vrijdag 27 januari 2012

Tyfus


"Wie een aantal jaren (en dat hoeven er zelfs nog niet al te veel te zijn) in het leven heeft meegedraaid, heeft onvermijdelijk emotionele blutsen, builen, krassen en schrammen allerhande opgelopen. Niemand ontsnapt daar aan. Naast die kleinere kneuzingen loopt elk van ons mettertijd ook één, twee… misschien wel drie… ernstige kwetsuren op - een chronische ziekte of een lichamelijke handicap soms, maar zeker ook geestelijke wonden die niet of nauwelijks genezen, slepende pijnen die we meedragen tot in ons graf".
Trouwe lezers zullen dit statement herkennen, want ik heb het eerder op dit blog neergepend (zie mijn artikel Mieke en Proo van 16 september 2011). Vandaag komt het me weer van pas - eerst wou ik het nog parafraseren, maar ach, wat is er mis met een letterlijke herhaling (op voorwaarde dat ze niet al te lang is)?
Ernstige kwetsuren, slepende pijnen… Als ik een biografie lees, of zelf over iemands leven nadenk of schrijf, probeer ik altijd die (één, twee, drie…) diepe en blijvende wonden te achterhalen - want die voeren tot op het bot van iemands bestaan. Dat is geen voyeurisme, maar een eerlijke poging om een (mede)mens op zijn meest authentieke en existentiële niveau te ontmoeten en te begrijpen.
In dit jaar 2012, waarin we de tweehonderdste verjaardag van Hendrik Conscience (°3 december 1812) gedenken, wil ik dus niet voorbijgaan aan de zware kwetsuren die de grote verhalenschrijver in zijn leven opliep. De ergste werden hem door het lot toegebracht eind januari - begin februari van het jaar 1869.
Korte tijd eerder was Conscience aangesteld tot conservator van het Wiertzmuseum in Elsene, gewijd aan het oeuvre van de contemporaine en in die dagen zeer hooggeprezen schilder Antoine Wiertz (overleden in 1865). Het baantje was een sinecure, een bezoldigde functie maar met weinig werk of verplichtingen - een cadeautje van de Vlaamsgezinde minister Van den Peereboom, dat Conscience moest toelaten in alle rust zijn literaire activiteiten voort te zetten. Het aanpalende huis kreeg hij als conservatorswoning ter beschikking. Anno 1868 - Conscience was 55 en een gevierd auteur - nam hij er zijn intrek, samen met zijn vrouw Maria Peinen, zijn twee zonen Hildevert (°1843) en Hendrik (°1857), en zijn dochter Maria (°1852).  
Dan verscheen het noodlottige jaar 1869 op de kalender. In Brussel brak een epidemie van koortstyfus uit - en dat nog wel in één der rijkste en netste buurten van de hoofdstad, de Leopoldswijk, waar ook Elsene toe behoorde. 
Hildevert, de oudste, 25-jarige zoon, vlucht ijlings en "op den dringenden raad des bedrukten vaders" uit Brussel weg, "en begeeft zich, tot de epidemie uitgewoed hebbe, verre, verre weg, naar West-Vlaanderen" - aldus schrijver en Conscience-kenner Pol De Mont (in 1883).
De 25-jarige jongen, "van een ijzersterk, ja, reusachtig gestel, en met eenen meer dan gewonen aanleg tot de wetenschappen begaafd", heeft de vreselijke kwaal echter al onder de leden. Enkele dagen later wordt, op een avond, aan de bel van het conservatorshuis in Elsene getrokken : een telegram uit Diksmuide : "Kom seffens! Hildevert is stervend!".
Conscience reist naar West-Vlaanderen. Hij kan er niets anders doen dan "zijnen Hildevert, den veegen, den stervenden, de oogen voor eeuwig met eenen kus te sluiten".
Op hetzelfde moment staan in Brussel de dokters reeds rond het ziekbed van de jongste zoon, de 11-jarige Hendrik, "een knaapje met eene zeldzame verbeelding en vroegtijdige rijpheid van geest". Een nieuw telegram, deze keer naar vader Conscience in Diksmuide : "Hendrik is zeer zwak! Stel niet uit..... Uwe tegenwoordigheid is volstrekt noodig".
Twee dagen later, op 2 februari 1869, "drukte de gevoelvolste van alle vaders het koude lijk van zijnen tweeden zoon in de armen!".
Er zijn gebeurtenissen waar geen woorden van troost voor bestaan. De dood van zijn twee enige zonen betekende voor Hendrik Conscience een "onbeschrijfelijke ontmoediging", aldus Pol De Mont. In haar boek Uit het Leven Mijns Vaders vertelde dochter Maria Conscience : "Mijn vader had zijn gansch leven gewerkt en geslaafd, met de hoop dat zijn naam eens met eer door zijn zonen zou gedragen worden. Nu, eilaas, had hij geene zonen meer en Conscience's naam zou uitsterven".
In zijn wanhoop verbrandde de schrijver "al zijn papieren" : literaire en wetenschappelijke aantekeningen, teksten voor zijn memoires, aan hem gerichte brieven van onder andere Victor Hugo, De Musset, Chateaubriand, Nicolaas Beets, koning Leopold de Eerste...  Dochter Maria Conscience : "Ongeveer zes weken na den dood mijner broeders (…) zagen wij eens, mijne moeder en ik, een dikke rookwolk langs de keldervensters opstijgen. Ik liep naar beneden en vond mijn vader in den kelder, bij een grooten hoop vlammende papieren. De kostbare verzameling brieven (…) was reeds half verzengd. Met een schreeuw van pijnlijke verbazing wierp ik onmiddellijk een deken op de brandende dokumenten en redde dus nog een deel der kostbare verzameling. Ik had den moed niet, eene klacht tot mijn vader te richten; ik voelde wel wat er in zijn gefolterd harte omging".
Het is niet waar dat de tijd alle wonden heelt - de schrijnende kwetsuren waar het hier over gaat verzacht hij alleen maar wat. Conscience had nog zijn dochter. Ze werd 17 dat jaar, en het was een begaafd en ontwikkeld meisje, "haren vader met hart en ziel verkleefd", en "van wier hand wij eenige niet onaardige versjes mochten lezen", aldus Pol De Mont (anno 1883).
Op 10 augustus 1870 huwde zij met de (12 jaar oudere) jurist Gentil Antheunis (°1840), die zich zou ontpoppen tot "één onzer beminnelijkste Zuidnederlandsche dichters", als we De Mont mogen geloven. Binnen dit huwelijk werden drie kinderen geboren : Hendrik, Karel en Bertha - twee jongens en een meisje dus, kleinkinderen van Hendrik Conscience maar die niet zijn familienaam droegen. Het gezin van dochter Maria woonde in Halle (eerst aan de Ninoofse steenweg, later in de Lembeekstraat), waar Gentil Antheunis kantonrechter was. Tijdens de grote wandelingen die Conscience in zijn laatste levensjaren in de (toen nog zeer landelijke) omgeving van Brussel maakte, streek hij er wel eens neer, om wat te rusten en wat huiselijke gezelligheid te vinden…

Voornaamste geraadpleegde bronnen : artikel P. DE MONT, Hendrik Conscience, in tijdschrift De Gids, jaargang 47, 1883, via internet, website Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren, www.dbnl.org/, geraadpleegd januari 2012 ; A. HANS, Het leven van Hendrik Conscience aan het volk verteld, uitgeverij Lodewijk Opdebeek, Antwerpen, 1912 ; J. CRICK, Conscience, Intieme bladzijden uit zijn leven, uitgeverij De Scheemaecker, Sint-Amandsberg (Gent), 1938 ; internet, trefwoord Hendrik Conscience in internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie), nl.wikipedia.org/, geraadpleegd januari 2012.
Hendrik Conscience en zijn echtgenote Maria Peinen hadden in 1857 al een kind verloren, hun dochtertje Clara (°1855). Ze hadden in totaal dus vier kinderen ter wereld gebracht.
Hendrik Conscience overleed in 1883, zijn schoonzoon Gentil Antheunis in 1907, zijn dochter Maria Antheunis-Conscience in 1922.