vrijdag 22 juli 2011

Duinpark


Zomers van weleer… In juli 1961, vijftig jaar geleden dus, beleefde ik mijn eerste vakantie in Oostduinkerke. In "Oostduinkerke-Bad", zoals dat toen heette, om het te onderscheiden van het wat meer landinwaarts gelegen dorp van Oostduinkerke. In eerdere jaren hadden papa, mama en ik wel eens voor enkele dagen bij vrienden gelogeerd, in Heist en in Nieuwpoort, maar in 1961 huurden mijn ouders zelf een appartement, en bracht ik voor het eerst twee weken ononderbroken aan zee door :  de twee laatste weken van juli. Het was de eerste keer dat ik zo lang van huis was. Ik was twaalf jaar.
Mijn ouders zelf waren maar zeer gedeeltelijk van de partij. Mijn moeder werkte als bediende bij de Boortmeerbeekse firma Hydrocoton en had slechts één week jaarlijkse vakantie (!) : zij was enkel de eerste week in Oostduinkerke. Tussen haakjes : de n.v. Hydrocoton werd in de volksmond "het watfabriek" genoemd, omdat men er watten produceerde. "Hydrofiele watten" meen ik me te herinneren, voor de medische sector - maar ook wel watten die in de auto-industrie werden gebruikt, voor de zetels en voor de binnenbekleding van de autodeuren.  
Mijn vader bracht ons naar ons vakantieverblijf, kwam ons aan het eind van de vakantie ophalen, kwam tussentijds al eens op bezoek, maar bleef voor het overige thuis, omdat de gezondheidstoestand van zijn moeder (mijn grootmoeder en meter) in die tijd te wensen overliet, en er dagelijks naar haar moest worden omgekeken. Mijn vader was onderwijzer en genoot, in tegenstelling tot mijn moeder, van een twee maanden lange zomervakantie. De afwezigheid van mijn papa wierp voor mij wel een schaduw op het verblijf aan zee, want ik was erg aan hem gehecht. Ik schreef hem bijna dagelijks een brief, en hij deed hetzelfde : die correspondentie is geheel bewaard gebleven, en geeft een gedetailleerde inkijk in mijn leven in Oostduinkerke en in zijn dagelijkse bezigheden thuis. "Er gaan nu veel koloniën voorbij", schreef ik op donderdagmorgen 20 juli : ik bedoelde natuurlijk dat kinderen van de verderop gevestigde vakantiekolonies in groep naar zee stapten. Die arme schapen bekeek ik met hetzelfde afgrijzen dat ik voelde voor het zoontje van een bevriend echtpaar toen die in "de Chabotté" terechtkwam (de vakantiekolonie "Le Chat Botté" in De Haan).    
Mijn ouders hadden een appartement gehuurd in de "residentie Duinpark", een toen nog nieuw, naast het strand en geheel in de duinen gelegen complex. Het was een mooi gebouw : compact, niet te hoog (vier verdiepingen, het gelijkvloers meegerekend), en met  frisse gele, rode en blauwe kleurvlakken tussen de ramen - zie de foto boven dit artikel! De benedenverdieping lag vrij hoog, omdat er onder het gebouw garages waren. Dat laatste is op de foto niet te zien, evenmin als het kruidenierswinkeltje dat op één van de hoeken gevestigd was en uitgebaat werd door de echtgenote van de conciërge van het gebouw. Daar ben ik voor het eerst in mijn leven live met het mooie West-Vlaamse dialect in contact gekomen (en er niks van begrepen natuurlijk).  
Tot de bevoorrading van de vakantiegasten droeg ook het autootje bij dat elke dag, kort voor het middaguur, zijn opwachting maakte op het asfaltje vóór het gebouw, en waar men zich de soep van de dag kon aanschaffen. Die werd rechtstreeks in de kookpot geschept. Dat asfaltstraatje, dat naast het gebouw liep en dan afdaalde naar het strand, is op de foto wél te zien. Hoe vaak heb ik daar niet gestapt! Op sommige zonnige dagen was het zo heetgeblakerd dat je er niet met je blote voeten op lopen kon zonder in een soort indianendans te vervallen. De zon op het zand en op het helmgras - én op dat asfaltje : dat werd voor altijd mijn beeld van zomer en zee.
Ons appartement moet op de eerste of tweede verdieping hebben gelegen. 's Nachts zagen we de vuurtoren van Nieuwpoort aan het werk. De plattegrond van het Duinpark-gebouw was rechthoekig, aan de binnenzijde van het complex was een grote open ruimte, een binnenplaats waar de achtergevels van de appartementen op uitkeken - ik vond dat redelijk spectaculair. Hier gaven de in de achtergevel van het gebouw ingemetselde schachten op uit waar men in elke flat via een luikje op het balkon het huisvuil in kieperde - ook dat vond ik redelijk spectaculair. De conciërge zorgde dan voor de verdere verwijdering van al de troep die onderaan de afvalkokers terechtkwam. De brave man bezorgde ook de post die voor de vakantiegangers op het Duinpark-adres aankwam. Dienstverlening was toen nog geen ijdel woord.
Mijn ouders hadden het appartement gehuurd via een kantoor, maar dat heette toen een agence. In 1961 was het "Essor", in die tijd gevestigd aan de Albert I - laan, onderdeel van de Route Royale ofte "Koninklijke Baan" die langs heel de kust liep (het daaropvolgende jaar huurden we via "Angelo"). Aan die drukke hoofdweg lagen ook "de Venise" (aan de hoek met het Astridplein), waar we al eens een ijsje gingen eten, en het krantenwinkeltje "Chez Bob", waar we onze fotofilmpjes lieten ontwikkelen.  
"Residentie Duinpark" was genoemd naar zijn omgeving : "Duinpark" was (is) de naam van het gebied gelegen ten oosten van de zeedijk van Oostduinkerke-Bad. Het moet in de jaren dertig zijn geweest dat de eerste wegen door dit duinenlandschap werden getrokken en de eerste villa's er verschenen. Zoals op oude ansichtkaarten is te zien, lagen die een eind van het strand verwijderd en tastten ze de duinengordel nog maar gedeeltelijk aan. Eén van die huizen was de villa "Laagland", waar Felix Timmermans in de jaren dertig enkele zomervakanties doorbracht. Hij schreef er (een beetje) aan zijn "Boerenpsalm" en ontving er onder andere Ernest Claes. Timmermans was echter geen "zeemens" : naar verluidt zat hij uren op een duintop naar het landschap te kijken - met zijn rug naar de zee (1). 
Tijdens de afwezigheid van mijn papa en mama werd ik toevertrouwd aan de (het dient gezegd : zeer goede) zorgen van mijn moeders tante Emma, "Maikke" genoemd, en van haar echtgenoot André. Maikke was meestal binnenshuis in de weer, met koken en schoonmaken. André was mijn compagnon de route, die met mij op pad ging, en bij de vele andere activiteiten die ik aan de zee ontplooide, -het rijden met diverse modellen "go-karts" (trapauto's) bijvoorbeeld-, een oogje in het zeil hield.  
Mijn favoriete speelterrein was het uitgestrekte duinengebied langs de zee, van de residentie Duinpark tot aan Nieuwpoort. Ongeveer halfweg tussen beide in lag het "Koningin Elisabeth Instituut" - dat allicht toen ook al een hersteloord moet zijn geweest, maar waar nooit veel "leven" te bespeuren viel. Op een villaatje na, bestond heel die strook achter het strand in het begin van de jaren zestig nog uit een ongerept duinenlandschap.  (Het enige wat daar nu nog van overblijft is het relatief kleine natuurreservaat de Zeebermduinen :  in de omgeving van residentie Duinpark, en vanaf het revalidatieziekenhuis tot aan de oude Nieuwpoortse zeedijk, hebben de duinen plaats moeten maken voor vakantieverblijven). Als een soort reality-speeltuigen lagen in de omgeving van het Elisabethinstituut destijds nog enkele relicten van de Tweede Wereldoorlog, waaronder een imposante, in het zand scheefgezakte bunker, en de restanten van een gemetselde gang.  
Dat toen nog maagdelijke natuurgebied tussen residentie Duinpark en Nieuwpoort, en vooral dan het gedeelte tussen onze verblijfplaats en het Elisabethinstituut, heb ik eindeloos doorkruist, vaak in mijn eentje : duin-op en duin-af, of langs de smalle en bochtige valleitjes tussen de zandheuvels in. Staande op de hoge duintoppen genoot ik er van het weidse uitzicht op strand en zee, en van de verkoelende zeebries, om me dan weer naar beneden te storten, op naar een volgende beklimming. Vrijheid, natuur, de vreugde van het bewegen…
Voor het appartement dat we huurden was de komst van Maikke en André een zegen : zonder enige twijfel was dit sinds zijn oplevering nog nooit zo grondig gepoetst als de eerste dagen dat wij er onze intrek in namen en Maikke er met zeemvel, spons, borstel… aan de slag ging. Het grote raam, dat uitkeek op de duinen en de zee, kreeg bijna dagelijks een beurt (vensterglas pleegt aan zee snel te vervuilen). André was meubelmaker en timmerman, een échte "stielman", met een bewonderenswaardige zin voor precisie en perfectie. Hij zorgde er en passant voor dat, na onze doortocht, geen raam, lade of deur in het appartement nog klemde of piepte.  
Aan het begin van de jaren zestig was zo'n vakantieverblijf-aan-zee nog speciaal, en we kregen dan ook nogal wat bezoek van familie en vrienden, deels aangevoerd door mijn vader wanneer die met de auto, -onze nieuwe Renault Dauphine, gekocht in mei 1960-, naar ons toekwam. In de tweede week kwamen mijn moeders nichtjes Jeanine en Annie logeren. Ze waren enkele jaren ouder dan ik en introduceerden me in het plaatselijke "Luna Park". Ze namen me ook (samen met Maikke en André) mee naar de gereputeerde amusementszaal "Het Witte Paard" in Oostende (niet te verwarren met het gelijkaardige "Witte Paard" in Blankenberge !). Dat Oostendse "Witte Paard" lag destijds  in de Van Iseghemlaan - zo leert enige internet-research me : "Tiroler avonden, bierfeesten, en puur Oostendse revue's werden er opgevoerd. Ook de typetjes Gaston en Leo stonden daar van het prille begin op de planken, en de knaap Will Tura was daar een vaste gast". De zaak viel vooral ook bij Britse toeristen erg in de smaak. Ze is later afgebrand en behoort inmiddels tot de "lang vervlogen tijd" (2). In een brief aan mijn ouders, geschreven op vrijdagmorgen 28 juli, bracht ik kort verslag uit van ons bezoek aan deze amusementstempel : "Gisteren zijn wij naar 'Het Witte Paard' geweest in Oostende en wij hebben zeer hard gelachen. De man van 't orkest deed Maria Callas achterna en Unkel Satchmo (sic). Ze dansten ook in een zak. En er was een clown ook". En, wat verder in dezelfde brief : "Jeanine heeft in 't Witte Paard een bierpint gepikt"!
We zijn nu een halve eeuw later… Het appartementencomplex "Duinpark" bestaat nog, maar het is natuurlijk niet meer wat het geweest is. Het gezellige kruidenierswinkeltje is het eerst verdwenen, lang geleden al. Later werden de leuke jaren vijftig-zestig kleuren (nu weer helemaal trendy) op de gevelvlakken wit geschilderd. De prachtige duinen in de omgeving werden grotendeels volgebouwd en zodoende vernield. Sic transit gloria mundi…

Foto : Oostduinkerke, juli 1961, opname door mij gemaakt met de Kodak "box"-camera van mijn vader, waar voor het eerst een kleurenfilm op stond.  Van links naar rechts : mijn vader, mijn moeder, "Maikke" (Emma Schoeters), André (Cauwenberghs).  Het appartementsgebouw "Duinpark" op de achtergrond, toen nog met vrolijke kleuren.  Ik stond met mijn rug naar strand en zee.  Typische amateur-foto's-fouten : te veel lucht, voeten afgesneden !
(1) Internet (www), trefwoord "Oostduinkerke" in internet-encyclopedie Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Oostduinkerke, geraadpleegd juli 2011 ; internet (www), website Felix Timmermans, http://blog.seniorennet.be/timmermans_fan/archief.php?ID=120, geraadpleegd juli 2011.  Op laatstgenoemd blog : interessante informatie over de aanwezigheid van Felix Timmermans en andere Vlaamse intellectuelen in het Oostduinkerke van de jaren dertig !  De Wikipedia omschrijft het huidige Duinpark als : "Exclusieve wijk grenzend aan het natuurgebied Zeebermduinen. Bestaande uit kleine straatjes en pleintjes, waaronder het Rodenbachplein. Wordt ook wel eens 'Klein Knokke' of de 'miljonairswijk' genoemd, verwijzend naar de mix van charmante villa's en de peperdure villa-appartementen vlakbij het strand, waar tal van West-Vlaamse ondernemers en vrije beroepers uit vooral de streek rond Kortrijk en Roeselare hun vakantieresidentie hebben". 
(2) Internet (www), website Roy's Oostends Fotoblog, http://roys-fotoblog.skynetblogs.be/archive/2007/12/30/2-oud-naar-nieuw-in-oostendse-foto-s.html, geraadpleegd juli 2011.