vrijdag 28 december 2012

De familie Snoek


De kerstvakantie, de gezegende dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar… dat is toch echt wel de tijd om de tekenverhalen van vroeger weer eens boven te halen.
Er gaan maar weinig jaren voorbij zonder dat ik in die donkere dagen niet een pakketje oude albums uit mijn archief opdiep. Het is één van die zelf ingestelde tradities waarmee ik probeer een zekere continuïteit en dus enig houvast in mijn leven te handhaven. Een aantal originele stripalbums uit mijn kinderjaren - de beste nog wel - kan ik helaas niet meer voor de dag halen: ik ben ze domweg kwijtgespeeld (zie mijn blogbericht Marc Sleen van 26 augustus 2011). Dat is de pijnlijke kant van deze traditie. Geen rozen zonder doornen.
Tekenverhalen - de oude nog meer dan de nieuwere - dragen bij tot wat in onze ontchristelijkte tijd het wezenlijke van de kerstdagen is geworden: de huiselijke gezelligheid. Ze horen bij de kerstboom en het stalleke. Terloops: ik spreek liever van tekenverhalen dan van strips. Het woord strip is zo kort, klinkt al te vlot, te goedkoop - een woord als tekenverhaal doet mijns inziens meer recht aan de artistieke waarde van het gebodene en aan het harde werk van zijn schepper. En het maakt ook duidelijk dat het niet enkel gaat om een vorm van tekenkunst, maar ook om het verzinnen van boeiende verhalen.
De Lustige Kapoentjes, Bolleke en Piet Fluwijn, Octaaf Keunink, en natuurlijk Nero en zijn bonte compagnie…  trouwe lezers van dit blog weten het: ik ben een Marc Sleen-fan, al van in mijn kinderjaren, en nog steeds (zie andermaal mijn blogtekst Marc Sleen van 26 augustus 2011). Wat ik hier vorige week schreef over de films van Laurel en Hardy geldt ook voor het oeuvre van Marc Sleen: het was bedoeld als amusement, maar onverhoeds sloop het geniale er in, en maakte het tot kunst, tot grote kunst. Dat wordt nog te weinig ingezien en erkend (hoezeer Sleen ook al gevierd, gelauwerd, geridderd en verereburgerd werd - museum en standbeelden voor zijn helden inbegrepen). Marc Sleen is niet enkel een bedreven tekenaar, voor mij is hij in de eerste plaats een geniaal verteller van verhalen.
Uiteraard zijn er twee grote artiesten die na de Tweede Wererldoorlog het Vlaamse tekenverhaal hebben uitgevonden: Marc Sleen en Willy Vandersteen. Het werk van Vandersteen sprak mij als kind minder aan dan dat van Sleen. Vanzelfsprekend heb ik ook Suskes en Wiskes gelezen. Enkele wisten me tot op zekere hoogte te boeien: Het eiland Amoras, De koning drinkt, De stalen bloempot, De ijzeren schelvis.
Over het algemeen vond ik de eerste twee à drie bladzijden van een Suske en Wiske-verhaal best leuk: daarin bewogen de figuren zich nog in hun dagdagelijkse omgeving. Maar vanaf het ogenblik dat de handeling zich verplaatste naar één of andere exotische of unheimische locatie, verloor ze voor mij veel van haar charme.
Op elke regel is er (minstens) één uitzondering natuurlijk. Er is één reeks van Willy Vandersteen waar ik wél veel jeugdig plezier aan heb beleefd, en dat is De familie Snoek. In de late jaren vijftig en/of de vroege jaren zestig werd ik - waarschijnlijk via de Sint en/of ter gelegenheid van Kerstmis of Nieuwjaar - door mijn ouders met de Familie Snoek-verzamelalbums bedacht.
"Ergens" in de diepere lagen van mijn bewustzijn liggen die Familie Snoek-verhalen - het gaat om afzonderlijke gags of grappen van telkens één bladzijde - verankerd in de sfeer van de woonkamer van mijn ouderlijk huis tijdens de kerstvakantie.
De continu zorgde voor een behaaglijke warmte. Zo'n continu was een steenkolenkachel, waarin je via raampjes aan de voorzijde het vuur zag branden. Het Vlaams Woordenboek spreekt van een feu continu en geeft deze beschrijving: "Zwarte kachel met ronde boog waarop juist nog een keteltje water verwarmd kon worden. Surdiac was een bekend merk van feu continu's. Deze kachels bleven dag en nacht doorbranden en waren daardoor erg gewild voor de verwarming van een kamer. Je kon er niet op koken".
In het midden van onze woonkamer stond een grote tafel, en in een hoek prijkten de kerstboom (door mij versierd, met als finishing touch een web van engelenhaar er omheen) en het stalleke. Tussen de continu en de tafel: een vrij sobere, rode zetel, met zijarmen in bruin, geaderd hout (we hadden er zo twee of drie - één daarvan staat hier naast me op mijn kamer - een authentiek fifties-model, de vering is helaas wat uit de juiste plooi geraakt). Op de tafel lagen mijn Familie Snoek-albums, en in de zetel, bij de continu, zat ik ze te lezen. Zo was het, zo zou het later nooit meer zijn (we verhuisden in de zomer van 1964).
De grappen-strips rond de familie Snoek vormen één van de oudste reeksen van Willy Vandersteen (1913-1990): de geboorte van de serie dateert van kort na die van Suske en Wiske.  De krant De Nieuwe Standaard wou - naast Suske en Wiske - uitpakken met een product dat meer op volwassenen was gericht.  De gags moesten "zich afspelen in een herkenbaar en vertrouwd familiemilieu met typisch volkse figuren" (zo lees ik op de website van de Gentse stripwinkel De Poort).
De familie Snoek verscheen van 1945 tot 1954 in wekelijkse afleveringen (op zaterdag) in de kranten De Nieuwe Standaard (22 december 1945 - 1947) en De Standaard (3 mei 1947 - 9 januari 1954). Het grootste deel (350) van deze (in totaal  404) gags werd gebundeld in elf albums die tussen 1946 en 1954 op de markt kwamen: dit zijn de originele Snoek-albums.
Een keuze uit die elf albums verscheen in 1957 in vijf albums.  Deze vijf albums zijn te herkennen aan - en van de elf originele makkelijk te onderscheiden door - de witte sterren op hun kaft.  Het zijn deze vijf "sterren-albums" die ik in mijn kinderjaren cadeau kreeg. Ik heb er veel plezier aan beleefd. De nummers één, twee, vier en vijf bezit ik nog: zij vormen mijn persoonlijk Snoek-patrimonium.
De familie Snoek is een doorsnee-gezin uit de jaren veertig-vijftig: vader Leonard, zijn echtgenote Marie, hun tienerdochter Gaby (een verrassend sexy verschijning voor het katholieke Vlaanderen van die tijd) en hun zoontje Sloeber. En dan is er nog de jonge buurman Stan Steur, striptekenaar van beroep (en gelijkend op de jonge Willy Vandersteen zelf): hij huwt Gaby, het jonge paar trekt bij vader en moeder Snoek in en wordt verblijd met een tweeling, Pietje en Mietje. Het eerste van mijn "sterren-albums" biedt een soort overzicht van deze familiale ontwikkelingen. We maken ook kennis met Leonards broer uit Amerika, die op bezoek komt.
In het tweede van mijn "sterren-albums" maken we mee hoe Leonard aan de slag gaat als beenhouwersgast (slagersknecht) en vervolgens als theateracteur, hoe hij toevallig bij het leger belandt, het even toevallig tot staatssecretaris van Verlichting schopt (waarop de familie prompt een meid in dienst neemt), en hoe  de Snoeken, na Leonards ontslag als staatssecretaris, naar een kleinere woning moeten verhuizen en zodoende te maken krijgen met nieuwe buren: de luie en onbehouwen Ademar Krab - hij praat een soort allochtonen-Nederlands, net als Jerom in de Suske en Wiske-albums - en zijn vrouw Zulma. Op die manier zijn er voldoende personages aangevoerd om ook in de "sterren-albums" vier en vijf een hele reeks grappen te beleven. De pointe is de ene keer al beter dan de andere, maar het fijne is dat er ook in de aanloop naar de clou al volop gegrinnikt kan worden.
In 1965 nam Willy Vandersteen de draad van zijn vroegere Familie Snoek-gags weer op.  Van 16 april 1965 tot 5 juni 1969 verscheen een nieuwe reeks Snoek-grappen in Pats, de wekelijkse bijlage voor kinderen van de krant De Standaard. Ook deze nieuwe verhalen werden gebundeld in albums (op de markt gebracht van 1966 tot 1969). Van 14 juni 1969 tot en met 4 maart 1972 tenslotte werd de Snoek-revival voortgezet in het weekblad TV Ekspres.
Van december 2004 tot maart 2006 gaf de Standaard Uitgeverij de elf oorspronkelijke Snoek-albums opnieuw uit, in een schandalig dure uitvoering, waarmee vooral op stripfanaten en verzamelaars werd gemikt. Een gemiste kans om vele nieuwe lezers te laten kennismaken met een serie waarvan de recensent van de krant De Standaard terecht getuigde: "vandaag nog komt De familie Snoek nauwelijks gedateerd over en is de serie nog steeds hilarisch".
Een gemiste kans ook om De familie Snoek op een historisch deskundige en waardevolle wijze te publiceren: volledig, en in de originele chronologische volgorde van haar verschijnen in de kranten. De onvolledigheid van die 2004-2006-uitgave werd opgevangen door de Vlaamse vereniging van stripliefhebbers Brabant Strip die in 2004-2005 twee albums uitbracht met de 54 Familie Snoek-krantengags die nooit in één van de officiële albumreeksen waren opgenomen. 
Men kan het wel vaker constateren: hoe uitgeverijen, maar bijvoorbeeld ook televisie-omroepen, liefdeloos omspringen met de artistieke producten waar ze over beschikken. 

De "sterren-albums": W. VANDERSTEEN, Snoek en zijn familie, Antwerpen-Amsterdam-Leopoldstad, 1957; W. VANDERSTEEN, Laat Snoek maar los, Antwerpen-Amsterdam-Leopoldstad, 1957; W. VANDERSTEEN, Snoek heeft ambras, Antwerpen-Amsterdam-Leopoldstad, 1957; W. VANDERSTEEN, Snoek wordt snugger, Antwerpen-Amsterdam-Leopoldstad, 1957.
Andere geraadpleegde bronnen: trefwoord De familie Snoek in internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie), nl.wikipedia.org, geraadpleegd december 2012; artikel MK, De familie Snoek, op website van krant De Standaard, 24 december 2004, geraadpleegd december 2012; artikel MK, De familie Snoek 11: Snoek kraait victorie, op website van krant De Standaard, 3 juni 2006, geraadpleegd december 2012; website De Poort, www.depoort.com/, geraadpleegd december 2012; website Brabant Strip, www.brabantstrip.be/brabantstrip/, geraadpleegd december 2012; website Suske en Wiske op het www, suskeenwiske.ophetwww.net/, geraadpleegd december 2012; trefwoord feu continu in internet-woordenboek Het Vlaams Woordenboek, www.vlaamswoordenboek.be, geraadpleegd december 2012.