshuisje situeerde.
Consciences stiefmoeder Anna Bogaert (1801-1843), met wie zijn vader in 1826 huwde, was afkomstig van Oostmalle. Tijdens zijn avonturen in het Belgische leger, in de jaren 1830-1836, raakte Conscience zeer vertrouwd met zowel de Antwerpse als de Limburgse Kempen. Dat hij het Zoerselbos al vroeg kende kan opgemaakt worden uit het feit dat het reeds in zijn eerste boek, In 't wonderjaer, uit 1837, present is - als schuilplaats van een bende rovers. Pittig detail: Conscience laat deze ruwe bandieten een liedje zingen dat "in dien tyd onder het volk liep" en dat velen onder ons nog wel kennen: "Des winters als het rhegent / Dan syn de paetjes diep / ja diep. Dan comt…". Maar dit terzijde.
In De geschiedenis van graaf Hugo van Craenhove en van zijnen vriend Albufargus (1845) trekt de edelman uit de titel zich (vanuit… Deurne) in het Zoerselbos terug. In de bundel verhalen en toneelstukken Avondstonden die Conscience rond nieuwjaar 1846 publiceerde, waren Zoersel en het Zoerselbos prominent aanwezig. Zo wordt in De kwade hand een beroep gedaan op "een stokoud manneken" dat "tusschen Zoersel en Schilde, te midden der heide" woonde, en "magt had over alle toovery, en van alle kwade handen en verwenschingen kon verlossen". Zijn poging om het door een heks betoverde meisje Theresia weer bij haar positieven te brengen kent een verrassende en dramatische ontknoping.
In dezelfde bundel vinden we De grootmoeder, een raamvertelling voor kinderen, waarin een (fictieve) oma haar kleinkinderen twee verhalen vertelt. Het eerste begint met: "Bij het dorp Zoersel, waar ik geboren ben, ligt een groot bosch waar toen dikwijls wolven en andere wilde beesten in zaten. Bij dat bosch stond een klein huisken van leem en rijshout gemaakt (…)". De hoofdpersonen, Janneken en Mieken, zullen in het onherbergzame Zoerselbos verdwalen en er in een sneeuwbui de dood vinden.
Ook het tweede verhaal "van grootmoeder", waarin een jong, puberachtig ratje via allerlei avonturen leert zich met zijn rattenbestaan te verzoenen, vangt aan met een verwijzing naar Zoersel: "In den tijd als de beesten spraken, woonde er op de Drengel bij Zoersel eene rattin, en die had een klein ratteken en dat heette Knagelijntje".
Over de rol van het Zoerselbos en het aan de rand daarvan gelegen Boshuisje in De loteling uit 1850 heb ik het vorige week al gehad. Ik vermoed dat Conscience zich bij zijn (prachtige) beschrijvingen van dichte bossen ook in latere werken minstens deels heeft laten inspireren door beelden van het Zoerselbos die hem waren bijgebleven. Dat moet het geval zijn geweest tot en met De duivel uit het Slangenbosch - zijn laatste, in 1889 postuum verschenen roman.
Het Zoerselbos is een 400 hectare groot natuurgebied, met naald- en loofbossen, graslanden, houtkanten, beken en grachten… Het is een bijzonder oud bos, ontstaan na de laatste ijstijd, zo'n 10.000 jaar geleden. Tot 1991 was het geheel in privé-bezit.
Van in de jaren zestig van de vorige eeuw werd het Zoerselbos volop bedreigd door zowat al de verschrikkingen waarmee de moderne tijd onze landschappen teistert: verkaveling, grondspeculatie, gemotoriseerd verkeer, zelfs het dwaze plan om er een soort pretpark van te maken… Verdedigers van het bos verenigden zich anno 1972, onder impuls van Leo Cautereels, in de vzw De Vrienden van het Zoerselbos.
"Na een lange, en soms harde, strijd" bereikten ze in 1985 dat het bos tot beschermd landschap werd uitgeroepen. Momenteel is meer dan de helft van het gebied eigendom van de Vlaamse Gemeenschap en is het Zoerselbos een uitgelezen domein voor de niet-agressieve recreant - de wandelaar dus, en de Conscience-fan natuurlijk.
Terug nu naar het centrum van Zoersel, waar we het Heemhuisje inmiddels verlaten hebben. Aan de andere kant van de Sint-Elisabethkerk lag in Consciences tijd de afspanning De Bijl. Weet u nog hoe ik vorige week vertelde dat de wandelingen van onze schrijver en zijn vriend Evarist Van Cauwenberghs hen wel eens tot hier voerden? Ongetwijfeld om er een frisse pint te drinken. Volgens de plaatselijke overlevering zou Conscience er ooit ook gelogeerd hebben.
De Bijl bestaat nog, nu als vestigingsplaats van het Zoerselse cultuurcentrum. Naast De Bijl ligt het restaurant Den Bourgondiër, dat er aan de buitenzijde lekker Conscienciaans uitziet, en aangezien het inmiddels volop middag is geworden… genieten mijn vrouw en ik er van een voortreffelijke maaltijd. Vol tevredenheid constateren we dat onze schotels voorzien zijn van een rijkelijk slaatje. Wij zijn zeer ingenomen met de huidige culinaire trend om bij zowat alle gerechten ook een stevige portie frisse groenigheid (schijfjes ui en tomaat inbegrepen…) te serveren, want het is lekker en gezond, en koks die nog altijd menen er zich met een zielig blaadje van af te kunnen maken, die zien ons niet terug.
Na de lunch bezoeken we de Zoerselse Linde, een indrukwekkend, negen meter hoog kunstwerk van Pol Van Esbroeck (1911-2010): een artistiek ineengevlochten optocht van plaatselijke beroemdheden, gebeiteld in de stam van een eeuwenoude linde die in 1974 geveld werd. Vóór het Lindepaviljoen, waarin het indrukwekkende houtsnijwerk sinds 1990 een onderkomen heeft gekregen, prijkt een beeld van Jan en Trien, de hoofdfiguren uit Consciences Loteling.
Vasthoudend als wij (soms) zijn, hebben we ons op onze Consciencionistische Antwerpse-Kempen-tweedaagse vervolgens nog opnieuw naar de tentoonstelling op het gemeentehuis van Schilde begeven (zie mijn blog van vorige week) - met succes, want niet gesloten deze keer, en met loon-naar-moeite, want een uitgebreid gamma Consciencionalia te bekijken. Ja, het is met Conscience als met Goethe: eens je er mee begint, krijg je er niet mee gedaan. Of zou dat aan mij liggen?

Afbeelding boven dit artikel: wielersport-memorabilia in het Heemhuisje in Zoersel, eigen foto, 20 mei 2012.
Voornaamste bronnen: informatie in het Heemhuisje van Zoersel; A. MEULEMANS, Hendrik Conscience 1812-1883, een leven in een notedop; internet, website van het genootschap Gilde van Baas Gansendonck vzw uit Schilde, www.baasgansendonck.be/hc2012, geraadpleegd mei 2012; artikel L. CAUTEREELS, Conscience en Zoersel, in: tijdschrift Heemkunde Gouw Antwerpen, jg. 44 (2007), nr. 2 (het artikel is ook te vinden op het internet, op de hiervoor genoemde website); brochure De Vrienden van het Zoerselbos & bezoekerscentrum Het Boshuis, Jaarprogramma 2012. 
Het Heemhuisje in Zoersel is geopend elke derde zondag van de maand. Meer info op: http://www.heemkundigekringzoersel.be/