vrijdag 19 oktober 2012

Venetië


Prachtig vind ik het om een stad te (be)naderen langs, van af, van op... het water. Zeker als gaat om een stad als Venetië, waarvan het globale beeld is uitgegroeid tot een archetype in het collectief (on)bewuste van de mensheid…
Mijn vrouw en ik vaarden (tijdens onze recente Gardameer-reis) met een toeristenboot naar het centrum van Venetië. Maar de vaporetto - waar professor Aschenbach in Thomas Manns novelle Dood in Venetië in de dogenstad mee arriveerde - ja, die bestaat ook nog. Tenminste: de openbare scheepvaartdienst in en rond Venetië wordt nog steeds zo genoemd, al is die heden ten dage even gemotoriseerd als de toeristenschepen, en verwijst dus enkel zijn naam nog naar het feit dat hij in de negentiende eeuw op vapore - stoom - vaarde, met andere woorden: een stoomboot was.
Per schip Venetië bereikend, ziet men de o zo bekende gebouwen van de stad als op een superbreed scherm in al hun beroemdheid voor zich opduiken: de Campanile (de bijna honderd meter hoge klokkentoren, bekroond met een gouden - nu ja, een verguld - beeld van de aartsengel Gabriël), het San Marco-plein, het Dogepaleis, de Brug der Zuchten - zie mijn foto boven dit artikel.
De Brug der Zuchten - wat een tot de verbeelding sprekende naam! - ziet u helemaal rechts: neen, niet dat brugje op de voorgrond, maar, iets verder- en hogerop, de verbinding tussen het Dogepaleis en het volgende gebouw, dat de gevangenis was. Langs deze corridor werd het geboefte, dat in het Dogepaleis door de rechters veroordeeld was, stante pede naar de "kille en vochtige" kelders van de bajes gedreven. In die verbindingsgang waren twee raampjes: van daaruit konden de misdadigers een laatste blik werpen op de wereld, die voor een tijdje van hen verlost zou zijn, en die er, uitkijkend over het donkerblauwe water en de lichtblauwe hemel van de zonovergoten lagune, nu net zo bijzonder mooi uitzag. En dus slaakten ze een diepe zucht - vandaar de naam.
Het is hen gegund, ik ben niet soft on crime: misdaad, misdrijf, misbruik, oplichterij en maatschappelijke overlast ontregelen de samenleving en het leven van de slachtoffers zo grondig, dat er hard moet tegen opgetreden worden. Anderzijds zijn er niet enkel criminelen in die Venetiaanse gevangenis beland, want ook Giacomo Casanova en Galileo Galilei hebben er in opgesloten gezeten, maar dat was dan weer de schuld van de inquisitie, die geen benul had van de vrijheid van meningsuiting - een zonde tegen de menselijke intelligentie die al bijna even erg is als de hogergenoemde criminaliteit.
Er zaten deze keer maar weinig duiven op het San Marco-plein, vond ik, en ze stelden zich uiterst terughoudend op. Een heel contrast met mijn vorig bezoek, toen ik - als een ware Sint-Franciscus - door massale zwermen van deze witte gevederde vrienden besprongen, bepoteld en geknuffeld werd, en toeristen die hun partner ook in zo'n wolk van duiven wensten te filmen of te fotograferen zich met het oog daarop op het plein zelf handenvol duivenvoer konden aanschaffen.
Ik heb de indruk dat het huidige Venetiaanse stadsbestuur het aantal San Marco-duiven binnen strenge perken houdt, en de eens zo populaire dieren ook verder strakke regels oplegt - ja, dat men eigenlijk enkel nog in een symbolische aanwezigheid van duiven voorziet (zoals men dat in Oostduinkerke met de garnaalvissers doet): ze staan nu eenmaal vermeld in de toeristische gidsen, en men wil de lezers van zulke werken niet teleurstellen, maar voor het overige moeten ze zich niet te sterk voortplanten (ik bedoel de duiven, niet de lezers van die gidsen), én hun plaats kennen.
Ook andere ongewenste gasten houdt het Venetiaanse stadsbestuur kennelijk in aantal uiterst beperkt en inzake gedrag stevig onder controle, want op de nochtans met toeristen overspoelde pleinen en bruggen wordt men nergens aangeklampt door bedelaars, aktievoerders, verkopers van mikmak en soortgelijke lastposten. En jengelaars, ook wel straatmuzikanten genoemd, worden door oplettende carabinieri vriendelijk doch kordaat aangemaand meteen op te hoepelen - dat hebben we met eigen ogen kunnen zien. Tip: het stadsbestuur van Brussel zou zich best eens een studiereis naar Venetië veroorloven, om te leren hoe men drukke steden toch schoon, beschaafd en aangenaam kan houden.
Overigens moet ik bekennen dat mijn vorige bezoek aan Venetië al van meer dan veertig jaar geleden dateerde, en deel uitmaakte van mijn eerste zelf georganiseerde en zeer avontuurlijke reis, die mij met rugzak en tent en lidkaart van de jeugdherbergen naar het toen nog niet uiteengevallen Joegoslavië voerde - maar een aanloop nam langs Noord-Italië (het is een algemeen kenmerk van mijn reizen dat ze nog al eens niet ter zake doende aanlopen kennen - ik kan blijkbaar moeilijk recht op mijn doel afstevenen).
Ik was toen - anno 1970, 21 jaar jong - met de trein Venetië binnengetrokken, vanuit Mestre, over de Via Liberta. Toen ik mij 's avonds buiten de stad wou terugtrekken om mijn tentje op te zetten, slaagde ik er maar niet in een landelijk plekje te vinden dat zich daar toe lenen zou: hoe hardnekkig ik mij ook van het stadscentrum verwijderde, steeds weer kwam ik "aan het water" uit! Toen ik mij ten einde raad een plattegrond van Venetië aanschafte, bleek verduiveld de hele stad in het water te liggen! Ja, aardrijkskunde was op de middelbare school nooit mijn favoriete vak geweest (al die westerbreedtes en zuiderlengtes, ik werd er tureluurs van) - en dat gebrek aan belangstelling wreekte zich toen.
Uiteindelijk moest ik terugkeren naar Mestre en daar, moe en met een al danig aangetaste zin-voor-avontuur, mijn tentje op de plaatselijke camping neerpoten, wat ook nog niet zo simpel was, want de bodem was er steenhard. Gelukkig bood een Amerikaanse kampeerder mij spontaan - uit menslievendheid, of omdat hij mijn gesukkel niet langer kon aanzien - zijn houten hamer aan om mijn tentharingen de grond in te drijven. Wat zijn Amerikanen toch fijne, behulpzame mensen!
In de daaropvolgende tijden heb ik met Venetië enkel nog te maken gehad via de schitterende film Death in Venice van Luchino Visconti, uit 1971, en het verhaal Der Tod in Venedig (1912) van Thomas Mann dat er aan ten grondslag lag (zie ook mijn blogtekst Mann van 29 april 2011).
Allicht zullen de Venetianen zich niet al te zeer verkneukeld hebben in de novelle van Mann en de film van Visconti, want die schilderen niet alleen een hallucinant beeld van een door cholera geteisterde stad, maar zetten ook fijntjes doch vlijmscherp de egoïstische baatzucht van de toeristische sector in de verf, die de vreselijke ziekte voor buitenlandse bezoekers verborgen houdt, om te vermijden dat de kip met de gouden eieren zich ergens anders zou gaan nestelen. Anderzijds: zelfs slechte reclame geeft naambekendheid.
Aan de ingang van de San Marco-kathedraal stond anno 2012 - net als in 1970 - nog steeds een strenge meneer de bezoekers te monsteren. Teken des tijds: toen was het om blootgeschouderde of kortgerokte dames, en heren in shorts, resoluut de toegang tot het heiligdom te ontzeggen. Nu bestond de opdracht van deze Cerberus er in de gerugzakte medemens terug te wijzen. Geheel terecht, want het zou niet de eerste keer zijn dat een achterlijke fanaat met een in een rugzak verpakte lading springstof op een dichtbevolkte plaats een bloedbad aanricht. Safety first, goed zo!
Het interieur van de San Marco vond ik niet zo bijzonder, het heeft iets van een spelonk. Wèl leuk: hoewel overal aangegeven stond dat er niet gefotografeerd mocht worden, klikte en flitste iedereen er vrolijk op los. Hm, zo'n stukje fotografisch anarchisme zint me wel, het siert de Italianen dat ze het zijn gang laten gaan.
En Goethe? Ja die is tijdens zijn Italienische Reise ook in Venetië geweest. Hij reisde naar de Dogestad vanuit Padua, per boot, langs de rivier de Brenta, op 28 september 1786.
"Over Venetië is al zoveel verhaald en in druk verschenen" verzuchtte de schrijver - toen al! En zijn eerste indruk: "het volk, een grote massa"... ook dat was begin oktober 2012 niet anders. Goethe nam zijn intrek in het hotel Regina d'Inghilterra, "niet ver van de Piazza San Marco", en zou in Venetië verblijven tot de 14de oktober.
Op de 29ste september 1786 stond hij op de Rialto-brug, en keek uit over het Canal Grande, zoals mijn vrouw en ik dat dit jaar deden. "Van boven op de brug heeft men een grandioos uitzicht op het kanaal, bezaaid met boten die alle levensmiddelen van het vasteland aanvoeren en voornamelijk hier aanmeren en uitladen, er tussendoor wemelt het van gondels". Inderdaad.
Op 30 september schafte Goethe zich een stadsplan aan, en beklom hij de San Marco-toren. "Het was omstreeks het middaguur en de zon scheen helder, zodat ik zonder verrekijker de dingen dichtbij en veraf nauwkeurig kon onderscheiden. De vloed had van de lagunes bezit genomen, en toen ik mijn blik op het zogeheten Lido richtte (een smalle strook land die de lagunes afsluit), zag ik voor het eerst de zee met enkele zeilen. In de lagunes zelf liggen galeien en fregatten die zich zouden moeten voegen bij ridder Emo, die oorlog tegen de Algerijnen voert, maar wegens ongunstige winden niet kunnen uitvaren. De bergen van Padua en Vicenza en het Tiroolse gebergte sluiten, van west naar noord, het panorama bijzonder fraai af".
Overigens moet de grote Goethe het me niet kwalijk nemen dat ik hem deze keer niet op al zijn omzwervingen achterna gelopen ben: hij besteedde ruim twee weken aan Venetië, ik slechts één dag. Hij had alle tijd - af en toe eens wat in zijn dagboek schrijven, meer moest dat niet zijn. Ik heb de zware taak op mij geladen mijn blog wekelijks van nieuwe literatuur te voorzien, en ook nog twee keer in de week te gaan joggen, en dat laatste laat men beter niet te vaak aan zich voorbijgaan, want regelmaat is het geheim van de gelukkige runner, en rust roest. Nu, ik moet zeggen: het viel best mee, toen ik na zo'n anderhalve week vakantie de training hervatte. Kennelijk was mijn basisconditie stevig genoeg om tegen een onderbrekingsstootje te kunnen - of was het euh… aangeboren runners-talent dat mijn herstart vergemakkelijkte? Of de twee samen? Ja, die laatste hypothese, dat lijkt me de meest waarschijnlijke...

Foto boven de tekst: eigen opname, Venetië, 5 oktober 2012.

Geraadpleegde bronnen: J.W. VON GOETHE, Italiaanse reis, vertaling W. Oranje, bezorgd door M. Pütz, tweede druk, uitgeverij Boom, Amsterdam, 1999; internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie).