vrijdag 25 november 2011

Sinterklaas


Hij is weer in 't land… de Sint.  Dé Sint?  De Sintén zal je bedoelen, want helaas wordt dit prachtige jaarfeest, dat tot de eigenheid van onze gewesten - de Nederlanden - behoort, de jongste jaren enigszins ontsierd door een overmaat aan Sinterklazen, die veel te vroeg hun intocht maken (al van vóór half november!), mekaar soms letterlijk voor de voeten lopen, en niet altijd de waardigheid uitstralen die men van een eeuwenoude bisschop mag verwachten (al is het aanzien van dit kerkelijke ambt sinds de affaire Van Gheluwe ook niet meer wat het geweest is).  
Natuurlijk hebben het onderwijs en de speel- en snoepgoedindustrie altijd al een welbegrepen eigenbelang in de Sint gehad : de ene om de kinderen stil en braaf te houden (want de traditionele Sint was niet alleen een goedheilig man, hij had verdorie ook een roede en een zak bij zich om de stoute kinderen te disciplineren) - de andere om er munt uit te slaan. De jongste jaren echter meent elke winkelier, en elke schooldirecteur, en elke organisator van om-het-even-wat, met Sint-Nicolaas in hoogsteigen persoon te moeten uitpakken, en dat is een zaak die de geloofwaardigheid van het mooie maar kwetsbare Sint-verhaal allesbehalve ten goede komt. Al die overexposure is niet opportuun met betrekking tot een figuur die beter in een waas van geheimzinnigheid gehuld blijft. En het begrip hulp-Sinterklazen waar sommige ouders dan maar mee uitpakken… goed bedoeld, niet slecht gevonden, maar toch maar een doekje voor het bloeden.
Toen ik een kleine jongen was (en dat was in de eerste helft van de jaren vijftig) was er maar één Sint, de enige echte uiteraard, en die resideerde in de laatste dagen van november en de eerste van december in den bazaar in Mechelen (het grootwarenhuis Galeries Anspach in de Bruul). Met veel genoegen ging ik daar met mijn ouders de speelgoedafdeling bezoeken - je kon er menig goed idee voor je verlanglijstje opdoen.
Maar Sint-Niklaas, die in een wat afgelegen en aan nieuwsgierige blikken onttrokken hoekje van het grootwarenhuis op zijn troon gezeten was, een handje gaan geven? Hmm, daar had ik het niet zo op begrepen. Er bestaat een foto…want toevallig stond er in de buurt van de Sint altijd een fotograaf opgesteld, die de ontmoeting van de kleine met de heilige man voor de eeuwigheid vastlegde… een foto dus waarop ik mij verwoed aan de handdruk van de langharige en overvloedig bebaarde kindervriend (met dan ook nog zo'n rare hoed op zijn hoofd) probeer te onttrekken, mij met een nagenoeg panische angst in de ogen in de richting van mijn veilige ouders wendend. Als de fotograaf ook maar enigszins om een verantwoorde beelduitsnit verlegen zat, dan moet die binnensmonds wel even gevloekt hebben, want inzake netjes poseren verdien ik hier een symbolische draai om de oren.
En ja, hoewel ik op deze foto dus niet op mijn moedigst te zien ben, heb ik besloten die toch maar boven dit stukje te zetten. Zo kunnen mijn (en andere) kleinkinderen te gepasten tijde leren dat ook grote mensen eens klein zijn geweest en kinderangsten hebben uitgestaan. Overigens ben ik op (min of meer) volwassen leeftijd incidenteel nog wel eens erg bang geweest - twee keer om precies te zijn, telkens in de bergen en voorzien van een zware rugzak : één keer bij het oversteken van een lang en bijzonder gammel brugje langs een rotswand in de Pyreneeën, en één keer bij het overschrijden van een glibberige en ruimschoots van kloven voorziene gletsjer in de Alpen. Angst is van alle (leef)tijden. Van de duisternis ben ik dan weer nooit bang geweest : als kind verbaasde ik mijn ouders door 's avonds moederziel alleen naar onze donkere zolder te trekken. 
Terug naar de Sint. Na het enge handjesschudden kreeg men van de zich in de nabijheid van de heilige man ophoudende Zwarte Piet (nu ja, eigenlijk van de Galeries Anspach dus) een relatiegeschenkje : een soort metalen kikkertje dat als men het samendrukte een klikgeluid maakte (weliswaar niet zo irritant als de recente vuvuzela, maar toch ook geen streling voor het oor wanneer menige kinderhand er veelvuldig en in dezelfde ruimte mee klik-klakkerde).  
Hoewel zowel in Vlaanderen als in Nederland geliefd, wordt de Sint er toch niet op geheel gelijke wijze vereerd. Zo kent men in Nederland de pakjesavond op 5 december (de vooravond van de kerkelijke feestdag van de heilige), waarbij zowel volwassenen als kinderen met cadeaus worden bedacht. Vlaanderen houdt het magische karakter van het Sinterklaasgebeuren sterker in stand. Hier zetten de kinderen op de avond van 5 december hun schoentje of laarsje bij de schouw : in de nacht van 5 op 6 december rijdt de Sint dan, gezeten op zijn schimmel, over - jawel - de daken van de huizen, en laat hij zijn knecht Zwarte Piet geschenken werpen in de schoorstenen van al de huizen waar brave kinderen wonen. 
Natuurlijk zitten aan dit merkwaardige verhaal vele haken en ogen. Zo moet men al over behoorlijk bovennatuurlijke gaven beschikken om zich met een wit (of zelfs een anderskleurig) paard op ons toch allesbehalve egale dakenlandschap in evenwicht te houden (en al die zonnepanelen die de afgelopen tijd zijn geplaatst maken het er uiteraard niet makkelijker op). 
Een ander ernstig Sint-probleem heeft te maken met de sterk veranderde wijze waarop mensen hun huizen verwarmen. Met lede ogen moesten Sinterklaas en Zwarte Piet aanzien hoe in de twintigste eeuw de schoorstenen, die zo'n vooraanstaande rol in hun verhaal speelden, minder en minder aangesloten werden op open haardvuren, en meer en meer op kachels waarin steenkool werd gestookt - hetgeen ze uiteraard ongeschikt maakte om cadeautjes in de huiskamers van brave kinderen te bezorgen. Nog erger werd het toen de centrale verwarming (alias de chauffage) de zaken overnam. Gelukkig begrepen heel wat wel- en warmdenkende mensen dat zo'n prozaïsche wijze van verwarming bijsturing behoefde, en deden ongeveer tegelijkertijd de sierschouwen en de gezelligheids-open-haarden hun intrede.
Nu, zijn nachtelijke hoefgetrappel schijnt de Sint te hebben overgenomen van de aloude Germaanse god Wodan of Odin, die al vele eeuwen eerder met zijn achtbenig paard Sleipnir over de wolken galoppeerde. Nog in andere opzichten schijnt die Wodan trouwens een heidense voorloper van onze christelijke Sint te zijn geweest : zo beschikte hij in sommige verhalen over een knecht die ook al zwart was, echter niet omdat hij van Afrikaanse origine was, maar omdat zijn taak er in bestond door de berookte schoorstenen naar binnen te gluren en na te gaan of de Germaanse Wodangelovigen wel de nodige offers hadden gebracht. En is het ook in de Sint-cultus niet gebruikelijk één of ander offer in het-schoentje-bij-de-schouw te voorzien, minimaal een wortel voor het paard? 
Uiteraard zit er in de figuur van de hedendaagse (van de negentiende eeuw geërfde) Zwarte Piet een knipoogje naar het koloniale tijdperk, toen wij westerlingen van mening waren dat God de zwarte medemens had geschapen om ons - en dus zeker ook een heilige bisschop - nederig van dienst te zijn. Om die reden vormde het olijke negerknechtje in de linkse jaren zestig-zeventig een steen des aanstoots voor de scherpslijpers van de politieke correctheid. Ik heb de indruk dat die bui inmiddels is overgewaaid : de talloze hedendaagse Sinten zijn niet zelden omringd door een heel leger Zwarte Pieten, en vaak zelfs door meisjes-pieten.
Recent zijn nu echter weer ideologische zuurpruimen opgestaan die zich uit liefde tot de multiculturele maatschappij vergrijpen aan het kruis van onze Sint - ik bedoel het christelijke kruis op zijn mijter. Een klein onderzoekje leert me dat de Sint die dit jaar in Dordrecht zijn intocht voor de Nederlandse televisie deed nog wel de ruggengraat had om met een duidelijk kruis op zijn hoofddeksel voor de dag te komen - de VRT-Sint die in Antwerpen arriveerde daarentegen… wat had u gedacht? Even meende ik op de mijter van die VRT-Sint zelfs al Arabische tekens te ontwaren, maar bij nader toezien bleek het voorlopig nog om twee kitscherig versierde letters "S" te gaan. 
Ondanks al die haken en ogen aan - en die hedendaagse aanslagen op - het aloude verhaal blijft de koude donkere nacht waarin Sint-Nicolaas over de daken rijdt - soms gehinderd door sneeuw en ijs - een magische nacht.  Als kind heb ik wel eens geprobeerd wakker te blijven tot ik de Sint hoorde, maar, hoewel ik altijd een slechte slaper en een uitstekend wakker-ligger ben geweest, is me dàt toch nooit gelukt.  
Niet zo erg - want, ik moet het toegeven : het belangrijkste en heerlijkste moment van het Sinterklaasgebeuren deed zich hoe-dan-ook de volgende morgen voor, wanneer ik onze lekker verwarmde woonkamer binnenkwam en de uitgestalde geschenken ontdekte "die de Sint had gebracht"…  
Waarom was en is het Sinterklaasfeest in zijn Vlaamse versie zo'n ontroerend mooi feest? Omdat het, los van al het commerciële en media-gedoe dat er zich op vastgezet heeft, iets - nee, heel veel - vertelt over ouders. Meer bepaald : over de liefde van ouders voor hun kinderen. Ouders doen hun kinderen plezier met speelgoed, boeken, snoep. En de eer daarvoor strijken ze niet zelf op, die laten ze aan een wat vreemde oude man uit Spanje met een wit paard en een zwarte knecht, over wie ze een wonderlijk verhaal vertellen.

Foto : uw blogschrijver bij de Sint, grootwarenhuis Galeries Anspach, Mechelen, 1954.
Geraadpleegde bronnen : internet (www),website (van Antoinette Berns), Van een god, een bisschop en een schoolmeester, of: hoe verhalen en gebruiken rond Sinterklaas in de wereld zijn gekomen, www.antoinetteberns.nl/sinteducatief/stnicolaas, geraadpleegd november 2011 ; internet (www), trefwoord Sinterklaas in internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie), nl.wikipedia.org/, geraadpleegd november 2011.
Over de "kruisloosheid" van sommige (uiteraard : onechte) Sinten, zie : internet (www), website Kattekliek, //kattekliek.wordpress.com/2009/11/21/, geraadpleegd november 2011.