vrijdag 28 september 2012

Villa Silberblick


"Je wist toch dat Nietzsche hier zijn laatste jaren heeft doorgebracht en hier gestorven is?" vroeg mijn vrouw toen ze fris gedouched uit de badkamer kwam.
Ik wreef de slaap uit mijn ogen en realiseerde me geleidelijk dat ik in een hotelbed in Weimar lag. De hersenen zijn, zoals men weet, een complex geheel waarvan de onderdelen relatief autonoom functioneren - of niet functioneren. 's Morgens vroeg heb ik wat tijd nodig om ze allemaal in alerte toestand te brengen en op elkaar af te stemmen.
"Euh… euh… ja… ja…" - of iets van die strekking moet mijn antwoord zijn geweest. In feite was het nee. Op dat moment. Maar eigenlijk was het toch ja, want natuurlijk had ik ooit die foto's gezien van de zwaar zieke Nietzsche in een leunstoel, in een villa, liefdevol verpleegd door zijn zus Elisabeth… meermaals zelfs had ik die gezien, en ongetwijfeld had ik toen ook geweten dat die foto's, en die villa, en die zus… dat dat allemaal in Weimar was.
Maar vanaf mijn blijde intrede in Weimar was ik zo in de ban van Goethe - de grote Goethe, het huis waarin hij had gewoond, de straatjes en pleinen die hij had belopen, het park aan de Ilm, zijn Gartenhaus aldaar… en dan al die figuren die hem nabij waren geweest, Frau von Stein, en Johann Peter Eckermann, en Christiane Vulpius, en de hertog van Saksen-Weimar, en waar die hadden gewoond en rondgedwaald… Schiller was er helemaal bij ingeschoten, en Nietzsche, toch ook één mijner idolen… in de verste verte niet aan gedacht! Ik geef het toe: ik was ten prooi aan een compleet op Goethe gerichte tunnelvisie.
Gelukkig heeft mijn vrouw de voor mij geheel onbegrijpelijke gewoonte vroeg op te staan, en houdt ze zich dan in stilte bezig met het bijwerken van ons reisverslag en het consulteren van de reisgidsen. Dat reisverslag - vroeger op een blocnote, nu op de laptop - dat doet ze dus helemaal voor mij, want zelf heeft ze de beschikking over een geheugen dat minstens zo groot is als mijn vergeetachtigheid.
Ik heb graag zo'n reisdagboek om alle waars en wanneers van onze ondernemingen niet enkel voor mezelf, maar ook voor het nageslacht te bewaren. Dit laatste is een intentie die getuigt van enige ijdelheid, ik geef het toe, en die voortspruit uit een allicht ijdele hoop, want ik moet de eerste nazaat die zich voor mijn wederwaardigheden interesseert nog tegenkomen.
"Het huis waar Nietzsche door zijn zus werd verzorgd, en waar hij gestorven is, staat er nog. Het is in de Humboldtstrasse, even buiten het centrum, ik denk dat we er te voet naartoe kunnen", aldus mijn echtgenote. "Het heet Villa Silberblick en men kan het bezoeken".
Zoals steeds wanneer mijn vrouw iets opwindends suggereert, had ik aan haar halve woord genoeg om in actie te komen, te meer daar Friedrich Nietzsche (1844-1900), zoals al vermeld, toevallig ook nog één van mijn favoriete culturele monumenten is. Laat ik het zo zeggen: voor mij is der Friedrich de eerste filosoof die het denken van de hedendaagse westerse mens heeft gedacht - met al de intellectuele moed die daarvoor nodig was (en is), want wie de zaken van het zijn van de wereld en de mens onverschrokken, in the cold light of day bekijkt - niet langer gepamperd door dromen over goden en hiernamaalsen - die heeft moed nodig om niet aan de dan opduikende uitzichtloosheid en zinloosheid ten onder te gaan.
Wat mij in Nietzsche erg bevalt, is dat hij - in tegenstelling tot omzeggens alle andere filosofen, van Plato tot Kant - niet de pretentie had een systeembouwer te zijn: in geen van zijn boeken, en ook niet in zijn oeuvre als geheel, wordt een allesomvattende, totalitaire "waarheid" over de werkelijkheid uiteengezet.
Integendeel! Nietzsche was de grote ontmaskeraar van zulke "waarheidssystemen", hij ging er met de hamer tegenaan. Gelijk had hij. Want of het nu gaat om godsdiensten, ideologieën, of zelfs om de moderne wetenschap: allemaal pretenderen ze "dé waarheid" - de enige, echte, zaligmakende - in pacht te hebben (ze voeren er zelfs heilige oorlogen voor), terwijl hun "waarheden" de facto perspectivistisch en strategisch van aard zijn.
Perspectivistisch wil zeggen: dat het beeld dat ze van de werkelijkheid ophangen bepaald is door hun gezichtspunt, en daardoor gekenmerkt door selectie, vertekening en vervorming. De zaken worden bekeken vanuit een bepaalde hoek, in een bepaald perspectief. Strategisch betekent: dat ze uitgedacht zijn en verkondigd worden met bepaalde bedoelingen.
De eerste (en de nog meest eerbare) van die bedoelingen is, dat de zogezegde "waarheden" een geestelijk houvast bieden: ze helpen de mens zich te oriënteren, zich te handhaven, ja zich zelfs enigszins thuis te voelen in een werkelijkheid die in feite afschrikwekkend en onleefbaar is.
Godsdiensten, ideologieën, wetenschappen doorgronden de wereld niet écht, de waarheden en zekerheden die ze aanbieden zijn illusies. Maar kennelijk hebben (vele… de meeste…) mensen nood aan zulke begoochelingen. Zo kreeg in Nietzsches eigen tijd het atheisme wel een groeiend aantal aanhangers, die alle godsdiensten afzwoeren, maar blijkbaar toch een existentiële behoefte hadden aan een vervangend geloof, want het werden Marxisten, die geloofden in de klassenloze maatschappij als een soort toekomstig paradijs op aarde, of het werden scientisten, die geloofden dat de wetenschap op alle vragen een waar en zeker antwoord zou geven en alle problemen van de mensen zou oplossen. Zelf verkoos Nietzsche - en dat maakt hem tot een voor zijn tijd zeer bijzonder iemand - onverschrokken de ijzingwekkende waarheid onder ogen te zien dat er niets is dat de mens een werkelijk houvast kan bieden.
Wij dus (houvastloos) naar de Humboldtstrasse (die in Nietzsches tijd overigens Luisenstrasse heette), een laan die ons vanuit het stadscentrum naar een buitenwijk van Weimar voert. De omgeving roept een vermoeden van vroegere grandeur op, en tevens de veronderstelling dat deze chique buurt in de jaren van het DDR-communisme moet zijn verlept (maar eerlang allicht heropfleuren zal). Het is dinsdagnamiddag 28 september 2010. In de voormiddag hebben we Goethes Gartenhaus en Goethes Wohnhaus bezocht, en heb ik een (kleine) porceleinen buste van de grote man gekocht: hij heeft dus niet de minste reden zich verwaarloosd te voelen.
Opwaarts gaat de weg, want de Villa Silberblick - eigenlijk is het Zum Silberblick - ligt op een landschappelijke glooiing ten zuiden van Weimar. Haar naam heeft ze trouwens van die heuvel overgenomen. Het vrij imposante huis draagt nu het nummer 36. Het werd op 1 juli 1897 aangekocht door Meta von Salis-Marschlins, een bemiddelde Zwitserse Nietzsche-fan, waarna het Nietzsche-archief, Nietzsches twee jaar jongere zus Elisabeth (°1846) én de (zwaar zieke) filosoof zelf er werden in ondergebracht. Tot dan toe hadden Nietzsches in Naumburg wonende moeder en haar meid Alwine Freytag zich over hem ontfermd, maar moeder Nietzsche was op de 20ste april van dat jaar overleden.
Die zus van Nietzsche "geniet" in de geschiedenisboeken een nogal kwalijke reputatie. Ze staat bekend als Elisabeth Förster-Nietzsche, want ze was gehuwd geweest met Bernhard Förster, met wie ze enkele jaren in een Duitse nederzetting in Paraguay had doorgebracht (waar haar man zich anno 1889 van het leven had beroofd). Ze heeft er in niet geringe mate - en met volle overtuiging - toe bijgedragen dat de figuur en het werk van Nietzsche in de jaren twintig en dertig (ze heeft geleefd tot in 1935) verweven raakten met het nationaal-socialistische gedachtengoed, en aarzelde niet om in dat kader nogal "losjes" met het werk van haar broer om te springen. Adolf Hitler heeft de Villa Silberblick overigens verschillende keren met een bezoek vereerd.
Nietzsche Archiv staat in grote letters op de voorgevel van Villa Silberblick te lezen. Hoe vaak zijn de dingen niet anders dan er in grote of kleine letters op geschreven staat? In werkelijkheid bevindt het Nietzsche-archief zich al van in de jaren vijftig in het Goethe- und Schiller Archiv, dat - zoals zowat alle historische locaties in Weimar - heden ten dage beheerd wordt door de Klassik Stiftung Weimar en gelegen is in de Hans Wahl Strasse.
Zo druk bezocht het woonhuis van Goethe is, zo rustig is het in de Villa Silberblick. We zijn de enige bezoekers. Het is overigens pas sinds de Wende (de val van het Oost-Duitse communistische regime) dat het pand voor de toeristische bezoeker openstaat - en dan nog alleen maar het gelijkvloers, waar een klein museum is ingericht.
Als de conservatrice verneemt dat we uit Vlaanderen komen, gaat ze er van uit dat we het door de Antwerpse kunstenaar Henry Van de Velde (1863-1957) ontworpen Jugendstil-interieur en -meubilair komen bewonderen - kennelijk nog al eens de reden waarom volksgenoten van ons naar hier afzakken. Dat interieur dateert echter van na de dood van de filosoof, net als de grote vestibule die aan de voorgevel werd bijgebouwd.
Friedrich Nietzsche overleed in de Villa Silberblick op 25 augustus 1900 (een zaterdag), slechts 55 jaar oud. In 1902 werd het huis eigendom van zijn zus, die het door de Vlaming Van de Velde liet renoveren. Het binnenhuis is dus sterk van uitzicht veranderd sinds de dagen dat der Friedrich hier zijn zwanenzang zong. Hij sleet zijn dagelijks leven trouwens hoofdzakelijk op de bovenetage, die echter niet te bezoeken is - daar huist nu een filosofisch instituut, het Kolleg Friedrich Nietzsche. Maar het doet een mens toch iets om rond te waren op de plek waar ooit de grote filosoof heeft rondgesjokt, ook al was hij dan niet goed meer bij zijn verstand.
Die waanzin van Nietzsche, die hem in de tien laatste jaren van zijn leven teisterde, moet zowat de meest legendarische gekte van heel de cultuurgeschiedenis zijn. Vertellersgewijs gesproken ligt het voor de hand de geestelijke hoogten waarop hij zich had gewaagd - het achter zich laten van alle godsdienstige en ideologische houvasten, ja zelfs van de fröhliche Wissenschaft - als bron van zijn mentale instorting aan te wijzen. Een te gemakkelijke hypothese. Veelal wordt aangenomen dat lichamelijke oorzaken aan de basis van het tragische lot van de filosoof hebben gelegen, maar waarin die precies bestonden, dat blijft een omstreden en onopgehelderde aangelegenheid.
In het museum krijgen we vooral documenten te zien, het meest spectaculaire object - afgezien van Nietzsches dodenmasker, maar op dat soort luguberalia heb ik het niet zo begrepen - is zijn schrijfmachine, die overigens in niets gelijkt op de oude Remington-exemplaren die ik me herinner uit mijn kinderjaren of die men wel eens in oude films tegenkomt. Een vreemdsoortig toestel is dit, kort na 1860 vervaardigd voor blinden - en aldus verwijzend naar Nietzsches slechte ogen. Het koper ziet er glimmend nieuw uit - ofwel heeft de filosoof deze schrijfmachine niet al te veel gebruikt, ofwel werd ze zeer gründlich gerestaureerd (ook zou het best kunnen dat beide hypothesen van toepassing zijn).
Volgens Friedrich Nietzsche is de wereld één grote chaos, en dus niet in een systeem, in "een waarheid" te vatten. De werkelijkheid bestaat uit een bonte veelheid van fenomenen die alle gedreven worden door een "wil tot macht". Zij is een gigantische chaos van tegen elkaar opbotsende, met elkaar in een eindeloze strijd gewikkelde drijfveren. Elk organisme - zeker ook de mens - is uit op macht, in de eerste plaats de macht om zichzelf in stand te houden.
Méér dan dat zij een chaotische veelheid van "machtswillen" is, valt er volgens Nietzsche over de werkelijkheid niet te zeggen. De wereld vormt geen eenheid, geen geordend geheel, en kan dus nooit ten volle begrepen en uitgelegd worden (om het met een filosofische vakterm te zeggen: hij is niet intelligibel).
Het zijn ook "machtswillen" die kennis-, normen- en waardensystemen zoals godsdiensten, ideologieën en wetenschappen voortbrengen. Deze ideeënb(r)ouwsels kunnen dan wel pretenderen belangeloos te zijn en ons één of ander heil te bezorgen, maar worden in feite geconstrueerd, en aan de man en de vrouw gebracht, om de belangen te dienen van één of andere machtswil, al gebeurt dit veelal op zo'n listige wijze dat we het niet door hebben.
Wat ik, afgezien van die visie van Nietzsche op de wereld, ook fascinerend vind, is dat men de rond de Villa Silberblick gelegen tuin in mag, en zo om het huis heen kan lopen. Opkijkend naar de ramen van de bovenverdieping, naar kamers waarvan ik de aankleding en meubilering niet ken… ja… daar achter dat grote lege raam… daar zie ik 'm zitten, de afgetakelde filosoof, die al bijna niet meer van deze wereld is… in een zware, zwart-houten, met rood fluweel beklede zetel, zoals mijn grootmoeder er ook één bij het raam had staan (het kussentje dat er in lag heb ik nog). En warempel, hij ziet ons ook…  kijkt naar ons… steekt de hand op, een vermoeid wuifgebaar, met daarin heel de tragiek van de mens die ziek, machteloos, hulpeloos naar zijn levenseinde glijdt. 

Afbeelding boven de tekst: voorgevel van Villa Silberblick in Weimar, eigen foto, 28 september 2010.