vrijdag 29 april 2011

Mann


Het oeuvre van de bekende Duitse schrijver Thomas Mann (1875-1955, Nobelprijs literatuur 1929 - één van mijn literaire favorieten) heb ik leren kennen via de film.  Zowel in het geval van de novelle "Tod in Venedig", als in dat van de roman "Buddenbrooks, Verfall einer Familie" heb ik éérst de verfilming gezien en nadien pas het boek gelezen.  In beide gevallen moet ik zeggen, en ik hoop dat de grote Mann het me niet kwalijk neemt (grapje !), dat de film meer indruk op me heeft gemaakt dan het boek - naar mijn mening ook "beter was dan het boek" (en de boekenlezers en filmkijkers onder u weten dat in de regel het omgekeerde het geval is).  "Buddenbrooks, Verfall einer Familie" dateert uit 1901, "Tod in Venedig" uit 1912.
In "Dood in Venetië" raakt de oude professor Aschenbach (eigenlijk von Aschenbach - in het boek is hij een schrijver, in de film een componist) tijdens een vakantie in het aristocratische "Hotel des Bains" in Venetië in de ban van de jonge Tadzio.  Die jonge kerel representeerde twee schatten des levens die de oude professor niet (meer) bezat : jeugd en schoonheid -  tenminste : zo begreep ik het toen ik de film voor het eerst zag.  Dat was op zondag 25 juli 1971 in de (inmiddels al lang verdwenen) Leuvense cinema "Lovanium".  Ik was toen 22, en, raar maar waar, ik kon me heel goed inleven in die confrontatie van de ouder wordende man met de tijd die, jawel, als zand door zijn hand was weggegleden.  Mijn tienerjaren, met al hun "eerste keren dit-en-dat", waren toen voorbij, en daarmee ook mijn jeugd (zo leek het - nu weet ik dat ik daar vervolgens, in mijn strijd tegen de tijd, nog een heel verlengstuk heb aan bijgebouwd). 
Niet lang na het zien van de film van Visconti heb ik de tekst van Thomas Mann een eerste keer ter hand genomen.  Van die lectuur herinner ik me enkel nog de vreemde man met de rugzak, die aan het begin van het verhaal bij professor Aschenbach een verlangen "naar wijde verten" doet ontstaan : een personage dat in de film niet voorkwam.  Of ik toen de hele novelle heb gelezen betwijfel ik.  Mann weefde diepzinnige gedachten in zijn proza en hij was een briljant stilist, maar verviel soms in langdradigheid en bombast, en ik vermoed dat ik daar als tweeëntwintigjare destijds op afgeknapt ben.  Een voorbeeld… "Nu mende dag na dag de god met de verhitte wangen naakt zijn gloedblazende vierspan door de ruimten des hemels, en zijn gele lokken wapperden in de tegelijkertijd uitstormende oostenwind".  Ach, men kan ook gewoon zeggen dat de zon scheen, dan schiet het verhaal beter op, en als jonge lezer heb je natuurlijk graag dat de zaken vooruitgaan.
Een paar weken geleden heb ik de novelle "Dood in Venetië" opnieuw ter hand genomen, en voor het eerst in haar geheel gelezen (1).  Daarbij kwam ik tot de nogal onthutsende constatering dat de interpretatie die ik destijds aan het verhaal, en met name aan de kijk van de oude professor Aschenbach op de jonge Tadzio, gaf, nogal naiëf en, op zijn zachtst gezegd, onvolledig was.  Uit een wat nadere biografische kennismaking (vooral via het driedelige Duitse televisie-docudrama "Die Manns, Ein Jahrhundertroman" van Heinrich Breloer, dat ik zag in 2003), wist ik inmiddels al wel dat Thomas Mann, hoewel gehuwd en vader van zes kinderen, ook een homo-erotische kant had, en kennelijk vooral voor jong mannelijk schoon niet ongevoelig was.  Nu, bij mijn "Dood in Venetië"-lectuur anno 2011, viel het me pas goed, -zéér goed-, op, dat de professor eigenlijk niet zozeer verteerd werd door weemoed naar "de verloren tijd" (het thema dat me anno 1971 en later bij het bekijken van de film zo aangesproken had), maar eigenlijk vooral door regelrechte erotische gevoelens voor de "langharige jongen van misschien veertien", zoals zijn leeftijd in het boekje aangeduid wordt.  En ja, u begrijpt het al, met alles wat de actualiteit ons de voorbije tijd in het aangezicht heeft geslingerd, kan ik er niet omheen : er zat aan de "oude" professor Gustav von Aschenbach (die in feite nu ook weer niet zo oud was : ik had als tweeëntwintigjarige zijn leeftijd wel wat overschat) een niet te miskennen pedofiele kant !  "Weldra kende de beschouwer iedere lijn en pose van dit zo verheven, zo vrij zich vertonende lichaam", schrijft Mann, "begroette hij blij iedere reeds vertrouwde schoonheid opnieuw en kwam er geen eind aan zijn bewondering, aan de tedere lust van de zinnen".  Ja, daar hoeft geen tekening bij.
Hoe komt het eigenlijk dat ik bij het zien van de film in '71 kennelijk blind ben geweest voor die homosexuele en pedofiele kant van het verhaal ?  Ongetwijfeld had het te maken met de omstandigheid dat deze fenomenen in die tijd geenszins "aan de orde van de dag" waren, en al helemaal niet tot mijn leefwereld behoorden (zelfs een onschuldige homosexueel dartelde daar, voor zover ik het toen wist en het me nu kan herinneren, niet in voor).  Een tweede verklaring is dat in het filmverhaal, anders dan in de novelle, de erotische kant van Aschenbachs belangstelling voor Tadzio niet expliciet aan bod komt (de verfilming verschilt trouwens op nogal wat punten van het boek).  Door het feit dat in Visconti's film nauwelijks dialogen (en ook geen innerlijke monoloog) voorkomen, vallen de erotische gevoelens van de professor geheel tussen de plooien.  Visconti laat zijn beelden spreken, en het beeld laat zich in de regel méér invullen, is méér interpretabel dan een tekst (die dat tot op zekere hoogte natuurlijk ook wel is).  Hier raken we aan een fundamenteel verschil tussen de eigenheid van een film en die van een boek.  In Thomas Manns novelle komen de innerlijke roerselen van professor von Aschenbach veel duidelijker en preciezer tot uiting dan in de film van Visconti (die overigens ook een homosexueel was, iets waar op zich natuurlijk niks verkeerd aan is).  En ja, het pertinente wordt nu eenmaal sterker opgemerkt dan dat wat slechts latent aanwezig is.  Dat in de film zo weinig gesproken wordt, geeft overigens de innerlijke stem van de toeschouwer de ruimte om te spreken, zijn eigen gedachten te ontwikkelen… (en daar hou ik wel van, en dat heb ik destijds dan ook gedaan).  
Nog twee dingen over die pedofiele Aschenbach.  Ten eerste (en dit ter geruststelling) : de obsessie van de oude(re) professor (rol vertolkt door Dirk Bogarde) voor de jonge knaap (Björn Andresen) bleef uiteindelijk geheel platonisch -  beperkt tot oogcontact.  Er werd tussen beiden zelfs niet één woord gewisseld !  Maar dat Aschenbach het in zijn stoutste dromen anders had gewild, dat blijkt maar al te duidelijk op de laatste bladzijden van de novelle, wanneer Venetië ten prooi valt aan een (door stadsbestuur en toeristische industrie doodgezwegen) cholera-plaag.  En ten tweede : Aschenbach (en Mann) beseften terdege dat "het verlangen" van de professor naar de jonge Tadzio "absurd, verwerpelijk, belachelijk" was.  Niet meteen de goedpraterij of relativering dus die, zo leerden wij recent uit de actualiteit, kenmerkend is voor pedofielen.  
Mijn aanvankelijke interpretatie van "Dood in Venetië" : de pijnlijke ontmoeting van een oude en aftakelende man met jeugd en schoonheid - met al het diepzinnige dat daarbij over "het leven" en "de tijd" te bedenken en te formuleren viel, was kennelijk dus (minstens gedeeltelijk) een wat naïeve misinterpretatie.  Maar (en nu ga ik weer eens lekker eigenzinnig zijn) : het was een mooie en zinrijke interpretatie (vind ik), en daarom wil ik er gewoonweg bij blijven !  Heb ik als filmkijker, als lezer, als "consument" van een kunstwerk niet het recht er mijn visie in te leggen (en het daar bij te houden) ?  Ook als mijn invulling dan niet helemaal (of helemaal niet) strookt met de oorspronkelijke bedoeling van de bedenker van het werk ?  
En zo blijft "Dood in Venetië" voor mij een sublieme film - een meesterwerk !  Bepaalde scènes zijn tot de culturele canon van mijn bestaan gaan behoren…  De beginscène waarin het stoomschip (met Aschenbach aan boord) de lagune komt binnengevaren op de tonen van het prachtige Adagietto uit de vijfde symfonie van Gustav Mahler (verderop in de film laat Visconti de figuur van Aschenbach samenvallen met die van Mahler)…  De wijze waarop de sfeer van een grand hotel uit de Belle Epoque (een voorbije wereld) wordt opgeroepen - met hier de (salon)muziek als evenknie van het beeld…  Het hallucinante avondlijke optreden van het groepje volksmuzikanten in de tuin en op het terras van het hotel, op het ogenblik dat in de stad de cholera reeds volop woedt, met aan het eind het satanische "lach-liedje"… (2).  De scène waarin de haarverf die de professor zich door een welbespraakte kapper (letterlijk en figuurlijk) heeft laten aansmeren, hem van het oververhitte voorhoofd druipt - een tafereel dat enkel in de film voorkomt en waarin ik de boodschap lees dat tegen de onverbiddellijke tand des tijds en des ouderdoms geen kruid of kosmetisch nepmiddel gewassen zijn… En natuurlijk dat wonderlijke gebaar van Tadzio aan het eind van de film, wijzend naar boven, naar de wolken, naar de hemel… Naar het transcendente misschien ?  Ook hier zijn diverse interpretaties mogelijk.  In de novelle van Mann heet het dat Tadzio wees naar "het beloftevol-ontzagwekkende". 
Met het Lübeckse Buddenbrooks-geslacht kwam ik voor het eerst in contact dankzij de film van Alfred Weidenmann uit 1959, die ik op 4 januari 1972 op televisie zag.  Grote indruk maakte op mij de scène waarin Liselotte Pulver, in de rol van dochter Antonia ("Tony") Buddenbrook,  haar moedige besluit om, in het belang van haar familie, te huwen met de enkel vanuit zakelijk oogpunt aantrekkelijke Grünlich, eigenhandig in de familiekroniek inschreef.  In een tijd waarin damesbladen en stationsromannetjes hun lezeressen met "liefde en geluk" om de oren sloegen en op elke bladzijde verkondigden dat men"altijd zijn hart moet volgen" (een opvatting die sindsdien zo mogelijk nog meer gangbaar is geworden), vond ik het een bijzonder verfrissend, "oneigentijds" idee dat ook een andere keuze kon worden gemaakt.  Tegen de sentimentele waan van de dag in liet "Tony" het voortbestaan van haar stam voorgaan op haar persoonlijk geluk.  Een originele wending - en voor originaliteit, het niet meelopen in de stroom van de massa, heb ik altijd al een boontje gehad.
Later (in de eerste maanden van 1992) heb ik Manns boek over de Buddenbrooks gelezen : een veel uitvoeriger relaas dan het filmverhaal, minder samenvattend, minder gebald, en daardoor minder "krachtig" (denk ik).  De Buddenbrooks waren al eens eerder verfilmd, in 1923, zo leert mij de Internet Movie Database, maar die versie is mij onbekend.  Ze werden opnieuw verfilmd door Heinrich Breloer (al vermeld als regisseur van het docudrama over de Mann-familie), in 2008, een prestigieuze kleurenproductie deze keer (de Weidenmann-film uit '59 was in zwartwit).  Mijn vrouw en ik zagen die Breloer-verfilming op 8 november 2009 in de "Cartoon's" in de Kaasstraat in Antwerpen - sinds het verdwijnen van de Leuvense "Studio's" zowat de enige overgebleven kwaliteitscinema in onze contreien (naast "Cinema Zed" in Leuven).  Een genot voor het oog en voor de geest natuurlijk, ook al was het ondergangsverhaal dan niet bepaald van aard om mij op te monteren.  Schitterende enscenering, zeker - maar, vreemd : als ik zou moeten kiezen, ben ik geneigd toch de voorkeur te geven aan de meer sobere, meer "klassieke", minder "artistieke(rige)", zwartwit versie van 1959.  Of zou deze voorliefde te maken hebben met het feit dat de Weidenmann-verfilming mijn eerste keer met de Buddenbrooks was ?
Naast de "Buddenbrooks" en "Dood in Venetië" heb ik uiteraard nog ander werk van Thomas Mann gelezen : "De Toverberg" (uit 1924) natuurlijk, en (onder andere) ook het boek dat een link legt met Goethe, "Lotte in Weimar" (uit 1939).  Stof genoeg voor allicht nog eens een "Manniaans" blogbericht, later.

Foto : Professor Gustav von Aschenbach (Dirk Bogarde) eenzaam en mijmerend in de lounge van het luxueuze "Hotel des Bains" in Venetië…
(1) TH. MANN, De dood in Venetië, oorspronkelijk Der Tod in Venedig, vertaald door Hans Hom, reeks Salamander Klassiek, uitgeverij Athenaeum Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002. 
(2) De schitterende scène met de volksmuzikanten (en met aan het eind het "lach-liedje") valt te bekijken en te beluisteren op You Tube : http://www.youtube.com/watch?v=m7HPm8rod3E&NR=1
Wil u enkel het weemoedige Chi con le donne vuole aver fortuna horen (met de bijhorende beelden) - en dat kan ik u écht aanbevelen : http://www.youtube.com/watch?v=ppeOoT_oiNE   
Overigens staat de hele film op You Tube, maar in stukjes geknipt en in de Italiaanse versie.  Dat lijkt me nu niet de meest geschikte manier om er van te genieten, maar wie de film al kent zal aan die fragmenten wel "plezier" beleven…