vrijdag 24 mei 2013

Theofiel Wouters


Toen mijn overgrootouders Aloïs Wollebrants en Rosalia Huybrechts zich in het prille begin van de twintigste eeuw in het Vlaams-Brabantse Boortmeerbeek vestigden (zie mijn blogtekst Herberg op de Donck van 10 mei 2013) werd het dorp gedomineerd door de brouwerij van Theofiel Wouters.
Het is verbazend hoe weinig sporen deze Theofiel Wouters en zijn bedrijf - op een bepaald moment één van de grootste brouwerijen van ons land - in Boortmeerbeek en in de plaatselijke geschiedschrijving hebben nagelaten. In geen enkele publicatie of op geen enkele tentoonstelling zag ik ooit een foto van de man, toch één van de Boortmeerbeekse captains of industry. En de imposante gebouwen van zijn brouwerij, die grotendeels in de Hanswijkstraat stonden, zijn op oude ansichtkaarten en foto's hooguit fragmentair aanwezig.
In de tijd dat mijn overgrootouders hun herberg op de Donk openden - en er de bieren van de brouwerij Wouters aan de dorstige man brachten - was Theofiel Wouters al een mens op leeftijd. Hij was geboren anno 1836 en dus zo'n 65 jaar oud. 
Hij was een zeer gearriveerd (welgesteld) man, want hij woonde - of moet ik zeggen: resideerde - met zijn echtgenote Maria Francisca De Keyser op het aan de Hanswijkstraat grenzende domein Audenhoven (Oudenhoven). Het echtpaar Wouters-De Keyser had het aloude kasteel met zijn park en zijn vijvers, gelegen aan beide zijden van de huidige - toen onbestaande - Audenhovenlaan, aangekocht in het jaar 1886.
Ik stel me die Theofiel Wouters voor als een wat onbehouwen, maar zeer energieke en ondernemende figuur. Zo iemand van wie men op zijn uitvaart zegt dat het een man met karakter was (en het is u ongetwijfeld bekend dat men dan op een liefdevolle manier bedoelt te zeggen dat hij in het beste geval een moeilijk en in het slechtste geval een onmogelijk karakter had). Geen cultuurmens, geen twijfelaar, geen filosofisch bespiegelaar, neen - maar een Macher, een man die erin vliegt, ça passe ou ça casse, iemand die dingen voor elkaar krijgt, goed- of kwaadschiks.
Theofiel (Théophile) moet een telg uit de Kampenhoutse brouwersfamilie Wouters zijn geweest, maar kennelijk dient de basis van zijn Boortmeerbeekse succes-story gezocht bij… het Rijmenamse meisje Maria Francisca De Keyser (°1833). Zij was een dochter uit het "groot brughuis" aan de Dijle, en tot haar familiepatrimonium behoorde de Boortmeerbeekse brouwerij Peeters-De Messing (gelegen op de plaats waar de Hanswijkstraat de Molenbeek kruist).
Maria Francisca was dus "een goede partij", zoveel is duidelijk. Toen Theofiel Wouters anno 1863 in Rijmenam met haar in het huwelijk trad omvatte haar "patrimonium" echter ook twee vóórhuwelijkse kinderen! Had Theofiel er - de kwaliteiten die ik hem heb toegedicht indachtig - geen gras over laten groeien en was hij zelf de vader van deze levende bruidschat? Of erkende hij bij het huwelijk - Paris vaut bien une messe - noodgedwongen de afstammelingen van iemand anders als de zijne?
Binnen het huwelijk van Theofiel Wouters en Maria Francisca De Keyser kwamen er, tussen 1864 en 1875, nog eens zes kinderen ter wereld, waarvan er evenwel twee op jonge leeftijd overleden. Zo omvatte het gezin tenslotte vier dochters en twee zonen: Mathilde (°1855), Adèle (°1860), Juul (°1867), Ernest (°1869), Emma (°1872) en Reine (°1875) (ik bespaar u hun officiële doopnamen).
Omstreeks 1876 verwierf het echtpaar Wouters-De Keyser het eigendom van de Boortmeerbeekse brouwerij Peeters-De Messing, maar allicht speelde Theofiel Wouters al eerder een leidende rol in de onderneming, die, zoals gezegd, tot het familiebezit van zijn echtgenote behoorde. In hetzelfde jaar 1876 werd Theofiel Wouters - in de volksmond "den brouwer" genoemd - voorzitter van de één jaar eerder opgerichte Boortmeerbeekse fanfare Onder Ons.
Zo'n tien jaar later namen vader en moeder Wouters-De Keyser met hun zes - op het vlak van leeftijd nogal uiteenlopende - nakomelingen hun intrek in het kasteel Audenhoven. Een verhuis die zij als de bekroning van hun economische en maatschappelijke opgang mochten beschouwen, en met een beetje fantasie zelfs als een soort verheffing tot de adelstand. Theofiel Wouters was vijftig en stond op het hoogtepunt van zijn leven. Het vervelende van zo'n gloriemoment is, dat daarna…
Zakelijk bleef het "den brouwer" voor de wind gaan: de Sterk-Op, de Dubbele-Sterk, de Meerbeekse Bruine… waren populaire bieren in de wijde omgeving: de (vaak droge) volksmond bestelde wat graag "ne Sterke" of "ne Sterke van 't vat".
Zijn kinderen bezorgden Theofiel Wouters echter minder genoegen dan zijn bieren. Laat ik beginnen met de oudste dochter, Mathilde - zij komt nog het best uit de tragische nakomelingensaga. Ze stond haar vader bij in de brouwerij, vooral bij het administratieve werk, maar… was ook niet bang de handen uit de mouwen te steken, hielp desgevallend zelfs bij het laden van de karren met biertonnen! Ze was dan ook groot en struis gebouwd, "zo'n beetje, laat ons zeggen, ne gemankeerde jongen, lijk ze zegden" (zo vertelde mij ooit Boortmeerbekenaar Georges Van Gorp). Mathilde zal op late leeftijd nog trouwen met een zekere Prosper Lambrechts uit Leuven - kinderen leverde dit huwelijk niet meer op.
De andere dochters - Adèle, Emma en Reine - waren van een heel ander genre dan Mathilde. Het waren frêle juffrouwen die zich liever niet onder het ruwe brouwerijvolk mengden. Reine trouwde in 1895 met een zekere Joseph Smeraldy (°1866), bracht een zoon, René, ter wereld, maar overleed in 1900 op zeer jonge leeftijd.
Emma stapte anno 1899 in het huwelijksbootje met Arthur Hecking (°1856) uit Neerijse, griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Leuven. Uit dit huwelijk zullen twee kinderen worden geboren, de zonen Gaëtan en Marcel (°1902) Hecking. Adèle huwde met een Joseph Biquet en kreeg nooit kinderen.
Het waren echter zijn twee mannelijke nakomelingen die zware schaduwen wierpen op de levensavond van Theofiel Wouters. Hoe de zaken zich chronologisch aftekenden is mij enkel met betrekking tot de oudste - Juul (Jules) - enigszins bekend. Daarom pak ik eerst maar de strapatsen van de jongste - Ernest - aan. Die kwam zowaar in opstand tegen zijn vader. Hij trok naar Duitsland, mogelijk om daar het brouwersvak te leren. In elk geval begon hij, toen hij onder de Boortmeerbekenaren teruggekeerd en door hen logischerwijze met de bijnaam "den Duits" was bedacht, met een eigen brouwerij (gevestigd in de Dorpsstraat, op het terrein dat na de Eerste Wereldoorlog ingenomen werd door de mouterij Boortmalt, en recent door een aantal nieuwe appartementsblokken). Hij wierp zich dus op als rechtstreekse concurrent van zijn vader! Mogelijk had hij hetzelfde onstuimige karakter in de nog jonge genen zitten, maar kennelijk miste hij de feeling van het ondernemen, en de nodige werkkracht. Wat er ook van zij: zijn brouwerijplan draaide uit op een compleet fiasco, en blijkbaar is hij met de staart tussen de benen voorgoed uit Boortmeerbeek en van onder de ogen van zijn vader verdwenen.
Last maar zeker not least was er zoon Juul, de telg van brouwer Wouters die het meest over de tong van de Boortmeerbekenaren is gegaan. Enkele jaren vóór 1900 trok hij naar het Zuid-Oost-Aziatische eiland Java, toen onderdeel van Nederlands-Indië (men denke aan Multatuli's Max Havelaar)…  om er rijk te worden in de olie-ontginning. Dat was tenminste de bedoeling, en met het oog daarop had hij een flinke portie kapitaal meegekregen - onder andere van de bemiddelde Boortmeerbeekse boerenfamilie Van Gorp, met wie hij via zijn moeder verwant was. Naar verluidt zou zijn goede vriend en neef Eugène Van Gorp (°1863) zelfs de bedenker van het Java-plan zijn geweest. Eugène was de intellectueel van de familie: hij was in 1889 aan de Leuvense universiteit afgestudeerd als dokter.
Het verhaal van Juul Wouters' Java-avontuur is te ingewikkeld en te rijkelijk van vraagtekens, variante versies, roddels, gissingen en vergissingen voorzien om het hier en nu tot in de details uit de doeken te doen - bij leven en welzijn produceer ik er nog wel eens een afzonderlijk blogschrijfsel over (neem ik mij voor). Vandaag beperk ik me tot de dramatische ontknoping van het scenario: op 12 juli 1898 werd Juul Wouters dood aangetroffen in zijn passagiershut op een pakketboot die onderweg was van Singapore naar Europa... - niet zonder hier nog de cryptische mededeling aan toe te voegen dat de desastreuze afloop van de Java-onderneming verstrekkende gevolgen zou hebben voor het maatschappelijke leven in Boortmeerbeek… (maar ook die spaar ik op voor latere bespreking).
Rond 1900 moet het op het stijlvolle landgoed Audenhoven stil zijn geworden. De tijd had duchtig snoeiwerk verricht in de bonte nakomelingenschaar die eens het kasteel en het park bevolkte.
Theofiel Wouters overleed op 19 mei 1904, zijn vrouw Maria Francisca De Keyser op 2 augustus 1906.
Na hun dood moesten de brouwerij én het landgoed worden verkocht, "om uit de onverdeeldheid te treden", zoals dat heet. In 2006 dook op de internet-site e-bay een historisch document op met de aankondiging van de verkoop, zoals die in 1907 verschenen was in het vakblad van de Belgische brouwers. De veiling van de brouwerij en het kasteel was in handen van de Haachtse notaris Loos en zijn Leuvense collega Rooman, en was gepland voor donderdag 22 augustus 1907, om twee uur, op het Vredegerecht van Haacht.
Uit het document leerde ik dat de brouwerij Wouters toen nog een eigen mouterij omvatte, en dat het bedrijfsterrein 93 are en 90 centiare besloeg. "La brasserie utilise environ 600,000 kil. de malt par an. Ses bières double sterk, sterk et brune sont universellement renommées et appréciées. Une grande et ancienne clientèle est attachée à l'établissement". Zoals gezegd werd bij dezelfde gelegenheid ook het kasteel Audenhoven te koop aangeboden... "avec parc magnifique, jardins, étangs, bois et terres, d'une contenance totale de 8 hectares, 72 ares 70 centiares, situé à Boortmeerbeek, au village, d'un seul tenant avec la brasserie".
Ik vermoed dat minstens het landgoed Audenhoven door familie van Theofiel Wouters zelf werd gekocht, want uiteindelijk was het later toch één van zijn kleinzonen die - kort na de Tweede Wereldoorlog - het kasteel Audenhoven liet afbreken, en het mooie domein verkavelde (men kan ook zeggen: verkwanselde).
Wat blijft er anno 2013 van het aloude landgoed over? Zo goed als niets. "De remise" (het koetshuis), ja - zichtbaar vanaf de huidige Audenhovenlaan, maar in de loop der tijden allicht zwaar verbouwd (en recent een woonhuis geworden). Tussen de achtertuinen van de huizen aan de Audenhovenlaan (enerzijds) en de Molenbeek (anderzijds) - niet zichtbaar vanaf de straat - liggen restanten van de vijvers. En in de Kerkweg staat nog (wat ik veronderstel te zijn:) een deel(tje) van de stenen omheiningsmuur van het domein: zie de foto boven deze tekst! Het is een plek waar ik nogal eens langskom (onder andere in het kader van mijn jogging-activiteiten). Vooral in de zon ziet het muurtje er - vind ik - charmant ouderwets uit: een evocatie van vervlogen tijden, een relict naar mijn hart.
Overigens (maar dat is op de foto niet te zien) buigt het muurtje even verderop wat naar binnen af, en geeft het uit op een toegangspoort: ik vraag me af of deze niet de historische hoofdingang van het landgoed was.
Van het kasteel Audenhoven zelf bestaat (voor zover mij bekend) slechts één, erg duistere, foto - allicht gemaakt kort voor het gebouw werd gesloopt. Men krijgt een naar aristocratische normen eerder bescheiden maison de plaisance te zien. Hoe de gevel er precies uitzag valt niet scherp te onderscheiden.

Foto: eigen opname, 14 maart 2012. Kennelijk werd de muur in de loop der tijden bijgewerkt (hersteld), want de stenen links lijken ouder dan deze op de rechterflank. Op de achtergrond valt de torenspits van de Sint-Antoniuskerk te ontwaren.

Voornaamste bronnen: artikel F. WOLLEBRANTS, De familie Van Gorp en Boortmeerbeek, in Heemkring Ravensteyn Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 2 (1988), nr. 2, blz. 48-67, en in HOGT (Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift), jg. 4, nr. 1 (februari 1989), blz. 6-15 en blz. 54-62; artikel G. WOUTERS, Geboorteperikelen van de vroegere brouwerij "Het Sas", in Heemkring Ravensteyn Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 3 (1989), nr. 2, blz. 94-98; artikel F. WOLLEBRANTS, De geschiedenis van de Boortmeerbeekse brouwerij "Het Sas", 1900-1967, in Heemkring Ravensteyn Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 3 (1989), nr. 3, blz. 122-138, en in HOGT (Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift), jg. 4, nr. 3/4 (november 1989), blz. 188-200; artikel J. PEETERS en G. WOUTERS, De samenhang van enkele eertijds belangrijke families te Boortmeerbeek en hun verwezenlijkingen op professioneel vlak, in Heemkring  Ravensteyn v.z.w. Boortmeerbeek (tijdschrift van de gelijknamige vereniging), jg. 6 (1992), nr. 2, blz. 84-105.
De artikels die ik in 1988-1989 publiceerde waren hoofdzakelijk gebaseerd op gesprekken met (mijn vader) Oscar Wollebrants (1921-1989), Adrienne Van Gorp (1903-2003, dochter van Eugène Van Gorp), Georges Van Gorp (1904-2003) en Maria Nouwkens (1907-2000, weduwe van Marcel Hecking).