Ik hou van de mensen. Maar niet van allemaal, dat moet ik toegeven. Niet als het criminelen zijn, niet als ze (letterlijk of figuurlijk) tegen mijn kar rijden, niet als ze arrogant zijn, niet als ze onbeleefd zijn, niet als ze zich agressief gedragen, niet als hun hond mijn kinderen bijt, niet als ze hun huur niet betalen, niet als ze bumperkleven of andere gevaarlijke toeren uithalen in het verkeer, niet als ze ons met torenhoge belastingen uitzuigen en vervolgens ons geld langs deuren en vensters te grabbel gooien… Dan kan ik wel eens een beetje onsympathiek uit de hoek komen. Mijn vrouw heeft dit talent van mij jaren geleden al ontdekt. In de gloriedagen van Jean-Marie Pfaff, toen deze bekende Vlaming naar eigen zeggen in Spanje bekend stond als "el sympatico", heeft ze ooit eens fijntjes opgemerkt dat zoiets mij allicht nooit zou overkomen. Ik ging er toen van uit dat ze wou zeggen dat ik op het Iberisch Schiereland nooit de bekendheid van onze grote doelman zou verwerven, hetgeen mij een meer dan correcte inschatting leek, waar ik dan ook mijn volle instemming mee betuigde. Pas later is het mij gaan dagen… en bedacht ik dat ze misschien iets anders bedoelde.
Nochtans : meestal ben ik heel sympathiek (vind ik). Maar goed, ik geef toe : soms, heel soms, kan ik inderdaad een beetje balorig doen - lichtjes tegendraads, ja zelfs enigszins giftig zijn. Maar dat is dan geheel met recht en reden (vind ik eveneens).
Als bijvoorbeeld de één of andere tele-verkoper van-wat-voor-brol-dan-ook, -niet zelden zo'n pippo van Belgacom of Telenet of één van die andere geldwolverige providers-, mij out of the blue opbelt om mij weer eens een nieuw opzienbarend product in de maag te splitsen - het weze een helemaal-op-mijn-maat-geknipte formule voor een zich interactief resettende ha-dee digibox, of een onvoorstelbaar voordelig contract voor handsfree essemmessen, waar je dan voor de rest van je dagen aan vastgeketend zit, tenzij je een halve hoofdprijs van de Euromillions betaalt om er weer van af te raken… U kent dat, ik twijfel er niet aan, want u bent ook al door dit soort kleverige praatjesmakers telefonisch geterroriseerd.
Ik heb a priori al een hekel aan het irritante gerinkel van een telefoon (u kan mij echt beter e-mailen dan opbellen), maar als men dan voor zulk soort commerciële onzin gestoord wordt, ja dan kan ik wel eens pisnijdig worden. "Geachte heer", zeg ik dan (of desgevallend : "geachte mevrouw" natuurlijk), want ik begin altijd poeslief (dat vergroot de contrastwerking met wat daarna volgt)… "mag ik u allereerst gelukwensen dat u door eigen inspanning uw brood verdient, en niet via een uitkering of leefloon van de samenleving profiteert. Dat siert u. Maar ik beklaag u wel hartsgrondig, dat u dit helaas doen moet door dag-in, dag-uit zo onbeleefd te zijn om mensen die u van haar noch pluim kent, ongevraagd lastig te vallen, en te proberen ze op een linke manier rommel aan te smeren waar ze in het geheel niet om gevraagd hebben".
Ik kan u verzekeren : dan valt er aan de andere kant van de lijn een pijnlijke stilte, en verzinken al de aangeleerde en ingeoefende handige-verkopers-en-mensen-beetneem-kunstjes plots in het niet. Aangezien ik mijn gram gehaald heb, kan ik de ongenode beller vervolgens opgelucht en in alle oprechtheid nog een prettige dag wensen en het gesprek aldus in schoonheid afsluiten. Probeert u het ook maar eens, de volgende keer dat u in uw drukke activiteiten of uw opperste concentratie gestoord wordt door zo'n irritante mercantiele stalker - u mag gerust mijn quote overnemen, ik hoef zelfs geen halve euro voor het copyright!
Zoals gezegd : ik hou van de mensen. Maar niet van allemaal. Niet van die francophones de Bruxelles bijvoorbeeld, die, nadat ze hun stad hebben laten verloederen, hun villa's in de Vlaamse rand rond Brussel neerpoten, en er vervolgens in al hun zelfingenomenheid van uitgaan dat de omgeving zich aan hen moet aanpassen - in plaats van omgekeerd. Eerst "faciliteiten" - dan de boel overnemen. De kiezers van monsieur Olivier Maingain dus, de FDF-ers, die bedoel ik. De imperialistjes die stukje bij beetje Vlaams-Brabant inpalmen en verfransen, met als einddoel zoveel mogelijk Vlaams grondgebied bij Le grand Bruxelles in te lijven.
Toen ik een tijdje geleden aan de straatkant van mijn tuin wat gezapig stond te schoffelen, -zoals men dat van een degelijke pensionado mag verwachten-, hield er plots zo eentje halt. Hij leek zelfs wat op Maingain. Vanuit zijn voiture richtte hij het woord tot mij : "Bonjour monsieur, vous parlez le Français?".
Nee, natuurlijk niet. U bent hier in Vlaanderen. Hier spreekt men Nederlands. En aangezien ik geen kruiperige kruidenier, maar een zelfbewuste en onafhankelijke pensionado ben, verstond ik die dag geen Frans en deed ik bovendien geen enkele moeite om het te spreken. Frans ken ik enkel in Frankrijk en in Wallonië (en ja, noodgedwongen soms, als ik iets nodig heb, ook in het zogenaamd tweetalige Brussel).
"Oui, oui… mais… Roodveld… vous connaissez? Roodveld… je cherche le Roodveld…". Ha, meneer was wat dur-de-comprenure. Ik ook dan. "Roodveld...?", herhaalde ik vertwijfeld, alsof ik een mystieke, en misschien zelfs enigszins obscene term uit de Kamasutra (of zoiets) te horen kreeg.
"Oui… oui… le Roodveld… Rrrrroodveld!". Voor alle zekerheid keek hij nog eens op het papiertje dat hij bij zich had : "Rrrrroodveld", ja, dat stond er kennelijk op.
Maar nee, mij niet bekend, nooit van gehoord. "Hier Bredepleinstraat, daar Beringstraat", wees ik met nadrukkelijke gebaren, alsof ik Winnetou de eerste beginselen van de westerse geografie aan het diets maken was.
"Oui, oui, mais… Rrrrroodveld?". Ik zag hem denken : is dat Vlaams boerke nu zo dom of is hier iemand met mijn voeten aan het spelen? Nee hoor, niks Roodveld hier, schudde ik wanhopig het hoofd. Geen Roodveld in Boortmeerbeek.
"Pas de Roodveld?". Hij haalde de schouders op, liet het open raampje van zijn auto naar boven glijden en reed verder. Zonder een bedankje, hoe onbeleefd toch. En dat terwijl ik hem nog wel naar best vermogen geholpen had. Want ja, als er geen Roodveld is, kan ik er met de beste wil van de wereld de weg niet naar wijzen. Zelfs het mooiste meisje kan niet geven wat ze niet heeft, luidt een aloud gezegde (waar ik eigenlijk nooit de precieze strekking van begrepen heb, want een mooi meisje heeft volgens mij alles waar vraag naar is).
En jaaah, twee straten verder ligt hier wel de wijk het Grootveld, het Gggggrootveld, maar dat is toch iets heel anders dan het Rrrrroodveld, zou ik denken. Je kan iemand die in het Rrrrroodveld moet zijn toch niet het Gggggrootveld insturen! Zeker niet als je geen Frans kent, en degene die in het Grootveld moet zijn, niet de minste moeite wil doen om de taal van de streek te spreken.
Foto : ook de grote Mozes kon al eens balorig zijn. Hij gooide dan zelfs de Tafelen met de Tien Geboden stuk, iets wat ik nog nooit gedaan heb en nooit zou doen. Uit het feit dat God later nieuwe Tafelen voor Mozes schreef leid ik af dat Onze Schepper wel begrip kan opbrengen voor een beetje balorigheid. In één van de Tien Geboden staat trouwens : "… geef geen ergernis" (gebod nummer 5). Welaan dan, ik ken maar weinig lieden die meer ergernis geven dan die schaamteloze televerkopers en die francofone landbezetters ! Oh ja : houtsnede van de Duitse kunstenaar Julius Schnorr von Carolsfeld (1794-1872), uit het boek Die Bibel in Bildern, 1860, via Wikimedia Commons.