vrijdag 25 januari 2013

Simon Bening


Hout. Sinds ik vier jaar geleden met pensioen ben gegaan is het verwerken ervan één van mijn hoofdbezigheden geworden. In alle denkbare gedaanten heeft het zich bij mij aangediend. Van boomstammen tot twijgjes, en alles wat daar inzake boom- en struikgewas tussenin ligt... Vanuit de tuin van wijlen mijn ouders, vanuit de tuin van wijlen mijn grootouders, vanuit mijn eigen tuin… Als een soort gedenkplaat voor die vele uren hard labeur zet ik boven deze tekst een toepasselijke prent van één van mijn favoriete kunstenaars, de zestiende-eeuwer Simon Bening (ook wel Benninc of Bennick).
Vanuit mijn eigen beslommeringen in de houtverwerking valt het me niet moeilijk empathie op te brengen voor de twee mannen die hier aan het werk zijn. Een zestal bomen werden omgehakt of afgezaagd - de voeten en de wortels heeft men onaangeroerd gelaten (dat doe ik ook, het manueel uitgraven van de wortelpartij van een behoorlijke boom is onbegonnen werk). Eén van de mannen hakt de loten van de takken, de ander bindt de schoongemaakte takken samen in bussels. De hakkende man gebruikt een sikkelvormig kapmes.
Het gaat duidelijk om een winters tafereel: de mannen zijn stevig ingeduffeld, tot en met een hoofddeksel (onze voorouders wisten donders goed dat het grootste deel van onze lichaamswarmte ons verlaat via het hoofd). Ten behoeve van de schilder (zullen we zeggen) hebben ze zich kleurig uitgedost. Merk op: de man met de rode jas draagt een blauwe muts en blauwe kousen - de man met de blauwe jas heeft zich van rode accessoires voorzien.
Beiden lijken ze een zandkleurige rok te dragen, maar ik vermoed dat het eerder om een soort schort zal gaan. Om zijn takkenbos stevig vast te sjorren zet de man met de blauwe jas er zijn linkervoet op. Daardoor krijgen we enig zicht op… nu ja, onder de rok/de schort van deze kerel - een upskirt als het ware. En… euh… potverdorie nog es aan toe zeg… krijgen we daar warempel niet de edele delen van onze busselbinder te zien? (Even tussendoor: u kan de prent in een groter formaat bekijken door er op te klikken. Daarna één keer naast de afbeelding klikken om naar deze tekst terug te keren).
Droeg die man dan geen onderbroek… hoor ik mijn lezeressen al in opperste staat van ontzetting uitroepen! Kennelijk niet. Hebben we hier met een verschrikkelijke pervert te maken, of bestonden er in de 16de eeuw gewoonweg nog geen onderbroeken, laat staan slipjes of boxershorts?
Hm, de geschiedenis van het ondergoed is - bij gebrek aan voldoende bronnen - een heikele zaak (hier spreekt een gediplomeerd historicus). Het dragen van onderbroeken moet in de 16de eeuw al wel zijn voorgekomen - de blauwe kousen van onze kapmes-man links zouden bijvoorbeeld tot een kousenbroek, dus tot een soort onderbroek, kunnen behoren. Maar dat lang niet alle mannen zich - zelfs op een winterse dag - al tot de onderbroek hadden bekeerd, dat maakt onze prent zeer duidelijk. En de vrouwen, die in de regel toch altijd zoveel zediger zijn dan de mannen? Die trokken er zeker geen aan!  Vrouwen die wat voor broek dan ook droegen zijn enkel terug te vinden op spotprenten, om - geheel in overeenstemming met de bekende zegswijze - duidelijk te maken dat het manwijven betrof, die de baas speelden. Geen enkele vrouw wou in de echte wereld voor zo'n feeks worden aangezien.
Let u voor het overige ook eens op dat aardige landschapje waar Simon Bening zijn personages in neergezet heeft: een rivier met een zeilbootje, zachte heuvels en twee pittoreske huisjes. Hier en daar nog wat groen of bruin gebladerte, want de winter vreet niet alles kaal.
Simon Bening was een tijdgenoot van Michelangelo, Rafaël en Bruegel, maar zijn naam is bij het grote publiek zoveel minder bekend. Hij schilderde niet op panelen of doeken, niet op muren of zolderingen - maar in boeken. Bening was boekverluchter of miniaturist (dat laatste woord is een ingeburgerde maar eigenlijk niet zo'n geschikte term). Benings specialiteit was het illustreren van getijdenboeken - handschriften met gebeden voor elk moment van de dag en elke tijd van het jaar. Naast de verplichte, religieuze onderwerpen schilderde Bening - in de marge - vaak taferelen uit het dagelijks leven. Eén van zijn beroemde getijdenboeken is het Golfboek (ca. 1540), dat (nu) zo genoemd wordt omdat op één van de illustraties een vroeg voorbeeld van een partijtje golf te zien is!
In een tijd dat van de fotografie nog lang geen sprake was, legde Simon Bening het leven vast in een soort snapshots, waardoor het (deels) bewaard bleef, en wij nu, bijna vijfhonderd jaar later, een vrij precieze indruk krijgen van hoe de mensen en de dingen toen reilden en zeilden. Ik vind dat fascinerend.
Het schilderijtje dat boven deze tekst prijkt is amper 9,6 cm. breed en 5,6 cm. hoog. Het bevindt zich in het Paul Getty Museum in Los Angeles, waar het bekend staat onder de titel Gathering Twigs (weer een niet geheel accurate benaming want eigenlijk verzamelen de mannen geen twijgen maar takken - de figuur links hakt de twijgen net weg). Bening moet het geschilderd hebben rond 1550.
Simon Bening werd in 1483 of 1484 geboren in Gent, als zoon van de zelf ook al vermaarde boekillustrator Alexander Bening en van Catherina Van der Goes, die waarschijnlijk een nicht of een zus was van Hugo Van der Goes (een bekende naam bij de kunstliefhebbers, want één van de Vlaamse Primitieven - nog maar eens een ingeburgerde maar onhandige benaming).
Nadat hij zich in de werkplaats van zijn vader in de kunst van het illustreren had bekwaamd, verhuisde Simon rond 1500 naar Brugge, waar hij uitgroeide tot één van de meest gereputeerde artiesten van zijn tijd. Keizer Karel V, kroonprins Ferdinand van Portugal, kardinaal Albrecht van Brandenburg en tal van andere aristocratische slampampers behoorden tot zijn klantenkring.
Bij zijn eerste vrouw Catherina Scroo had Bening vijf dochters. Op zijn beurt maakte hij ze wegwijs in het ambacht dat hij van zijn vader had geleerd. Met succes, vooral waar het zijn oudste dochter Levina (Livinia) Bening betrof: die schopte het zowaar tot hofschilder van het Engelse koningshuis (ze werkte achtereenvolgens voor Hendrik VIII, Edward VI, Maria I en Elisabeth I - in die dagen zat er beduidend meer vaart in de Engelse troonopvolging dan in onze tijd). Levina Bening staat ook bekend als Levina Teerlinc, naar de naam van haar echtgenoot, met wie ze anno 1545 vanuit Blankenberge naar Engeland overstak.
Een andere dochter van Bening runde een groothandel in schilderijen, boeken, perkament en zijde, die was dus ook niet slecht terechtgekomen. Simon Bening blies zijn laatste adem uit in het Brugge van 1561.
Aanvankelijk voerde ik mijn houtverwerkende taken - net als de lieden in Benings tijd - geheel handmatig uit: met behulp van de grote en de kleine heggenschaar, de handzaag en de bijl. Het leek me niet verstandig de eerder onpraktische en onhandige mens die ik ben een gevaarlijk apparaat als de motorisch aangedreven kettingzaag in handen te geven - een arm of een been zijn gauw afgezaagd, met zo'n spul.
Bovendien had ik een nogal romantische kijk op de brandhoutproductie. En het is waar: het zeulen met houtblokken, het zagen en het kappen zijn zo'n aloude menselijke bezigheden, die je zo dicht bij de natuurlijke staat der dingen brengen, dat er onmiskenbaar een weldoende invloed van uitgaat op je gemoed. Je voelt je in een traditie en in de natuur staan.
Natuurlijk vereist het omzetten van te hoog opgeschoten bomen en struiken in brandhout zware fysieke inspanningen. Zoals de volkswijsheid zegt: aan hout verwarm je je tot tweemaal toe - een eerste keer bij het kappen en het zagen, een tweede keer bij het verbranden. Geen probleem: ik kon me lekker uitleven en ervaarde 's avonds een gezonde moeheid.
Maar een lange en geheel uit de kluiten gewassen coniferenhaag op louter manuele wijze klein krijgen, dat bleek toch ondoenlijk. Gelukkig kwam mijn vrouw, net op het moment dat mijn tomeloos en naïef starters-enthousiasme aan het omslaan was in ontmoediging, aanzetten met de alligator van Black en Decker: een elektrische snoeischaar waarbij de zaagtanden veilig in een soort bek zitten, en waar je takken tot wel tien centimeter dik moeiteloos de baas mee kan! Ik verzeker u: een uiterst nuttig apparaat. En geheel op mensenmaat, anders dan veel andere technische verworvenheden, die door hun schrikbarende proporties mijn afschuw opwekken (kijkt u bijvoorbeeld maar eens naar de monsterlijke wielen van landbouwvoertuigen: wat zijn de gevolgen als een mens daaronder terechtkomt, denkt u?).
De alligator dus, hij gaf me nieuwe moed en hield me aan boord van de houtnijverheid. Ik ga niet beweren dat hij mijn traditionele aversie voor techniek geheel en voorgoed naar de schroothoop der voorordelen heeft verwezen, maar toch… Ik moet toegeven: als ik mijn alligator hanteer - en ik meen te mogen zeggen dat ik daar inmiddels een behoorlijke bedrevenheid in verworven heb - dan ervaar ik bij mijn werk met de boom- en struikgewassen een wonderlijk en moeiteloos samenspel van traditie, natuur én techniek. En die houthakkers op het schilderijtje van Bening, daar heb ik mee te doen, want die moesten het toch maar zien te rooien zonder alligator. En één van hen zelfs zonder onderbroek.

Voornaamste geraadpleegde bronnen: internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige en Engelstalige versie), nl.wikipedia.org/, geraadpleegd januari 2013; website van The J. Paul Getty Museum (Los Angeles), www.getty.edu/, geraadpleegd januari 2013; website van The British Library, www.bl.uk/, geraadpleegd januari 2013.

Afbeelding dankbaar overgenomen van Wikimedia Commons en het Google Art Project.