vrijdag 8 april 2011

Rousseau


"Van alle plaatsen waar ik gewoond heb (en daar waren heel charmante bij), heeft geen enkele mij zo werkelijk gelukkig gemaakt en een zo zoet heimwee bij mij nagelaten als het Sint-Pieterseiland, midden in het meer van Biel", aldus de 18de eeuwse Franse schrijver en philosophe Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) - boegbeeld van de Verlichting en pionier van de Romantiek.
Het Meer van Biel (de Bielersee) ligt, zoals zijn naam het zegt, bij de stad Biel (in het Frans : Bienne), in het noord-westen van Zwitserland.  Midden in het meer ligt een eiland : het Sankt-Petersinsel, het Sint-Pieterseiland.  Rousseau zocht er een toevlucht op de 12de september 1765, en verbleef er tot de 25ste oktober van dat jaar.  Hij was toen 53 jaar. 
Wat was het dat hem op dit Zwitserse eilandje zo gelukkig had gemaakt ?  Waarin is het geluk gelegen ?  Waarin is het te vinden ?  Het ging niet om "korte ogenblikken van vervoering en hartstocht", aldus de schrijver, want die zijn "juist vanwege hun hevigheid niet meer dan  dungezaaide punten op de levenslijn".  Neen, het ging om een "eenvoudige en duurzame toestand die op zichzelf niets heftigs" had.  Dat geluk op het Sint-Pieterseiland, zegt Rousseau : "ik zou het alle mensen van deze tijd willen laten ontdekken aan de hand van de beschrijving van het leven dat ik er leidde". 
Het relaas van die zes gelukkige weken van Jean-Jacques Rousseau is terug te vinden in een boekje dat mij lief is (ik zie dat ik het kocht op 5 februari 1987) : "Les rêveries du promeneur solitaire" - de dromerijen van de eenzame wandelaar, in de (niet altijd gelukkige) Nederlandse vertaling uit 1981 : "Overpeinzingen van een eenzaam wandelaar" (1).  Amusant detail : Rousseau deelde het boekje niet in in hoofdstukken, maar in "wandelingen".  Hij schreef het in de jaren 1776-1778, het verscheen postuum in 1782.  De "vijfde wandeling" bevat het verhaal over de weken op het Sint-Pieterseiland, en over het geluk dat hij daar had gevonden - ruim tien jaar eerder.  Dat laatste lijkt me niet onbelangrijk : is het in de regel niet achteraf dat we het geluk herkennen dat we daar-en-toen hebben gekend ?  
Natuurlijk wil u graag weten wàt de schrijver op dat eiland in de Bielersee dan wel zo gelukkig heeft gemaakt.  Ik zal u niet op uw honger laten.  Samengevat (maar daarmee doe ik de tekst van Rousseau, die zalig om lezen is, zwaar onrecht aan) kwam het neer op drie "levensomstandigheden" waar Rousseau op het eilandje in de Bielersee kon van genieten.  Het eerste aspect van het gelukkige leven : het far niente - het niets-doen.  Vooral dan in de zin van : het zich (zoveel mogelijk) onttrekken aan maatschappelijke verplichtingen… "Als vervelende brieven mij noopten de pen ter hand te nemen om ze te beantwoorden, leende ik mopperend het schrijfgerei van de rentmeester en ik haastte mij het terug te brengen in de ijdele hoop het niet nogmaals te behoeven lenen".  Het tweede aspect stipt Rousseau niet expliciet als zodanig aan, maar valt herhaaldelijk tussen de lijnen te lezen : de afzondering.  Naar het bekende Franse spreekwoord : "pour vivre heureux, vivons cachés"…  "Op het eiland staat slechts één huis", vertelt Rousseau, "dat echter groot, aangenaam en gerieflijk is, dat evenals het eiland toebehoort aan het gasthuis van Bern, en waar een rentmeester woont met zijn gezin en zijn bedienden.  Hij heeft er een omvangrijke hoenderhof, een volière, en vijvers voor de vis". 
Met de hoenders, de vogeltjes en de vissen zijn we meteen bij het derde aspect beland - het facet van het geluk dat het overgrote deel van het verhaal in beslag neemt en waar Rousseau prachtige zinnen aan wijdt : het leven in en met de natuur.  Dit leven begint met het nauwgezet bestuderen van de natuur…  "Naar verluidt heeft een Duitser een boek geschreven over een citroenschilletje : ik zou er een geschreven hebben over een grasje uit de wei, over een mosje uit het bos of over een korstmosje dat de rotsen bekleedt : kortom, ik wilde niet dat er ook maar een grassprietje of een plantendeeltje zou overblijven dat ik niet uitvoerig beschreven had.  Overeenkomstig dit goede voornemen ging ik iedere ochtend na het ontbijt, dat wij allen gezamenlijk gebruikten, met een loep in de hand en mijn Systema naturae onder de arm een bepaald gedeelte van het eiland bezoeken…".
Maar Rousseau neemt ook deel aan het leven en het werk van de landman (geen volstrekt far niente dus - dat zou, denk ik, op verveling uitlopen).  "De rest van de ochtend gebruikte ik om met de rentmeester, diens vrouw en Thérèse het werkvolk te gaan opzoeken bij het oogsten.  Meestal stak ik dan met hen de handen uit de mouwen en dikwijls hebben mensen uit Bern die mij kwamen opzoeken mij aangetroffen boven in een hoge boom, omgord met een zak die ik vulde met vruchten en vervolgens aan een touw op de grond neerliet.  De beweging die ik had gehad in de ochtenduren en het goede humeur dat daar onafscheidelijk mee samengaat, maakten de rust van het noenmaal voor mij bijzonder aangenaam…".
Het water rond het eiland leverde kostelijke uren op.  Een boottochtje in de namiddag bijvoorbeeld : "languit liggend in de boot, de ogen naar de hemel gericht, liet ik mij meevoeren en langzaam wegdrijven waarheen het water maar wilde…".  Of zich door "het heldere water en de koele schaduwen" laten verleiden tot… baden !
Maar de diepste gelukservaring kwam toch voort uit het… (dromend) kijken naar de natuur en naar het landschap.  De blik "laten dwalen over het schitterende en betoverende landschap van het meer en zijn oevers, waarachter aan de ene kant nabijgelegen bergen oprezen om zich aan de andere kant te verruimen tot rijke, vruchtbare vlakten waarover men uitzag tot aan de blauwige bergen verderweg…". 
Of, 's avonds, zittend "op een verscholen plekje aan de waterkant"… en oren en ogen geheel laten innemen door "het geluid van de golven en de woeling van het water".  Rousseau gebruikt de termen niet, maar wat hij beschrijft komt neer op : contemplatie en meditatie.  Toch was ook bij hem de zand-in-je-hand-gedachte nooit helemaal weg : "Bij tijd en wijle doemde er een vluchtige en kortstondige gedachte bij mij op over de onbestendigheid van de dingen dezer wereld…". 
Zoals gezegd kocht ik de "Rêveries du promeneur solitaire" in februari 1987.  Het was dus geen toeval dat in datzelfde jaar, mijn vrouw en ik, met onze (toen) drie kinderen Willem (5 jaar), Ingrid (3 jaar) en Wouter (2 jaar), op terugreis van een verblijf in het Zwitserse Disentis, op donderdag 13 augustus een bezoek brachten aan het idyllische Sint-Pieterseiland.  We parkeerden onze auto in Erlach, aan de oever van het Bielse meer, en gingen van daar te voet het eiland op.  "Te voet" inderdaad, want het Sint-Pieters-eiland bleek eigenlijk geen echt eiland (meer),  maar door een soort  landtong met de oever van het meer verbonden (op Google-Maps zie ik nu dat het zelfs een vrij brede landtong is).  We volgden een lang, rechtuit lopend pad, aan weerszijden omgeven door hoge vegetatie, die ophield waar (zo vermoed ik) het eigenlijke eiland begon. 
Op het eiland : een mooie afwisseling van groene, zonovergoten velden en lommerrijk bos.  Die variatie was ook Rousseau al opgevallen : "men vindt er akkers, wijngaarden, bossen, boomgaarden en grazige weiden, beschaduwd door kleine bosjes en omzoomd door allerhande struiken die door de nabijheid van het water hun frisheid behouden".  De rentmeesterswoning uit de tijd van Rousseau (die eerder een priorij moet zijn geweest) was een horecazaak geworden (herberg-restaurant-hotel).  We hebben er op het binnenpleintje iets gedronken - misschien ook gegeten, dat weet ik niet meer.  Er waren nog wat bezoekers. 
In het bos ontdekten we een borstbeeld van Rousseau (zie foto), met op de sokkel de tekst "J.-J. Rousseau a séjourné ici en 1765".  Natuur, cultuur, (jonge) vrouw en (jonge) kinderen : ik (toen ook nog redelijk jong) beleefde op het Sankt-Petersinsel op mijn beurt gelukkige uren.  Het was een mooie zomerdag.
We merkten dat er een bootverbinding van het eiland naar de oever van het meer liep, en besloten onze terugtocht op varende wijze te ondernemen.  Fijn was het, om na het autorijden en het stappen, ons te laten meevoeren op het water.  De boot bereikte de oever van het meer, we zetten voet aan wal…   Wat we over het hoofd hadden gezien : de eiland-oever-verbinding had verschillende aanlegplaatsen.  We waren van boord gegaan in La Neuveville, op de westelijke oever van het meer.  Onze auto stond in Erlach, aan de zuidelijke oever - een heel eind verder !  De avond viel…
In La Neuveville (in het Duits : Neuenstadt) hebben we, met de drie kleine en vermoeide kinderen, onze intrek genomen in het (dichtstbijzijnde) "Hôtel du Faucon", waar we over een grote, maar ouderwetse kamer konden beschikken.  Vervolgens is vader, te voet, naar Erlach getrokken, zoveel mogelijk de oever van het meer volgend (een stevige afstand, ik kan het u verzekeren) en dan, in de nacht, met de auto naar zijn gezin in La Neuveville teruggekeerd.  Tja, klein (soms groot) onheil ligt altijd wel ergens op de loer : of geluk als een "duurzame toestand" mogelijk is, daar heb ik mijn twijfels over.  De grote Rousseau trouwens ook, want hij schrijft : "op dit ondermaanse vindt men dan ook eigenlijk alleen maar genoegens die voorbijgaan : voor wat betreft het geluk dat blijvend is, ik twijfel eraan of men dat kent".  Tenslotte had zijn verblijf op het paradijselijke eiland ook maar zes weken geduurd (en had hij er de winter niet meegemaakt).
Er vallen bij het geluksrecept van Rousseau uiteraard nog andere kanttekeningen te maken.  Ik ga dit hier nu niet doen : men moet (vind ik) ook al eens "de dingen gewoon de dingen laten zijn", en zo ook "de geschriften zichzelf laten zijn" - ervan genieten, ze op je laten inwerken, niet altijd meteen klaarstaan met al te veel kritische commentaar.  En dat een far niente (in de zin van : geen drukkende verplichtingen), én een intens contact met de natuur ons leven heel wat aangenamer kunnen maken, dat is volgens mij zeker waar. 
 
(1) J.-J. ROUSSEAU, Overpeinzingen van een eenzaam wandelaar (oorspr. Les rêveries du promeneur solitaire), vertaling J. A. Van den Bosch en A. De Greef, reeks Prisma Klassieken, uitgeverij Het Spectrum Utrecht-Antwerpen, 1981.  Bij het weergeven van de citaten heb ik de vertaling hier en daar naar eigen inzicht aangepast.
De originele tekst is te vinden bij (de Franse versie van) Wikisource, de verzameling bronnen van de onvolprezen internet-encyclopedie Wikipedia :
http://fr.wikisource.org/wiki/Les_R%C3%AAveries_du_promeneur_solitaire