vrijdag 11 oktober 2013

Matante 1


Ik kan haar het best omschrijven als: de suikertante van mijn vader. Strikt genomen was ze zijn tante niet, ze was immers geen zus maar een nicht van zijn moeder. Om een mij onbekende reden - ik vermoed dat haar ouders overleden waren - was zij in het gezin van mijn vaders moeder (mijn grootmoeder) Maria Ceuleers "grootgebracht" (opgevoed). Hoewel ze tien jaar ouder was dan mijn grootmoeder waren de twee "als zussen". Dat mijn grootmoeder zelf enig kind was zal daar wel toe bijgedragen hebben.
Ze heette Marie Vandenbossche, officieel Maria Ludovica Vandenbossche - het zal u niet verwonderen dat men haar familienaam in de historische bronnen soms in één, soms in twee, soms in drie woorden gespeld vindt. Marie was te Boortmeerbeek geboren op 23 september 1877, als dochter van Pieter Frans Vandenbossche en Maria Theresia Crols. Laatstgenoemde was een zus van de moeder-van-mijn-grootmoeder (mijn overgrootmoeder) Coletha Josephina Crols.
Marie Vandenbossche was gehuwd met Ferdinand Tobback (°1879). Hij werkte bij de spoorwegen, en wie "aan den ijzeren weg" was, die had zijn schaapjes op het droge: hij was meteen ook "aan de staat" (de Belgische spoorwegen waren een overheidsbedrijf), genoot zodoende van werkzekerheid voor de rest van zijn dagen, en werd zeer behoorlijk vergoed.
Toen mijn grootouders Maria Ceuleers en Frans Constant Wollebrants in april 1913 in het huwelijksbootje stapten, trad Ferdinand Tobback op als mijn grootmoeders getuige - hij is dan ook al eens eerder op dit blog aan bod gekomen, in het stukje dat ik in 2012 over het huwelijk van mijn grootouders-langs-vaderskant heb gepubliceerd (zie mijn artikel Huwelijk van 20 april 2012).
Ferdinand Tobback was anno 1913 "treinwachter, wonende te Arlon" (Aarlen). In de mondelinge overlevering heet het dat hij chef gard' was - een benaming die zijn professionele aureool nog iets meer glans verleent. Het zal om beroepsredenen zijn geweest dat hij toen in Aarlen verbleef, want hij was een geboren en getogen Boortmeerbekenaar, en stond in ons dorp bekend als "Nante van den boei" (dat "boei" had hij geërfd van zijn vader, die postbode was geweest).
Wat later zal het echtpaar Tobback-Vandenbossche trouwens in Boortmeerbeek wonen, in een fraai huis - even buiten het dorp, op de Rijmenamsebaan - dat het huurde van de brouwerij Wouters. Daar was het gevestigd in de kinderjaren van mijn vader - de jaren twintig - en daar mocht hij in die dagen elke zondagvoormiddag langs gaan om zijn "zondagspree" op te strijken: die bedroeg twee frank en dat was in die tijd geen onbeduidend bedrag ("daar kon je al heel wat snoep mee kopen", aldus mijn vader in 1987).
Overigens was mijn vader niet de enige die er 's zondags een geldelijke tegemoetkoming mocht gaan ophalen, ook met drie andere kinderen uit het dorp was dat het geval: waaraan "Sja Pijp" (Karel Verstraeten) en de meisjes Renée en Georgette "Pijp" (Verstraeten) hun wekelijkse beloning te danken hadden is niet duidelijk. Familie waren ze niet - daarom kregen zij trouwens maar één frank, maar ook die loonde de moeite om elke week trouw op post te zijn. Marie Vandenbossche zag graag kinderen. Zelf had zij er geen. Hoort dat niet per definitie bij een suikertante, dat zij geen eigen kinderen heeft?
Marie en mijn grootmoeder Maria Ceuleers kwamen zeer geregeld bij mekaar over de vloer. Voor mijn vader was Marie Vandenbossche "matante", of ook wel "tajnke Marie". Zelf heb ik "matante" nooit gekend - ze overleed een drietal maanden voor mijn geboorte - maar ik heb mijn vader wel herhaaldelijk over haar horen vertellen. 
In het najaar van 1934 reisden "matante" - zij was toen 57 jaar - en haar "Nante" naar Zwitserland en Frankrijk. Het is niet duidelijk of het om één grote reis ging, die het echtpaar eerst naar Zwitserland en vervolgens naar Frankrijk bracht, dan wel om twee afzonderlijke, snel op elkaar volgende reizen.
Dat "gewone mensen" naar het buitenland trokken was in de jaren dertig zeker nog iets bijzonders. Zo heel gewoon waren Marie en haar man echter niet. Dankzij Ferdinands mooie betrekking bij de spoorwegen zat het echtpaar Tobback-Vandenbossche er warmpjes bij. Het genoot met volle teugen van die relatieve rijkdom, liet "de centen rollen", gaf geregeld prachtige feesten voor zijn vriendenkring, maakte uitstapjes, beoefende de kunst van het savoir-vivre…  En dat in een tijd dat de meeste mensen erg zuinig en ja… eigenlijk zeer "duurzaam" leefden, want de golden sixties en de consumptiemaatschappij lagen nog in de toekomst.
Dat Marie en Ferdinand "de wijde wereld" introkken pleit voor hun ondernemingszin, en moeten we hen zeker gunnen. Des te meer daar Ferdinand één jaar later, in oktober 1935, op slechts 56-jarige leeftijd zal overlijden…
Mijn vader heeft de reisactiviteiten van "matante" nooit ter sprake gebracht, maar na zijn dood ontdekte ik in zijn bureau een aantal ansichtkaarten die er getuigenis van afleggen. Er zijn kaarten bij die "matante" vanuit Zwitserland en Frankrijk naar mijn - toen dertienjarige - vader gestuurd heeft, maar ik vond ook een aantal onbeschreven, niet-verstuurde exemplaren: ik vermoed dat ze die voor mijn vader heeft meegebracht.
Laat ik het vandaag hebben over de Zwitserse prentbriefkaarten - volgende week komen dan de Franse aan bod. Ik beperk me tot de ansichten die effectief verzonden werden: de plaatsen en data op de poststempels leren ons met zekerheid waar het echtpaar Tobback-Vandenbossche geweest is, en wanneer.
Voor wat Zwitserland betreft gaat het dan om drie prentbriefkaarten. Een eerste werd afgestempeld in Luzern, op (maandag) 15 oktober 1934 in de voormiddag - misschien werd het een dag eerder gepost.  Op de voorzijde prijkt een fraaie kleurenfoto van "Luzern mit Pilatus" (de Pilatus is een meer dan 2100 meter hoge berg, gelegen ten zuiden van Luzern).
Een tweede ansichtkaartje, afgestempeld op (dinsdag) 16 oktober in Spiez toont ons, in kleur, "Spiez mit Blüemlisalp (3669 m) und Niesen (2366 m)" - zie de afbeelding boven deze tekst! Ik heb de indruk dat het eerder gaat om een schilderijtje dan om een echte foto. Spiez ligt aan de zuidelijke oever van het Thunermeer.
Een derde kaartje werd op (donderdag) 18 oktober 1934 afgestempeld in Genève, maar toont ons, ook in kleur, de "Chemin de fer Rochers de Naye et la Dent de Jaman (1878 m)". Opnieuw vraag ik me af of het niet eerder om een schilderij dan om een foto gaat. De Dent de Jamar ligt in de omgeving van Montreux, aan de oostzijde van het Meer van Genève - Genève zelf ligt aan de westkant van hetzelfde meer. 
De volgorde van de ansichten suggereert dat "matante" Zwitserland van oost naar west bereisde.
Als afzenders staan op de keerzijde van het eerste kaartje "F. M. Tobback" vermeld, en op het tweede en derde de namen Marie en Ferdinand.  Mijn vader woonde toen met zijn ouders in de Boortmeerbeekse Beringstraat, maar "matante" schreef stelselmatig "Behring". Een huisnummer vermeldde ze niet. Sporen van duimspijkers wijzen er op dat de kaartjes van "tajnke Marie" ten huize Wollebrants aan de wand hebben gehangen.
Ik ga ervan uit dat het echtpaar Tobback-Vandenbossche met de trein reisde: ik heb nooit gehoord dat het autobezitters waren, en gelet op Ferdinands betrokkenheid bij de spoorwegen, ligt het voor de hand dat ze er via het spoor op uittrokken. Deden ze dat onder hun beidjes, of in groep? Ging het misschien om een door de Belgische spoorwegen georganiseerde reis? Vergeefse vragen. De ansichtkaartjes geven er geen antwoord op. Maar mooi zijn ze wel, en lekker nostalgisch. En ze hebben ervoor gezorgd dat de reis/reizen van "matante" naar Zwitserland/Frankrijk niet zijn opgeslokt door het duister van de vergetelheid, waarin zoveel menselijke aangelegenheden verdwijnen… 

Alle in dit artikel verwerkte informatie komt uit de door mij geschreven familiekroniek.