vrijdag 8 juli 2011

Ronde van Frankrijk


Olympische Spelen, wereldbekers voetbal, Wimbledon-tornooien en alle mogelijke andere sportmanifestaties... ze zijn zonder veel indruk te maken aan mij voorbijgegaan. Maar de Tour de France... dat kleurrijke peleton dat zich door de woeste landschappen van de Alpen en de Pyreneeën slingert... dat heeft al heel vroeg tot mijn verbeelding gesproken. Ik heb de strijd tussen Poulidor en Anquetil, "meegemaakt", de overwinningen van Merckx en Van Impe, het secondenduel tussen Lemond en Fignon, de wanhopige pogingen van Ulrich om de superieure Armstrong te verslaan...  
Vandaag echter wil ik schrijven over de "duistere" rondes uit mijn zeer vroege kinderjaren - de jaren vijftig. Teruggaan naar de verste uithoeken, naar de schemerzone van mijn geheugen, naar het vage grensgebied tussen de herinnering en het vergeten-zijn.  In die mistige zone valt veel op te rakelen, te ontsluieren, te (her)ontdekken - daarin rondwaren vind ik in de regel spannender dan te verblijven in de heldere zones van de voorhanden zijnde kennis. 
Er was nog geen televisie, ik luisterde nog niet naar de radio(reportages), las nog geen krant (hoewel we die wel in huis hadden). Mijn oudste Tour-herinneringen zijn een soort mythologische verhalen, die tot mij kwamen door mondelinge overlevering : ik hoorde ze van mijn ouders. Ze werden meer terloops, nagenoeg achteloos, aangehaald, dan dat ze bewust en in geuren en kleuren werden verteld, maar ze zetten zich vast in mijn jonge hersenen.
Mythes zijn verhalen over goden. Hun namen waren in dit geval : Abdel-Kader Zaaf, Wim Van Est, Roger Hassenforder en André Darrigade. Het waren "coureurs" in de Ronde van Frankrijk. Door enige research heb ik, voor het schrijven van dit artikel, de wazige contouren van weleer omgezet in concrete informatie. Ik heb licht laten schijnen in het duistere verleden. De verhalen zijn langer geworden, hebben gewonnen aan inhoud, aan precisie en detail - maar verliezen daarbij, zo stel ik vast, wel iets van hun magische geheimzinnigheid en aantrekkingskracht : zo gaat het nu eenmaal altijd als men van mythologie overstapt op geschiedschrijving, en ook wel als men van het gesproken en beluisterde woord overstapt op het schrijven en lezen.
Het verhaal van Abdel-Kader Zaaf speelde zich af in de ronde van 1950 - ik was toen nog een baby : het kan dus niet anders dan dat ik het pas jaren later heb gehoord. Het was op de dertiende (!) dag van de Tour, 28 juli 1950, en het was 35 graden heet. De Algerijnse renner Abdel-Kader Zaaf (1916-1986) ging in de aanval, samen met een ploegmaat. Met nog ruim tweehonderd kilometer voor de boeg, geloofde niemand in de goede afloop van de vlucht. De andere renners waren er slechts op uit om in de verzengende hitte aan de nodige drank te geraken.  
Zaaf en zijn compagnon bouwden een ruime voorsprong uit. Ze zijn op zo’n twintig kilometer van de aankomst... plots begint Zaaf zigzaggend over de weg te rijden... hij valt van zijn fiets ! Barmhartige toeschouwers leggen hem in de schaduw van een boom. Na enkele minuten komt hij weer op zijn positieven... klimt op zijn fiets, en rijdt... in de verkeerde richting, het achtervolgende peleton tegemoet! Zaafs maat uit de Frans-Noord-Afrikaanse ploeg, -Frankrijk bezat toen nog een groot koloniaal gebied in Noord-Afrika-, won de rit. Een formidabele prestatie - maar zijn naam heb ik nooit gehoord. Zaaf zelf bereikte de aankomstplaats in een ambulance : hij werd een legendarisch figuur.
Een ander Tour-de-France-verhaal dat ik van mijn vader en moeder hoorde, was dat van de val van Wim Van Est, en met name van de geniale publicitaire benutting daarvan. De valpartij deed zich voor in de ronde van 1951, op de 17de juli : toevallig ook de dag waarop in België de "koninklijke prins" Boudewijn, die de in opspraak gekomen koning Leopold III een jaar eerder was opgevolgd, de eed aflegde als "koning der Belgen" (maar dat samenvallen heb ik pas bij mijn research vernomen). In de Tour werd de dertiende (!) etappe gereden. De Nederlander Wim Van Est (1923-2003) had daags tevoren de rit gewonnen en tevens, als eerste Nederlander ooit, de gele trui veroverd. Bij de afdaling van de Aubisque raakte hij van de weg en viel zo'n zeventig à tachtig meter diep in een ravijn!  
Met behulp van aaneengeknoopte fietsbanden werd de onfortuinlijke renner naar boven gehaald. Wonder boven wonder kwam hij er met een paar schrammen van af! De uurwerkenfabriek Pontiac, -die de hele Nederlandse ploeg eerder een horloge cadeau had gedaan-, pakte achteraf uit met de publicitaire slogan : "Zeventig meter viel ik diep, m'n hart stond stil, maar m'n Pontiac liep" (zie foto boven dit artikel) ! Die rijmelarij dreef de val van Wim Van Est het collectieve geheugen in.
De firma "Pontiac" zou overigens nog meer reclame via het wielrennen maken : ik herinner me dat ze in wedstrijden (zoals het jaarlijkse criterium in mijn dorp) een auto liet meerijden met een luidspreker waaruit in een eindeloze herhaling de woorden "Pontiac tic-tac" galmden. Later werd die rol overgenomen door de uurwerkenfabrikant Rodania ("Ro-da-niaaa").
Een derde figuur over wie ik mijn ouders hoorde vertellen was de Franse renner Roger Hassenforder. Toen die op een bepaald moment in de algemene rangschikking van de Tour op de laatste plaats prijkte hing hij een rode lantaarn aan zijn fiets. Daarmee verwees hij naar een vorm van beeldspraak die al vele jaren bestond, en waarbij de renner die aan de staart van het klassement voor de gele trui bengelde als "de rode lantaarn" werd bestempeld (een symbool ontleend aan de rode lamp achter op de treinen).
Roger Hassenforder (°1930) stond in zijn tijd, -hij was profwielrenner van 1952 tot 1965-, bekend als de grapjas van het peleton.  Van de zes rondes waar hij van 1953 tot 1959 aan deelnam, heeft hij er slechts één uitgereden (die van 1956 : hij eindigde toen, neen, niet op de laatste, maar op de vijftigste plaats). Toch was deze "plezante" Elzasser geen sukkelaar want hij won in totaal acht ritten en reed in 1953 vier dagen in de gele trui. Na zijn wielercarrière opende hij een succesvol restaurant.
In 1958 kreeg ik de Tour zowaar live te zien! Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in Brussel ("expo '58") vertrok de Ronde van Frankrijk dat jaar vanuit de Belgische hoofdstad.  Het parcours van de eerste rit, -gereden op donderdag 26 juni-, liep van Brussel naar Gent, via (onder andere) Mechelen… en mijn woonplaats Boortmeerbeek! De Tour kwam op de Leuvensesteenweg voorbij en ik ging er met mijn vader naar kijken. Ik was negen jaar. We stonden langs de kant van "de vaart" (het kanaal Leuven-Dijle), op de plaats waar de Kallebeekstraat de Leuvensesteenweg kruist. De renners kwamen (zo vermoed ik tenminste) van Leuven en reden in de richting van Mechelen. De hele groep was samen : één groot peleton, dat in een oogwenk voorbij raasde!
Toevallig kregen we in die dagen op school (ik zat in het derde leerjaar, bij meester Verhoeven) de opdracht als "huiswerk" een brief te schrijven aan een klasgenoot, “Polleke” Horckmans, die wegens gezondheidsproblemen tijdelijk in een hersteloord verbleef. In mijn “opstel” was een echo van de Tour-doortocht terug te vinden...  “Beste Pol,  /  Met veel plezier schrijf ik U dit briefje om U te vertellen hoe het hier gaat.  /  Ik heb uw schoon kaartje ontvangen.  Hebt gij het mijne ook al gekregen?  /   De prijskampen zijn nu gedaan.  De grote vakantie is in aantocht.  Dat zal plezierig zijn !  /  Vandaag zijn wij naar de ronde van Frankrijk gaan kijken.  Die reden op de steenweg Leuven-Mechelen voorbij.  Enkele van de 120 renners heb ik gekend, namelijk : Brankart, Anquetil, Bobet en Adriaenssens.  Er was ook een grote reklaamstoet bij.  /  Wij moeten nog alle dagen huiswerk en dat is erg vervelend, daarom wou ik dat het al vakantie was.  /  De beste groeten van,  /  Uw vriendje  /  François Wollebrants”. Dat van dat huiswerk (zo dicht tegen de zomervakantie aan) was natuurlijk een flinke steek onder water naar de meester toe!
De rit van Brussel naar Gent, die langs Boortmeerbeek was gekomen, werd gewonnen door de snelle Fransman André Darrigade, vòòr de Belgen Jos Hoevenaars en Jef Planckaert.  André Darrigade (°1929) : de vierde naam op mijn lijstje van renners waar ik hier mijn vroegste Tour-herinneringen aan ophang. Darrigade, zo vernam ik van mijn ouders (ik denk : in dit geval van mijn moeder) was de renner die "altijd de eerste rit won". Inderdaad : in 1956, 1957, 1958, 1959 en 1961 was dit telkens het geval! In totaal won de blonde sprinter uit het Zuid-Franse Dax (die beroepsrenner was van 1951 tot 1966) niet minder dan 22 ritten in de Ronde van Frankrijk. Twee keer (1959, 1961) won hij het puntenklassement en in 1959 werd hij in het Nederlandse Zandvoort wereldkampioen op de weg.
Die Tour van 1958, die in Boortmeerbeek voorbijkwam, werd tenslotte gewonnen door de Luxemburger Charly Gaul. Wat me altijd is bijgebleven, is dat mijn buurjongen François Bordo (1944-1984), die enkele jaren ouder was dan ik, naar een rechtstreekse televisiereportage over de aankomst van de laatste rit van die ronde op de wielerbaan van het Prinsenpark in Parijs ging kijken in de herberg van Achiel Schellens, in de Pastorijstraat. Dat was op zaterdag 19 juli 1958.  


Foto boven dit artikel : met toestemming overgenomen van de website van Marcel Beerthuizen (http://www.marcelbeerthuizen.com/).  Reclame-deskundige Beerthuizen geeft de Pontiac-reclame die inspeelde op de val van Wim Van Est een "buitengewone vermelding" in zijn lijstje van "gouden inhaakcampagnes". 
Op het internet is een verbazend omvangrijke en gedetailleerde schat over de geschiedenis van het wielrennen te vinden, met name op de websites De Wielersite (http://www.dewielersite.net/db2/wielersite/index.php) en Mémoire du Cyclisme (http://www.memoire-du-cyclisme.net/).