vrijdag 4 januari 2013

Driekoningen


Ook dit jaar weer heb ik ze naast onze kerststal gezet: de drie koningen (zie foto). Tot de 6de januari horen ze immers niet in het stalletje thuis, maar zijn ze onderweg, nog niet gearriveerd. Pas op de 6de januari mogen ze hun plaats bij het kribbeke-met-het-kindje-Jezus innemen, hun geschenken (goud, wierook en mirre) overhandigen, en zich koesteren in de warmte van de os en de ezel.
Ons familiale "stalleke" werd in mijn allervroegste kinderjaren (misschien zelfs nog vóór mijn geboorte - alleszins vóór aanvang van mijn geheugen) door mijn vader vervaardigd, en de bijhorende figuurtjes in gips moeten ook in die tijd zijn aangekocht. Ze zijn erg gekneusd, want ik heb er in mijn kinderjaren soms zeer intens mee gespeeld - maar vormen aldus een mooie metafoor voor de oudere mens: ook die is gehavend omdat het leven en de wereld er meedogenloos hun gang mee zijn gegaan.
Een detail dat wat haaks staat op het onderweg-zijn, is dat één van onze drie koningen al op zijn knieën is gevallen - niet erg handig als je nog een zekere afstand af te leggen hebt. Maar laten we ons daar niet druk om maken - altijd schiet de werkelijke staat der dingen te kort ten opzichte van de verbeelding.
Om "iets van" de sfeer van het Driekoningenfeest-van-weleer op te roepen, doe ik een beroep op een oud boek, uit de collectie kinderboeken van mijn vader: Oude Vlaamsche Volksvermaken van Jacob Stinissen, op de markt gebracht in 1928 door de Antwerpse uitgever L. Opdebeek.
Dat het boek teruggaat tot de jeugdjaren van mijn vader wordt bewezen door het feit dat die het op ettelijke plaatsen van zijn naamstempel heeft voorzien: hij moet als kind over een (speelgoed) "drukkerij" hebben beschikt, net als ik later (losse rubberen letters waar je in een houten zethaakje - een letterhouder - woordjes kon mee vormen).
Misschien had mijn vader het boek van Stinissen ooit op school, als "prijsboek" gekregen? Jacob Stinissen (1847-1913) was alleszins een "pedagogisch verantwoord" auteur. Hij was geboren in het Limburgse Peer en studeerde voor onderwijzer aan de Rijksnormaalschool van Lier. Zijn lange onderwijscarrière voerde hem naar Maaseik, Dudzele, Zuienkerke, Kortrijk en Borgerhout, en naar het ambt van schoolopziener (inspecteur). Zijn vele geschriften situeren zich voor het overgrote deel in de sfeer van opvoeding en onderwijs.
Stinissen overleed in oktober 1913. De tekst van de Oude Vlaamsche Volksvermaken moet dus een aantal jaren ouder zijn dan het jaar (1928) waaruit het boek dateert.
"Driekoningen, een der oudste feesten in de Christene wereld, wordt gevierd den 6en Januari", schrijft Stinissen. "Deze feestviering geschiedt naar aanleiding van de dichterlijke overlevering, die zegt, dat Gaspar, Melchior en Balthazar, drie Wijzen of Magiërs, ook wel Koningen genoemd, uit het Oosten kwamen naar Bethleëm, om er het Christuskind te aanbidden, dat aldaar den 25 December werd geboren. Een sterre, die een ongemeen helderen glans verspreidde, had hen getroffen en geleidde hen, op de verre reis, naar de wondere plek, waarboven zij bleef stille staan".
Een ster als global positioning system (gps - voor mijn Nederlandse lezers: de TomTom): niet slecht bedacht van onze voorouders!
Geleid door het wonder hemellicht, kwamen de drie reizigers uit het Oosten ter bestemming. Zij "vielen op de knieën voor den kleinen Jezus, en brachten Hem geschenken toe. Gaspard vereerde Hem met goud; Melchior offerde wierook en Balthazar droeg Hem mirre op; alzoo willende beduiden en erkennen, leert de legende, dat de nieuwgeborene tevens Koning, God en Mensch was".
Hoe verging het de drie koningen na hun Bethlehem-reis, zal u willen weten. Verbazend gewoon eigenlijk. "Volgens de overlevering", aldus Stinissen, "kwamen de Koningen terug in hun vaderland, alwaar zij hun zeer belangwekkende reis omstandig verhaalden, en alwaar zij later rustig zijn gestorven".
Helaas kon men ook toen al de mensen niet ongestoord van de eeuwigheid laten genieten… "Na een heel langen tijd in hunne graven te hebben gesluimerd, moesten zij weer op reis. Hun stoffelijke overblijfselen werden door Keizerin Helena te Constantinopel in eene Kerk geplaatst. Later werden deze achtereenvolgens van Constantinopel naar Milaan, en van daar naar de Domkerk van Keulen overgebracht, alwaar ze thans nog berusten".
In lang vervlogen tijden moet Driekoningen in onze streken een stevig feest zijn geweest. Stinissen: "In de kerkelijke taal wordt het Driekoningenfeest Epiphanie genoemd, dat veropenbaring beteekent. In Vlaanderen is het bekend onder benaming van Dertiendag of Dertiennacht, d.i. dertiende dag of nacht na de geboorte van den Heiland. Voordezen was Driekoningen de laatste dag van de Kerstmisfeesten, alstoen in ons land, aan den huiselijken haard, gezellig en hartelijk gevierd; maar het gaf weleens aanleiding tot bovenmatig lekker eten en drinken.
Dan werd de Driekoningenkoek opgediend, en de dischgenoot, die in zijn aandeel de boon vond, werd als Koning uitgeroepen. Heel het gezelschap stond dan onder zijne bevelen, die niet streng waren, maar integendeel, meestal zeer aangenaam om na te komen. Terwijl de tafelvorst den beker ledigde tot den bodem, klonk het uit aller mond, luid en rond: De Koning drinkt! Aan zo'n festijn herinnert Jacob Jordaens, in realistischen trant, op een zijner meest gewaardeerde schilderstukken, met het opschrift: In een vrij gelag / Is 't goed gast te zijn".
Het schilderij De koning drinkt van de zeventiende-eeuwse Antwerpse schilder Jacob Jordaens was in mijn jeugd erg populair bij de producenten van kalenders en koekendozen. Het hangt in het Museum voor Oude Kunst in Brussel (onderdeel van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België). In de dagen dat ik vrij vaak in Brussel kwam, de toegang tot de nationale musea nog kosteloos was en ik er al eens een middagpauze zoek maakte, heb ik het meermaals kunnen aanschouwen - net als de naakte billen van Pomona, die zo prominent aanwezig zijn op Jordaens' Allegorie van de vruchtbaarheid. (Tussen haakjes: in de digitale catalogus van de Koninklijke Musea zal u tevergeefs zoeken naar het werk van ene Jacob Jordaens - om bij het oeuvre van de beroemde Antwerpse schilder terecht te komen moet u Jacques Jordaens intikken!).
Terug naar Stinissen. Al in zijn tijd was het Driekoningenfeest niet meer wat het geweest was… "Het Driekoningenfeest is thans bijna overal verdwenen en vergeten. Een flauw beeld van het 'boontrekken' kan ik mij nog in het geheugen roepen. In mijn eerste kinderjaren, bakte moeder zaliger, op dien dag, een grooten pannenkoek, waarin ergens een witte boon was verborgen. De koek werd in zooveel gelijke stukken gesneden, als er dischgenooten waren. Wie nu de boon trof, in het stuk, dat hem ten deele viel, was Koning, en mocht zich een Koningin uitkiezen, die dan aan zijne zijde plaats nam. Van daar, dat men nog wel eens hoort: 'hij heeft de boon van den koek gekregen', voor, hij is gelukkig geweest.
Op sommige plaatsen van ons land, bestaat het gebruik nog, op Driekoningendag, 's avonds rond te gaan met een groote, van bordpapier vervaardigde ster, waarin een oortjeskaarsje brandt. Men doet die sterre draaien op een spil, die aan het boveneinde van eenen stok is vastgemaakt, en zingt daarbij, op eenvoudigen slependen toon, het volgende lied, dat eenigszins verschilt van streek tot streek: Wij komen getreden, met onze sterre; / We zoeken Heer Jezus, wij hadden Hem Geerne (…). Maar bij deze gelegenheid, komt het weeral op aan, een fooitje los te krijgen; en is dat in den zak, dan trekt men verder, om de sterre te doen draaien en hetzelfde liedje te herhalen", aldus Stinissen.
Dit driekoningen-zingen kennen de ouderen onder ons allicht uit het toneelstuk En waar de sterre bleef stille staan (1924) van Felix Timmermans en Edward Veterman. Daar zijn het drie arme schooiers die op pad gaan.
In mijn jeugd - de jaren vijftig, de vroege jaren zestig - was het driekoningen-zingen in de dagen vóór en op de 6de januari een zaak van kinderen geworden. Idealiter trokken ze in groepjes van drie langs de huizen - maar men zag ook driekoningen-duo's en zelfs driekoningen-eenzaten. Idealiter droeg men een mooie, van hout en karton vervaardigde ster bij zich, die men via een touwtje liet draaien, maar er waren ook koningen die van een zeer rudimentaire of zelfs van helemaal geen ster voorzien waren. Idealiter was men kleurrijk uitgedost, maar er waren ook koningen die niet meer dan een versleten deken om het lijf of een keukenhanddoek op het hoofd hadden. Wat zelden of nooit ontbrak was "de zwarte koning", want inderdaad, Balthasar, de man die het goedkope mirre met zich droeg, was volgens de traditie van Afrikaanse origine, en een jongensgezicht met kachelroet bewerken kostte al evenmin iets.
Dat de zingende koningen uit mijn jeugd er veelal sjofel bijliepen, had hiermee te maken: dat het, misschien niet uitsluitend, maar toch hoofdzakelijk, om arme kinderen ging. En dat kwam dan weer door het feit dat er bij Driekoningen - in tegenstelling tot bij het koeken-zingen op oudejaarsdag, waar omzeggens àlle kinderen aan deelnamen - niet om snoep werd gezongen, maar om geld. Die pecunaire context komt om het hoekje kijken in het liedje dat de driekoningen-zangers in ons dorp ten beste gaven: "Driekoningen, Driekoningen, geeft mij ne nieuwen hoed / Den ouwe is verslete / Ons moeder mag het niet wete / Ons vader heeft het geld / Op de rooster geteld".
Bij het koeken-zingen was ik ieder jaar van de partij - mijn ouders vonden het een sympathieke traditie. Maar mijn plannen om te gaan driekoningen-zingen stuitten steevast op een niet-onderhandelbaar ouderlijk veto. Het driekoningen-zingen werd gezien als een verhulde vorm van bedelen. Een kind uit een deftig, burgerlijk gezin deed dat niet.

J. STINISSEN, Oude Vlaamsche volksvermaken, uitgeverij L. Opdebeek, Antwerpen, 1928.
Andere geraadpleegde bronnen: trefwoord Stinissen (Jacob), in J.G. FREDERIKS en F.J. VAN DEN BRANDEN, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, Amsterdam, 1888-1891, via internet, website Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (dbnl), www.dbnl.org/, geraadpleegd december 2012; internet, website Schoonselhof (kerkhof Berchem), www.schoonselhof.be/2bberchem/, geraadpleegd december 2012.

Over feesten die het jaar en ons leven kleur geven schreef ik eerder al de blogstukjes Lentefeest (22 april 2011) en Winterfeesten (16 december 2011).