vrijdag 3 mei 2013

Nalatenschap


De beroemde zeventiende-eeuwse Franse kardinaal Mazarin - politieke rechterhand van de zogenaamde zonnekoning Lodewijk de XIVde - was zwaar ziek. Zijn longen en nieren lieten het afweten. Zijn einde naderde. Dat wist hij, en het was ook aan het Franse hof bekend. De Spaanse ambassadeur wou hem een laatste bezoek brengen. Mazarin had zich echter teruggetrokken in zijn bibliotheek, en wilde niemand ontvangen.
Verder dan een aanpalend vertrek kwam de Spaanse gezant niet. Daar hoorde hij, door de gesloten deuren heen, hoe de doodzieke Mazarin langs de rijen boeken strompelde die hij in de loop van zijn leven verzameld had, en wanhopig jammerde: "Verdomme! Verdomme toch! Dit allemaal te moeten achterlaten!".
Of de anekdote waar is, weet ik niet. Maar het smartelijke gevoel dat Mazarin in het verhaal toegeschreven wordt, kan ik maar al te goed begrijpen.
Trouwe lezers van dit blog weten met welk afgrijzen ik tegen de dood aankijk. Naast het onuitstaanbare vooruitzicht dat ik na de definitieve uitschakeling van mijn bewustzijn niet meer weten zal hoe het allemaal verder gaat, wordt mijn afkeer voor Magere Hein ook ingegeven door een - ik geef het toe - zéér materialistische gedachte. Kardinaal Mazarin besefte het: op je laatste reis neem je geen valies mee - zelfs geen handbagage. Je moet alles achterlaten, àlles - zelfs je dierbaarste bezittingen. En op het moment dat je er afscheid van moet nemen, heb je geen enkele zekerheid over wat er verder mee gebeuren zal.
Als een mens sterft, sterft een wereld. Niet enkel een universum van gedachten en herinneringen verdwijnt. Ook de stoffelijke omgeving die de persoon tijdens zijn leven heeft opgebouwd, valt uit elkaar. Ik heb het meermaals gezien: het interieur wordt onttakeld, het huis leegehaald. Een schat aan objecten, opgebouwd en gekoesterd, wordt naar het containerpark gevoerd.
Boven dit tekstje staat een foto van een vaasje. Het is een bloemenvaasje, in die zin dat het versierd is met kleurige bloemen op een zonnige gele achtergrond. Het is zo'n 17 centimeter hoog. Ik vind het een mooi vaasje. Het ziet er fris en vrolijk uit. De kleuren zijn uitbundig. Echt iets voor de lente, daarom ook heb ik gewacht op de maand mei om er hier op mijn blog mee uit te pakken.
Het vaasje staat nu op mijn werkkamer, maar het stamt uit mijn ouderlijk huis, uit het interieur van mijn ouders. De interieurs - meervoud - moet ik eigenlijk zeggen, want het kruikje heeft zowel in ons huis in de Beringstraat als in dat van de Bredepleinstraat gestaan. Het is een louter decoratief object, zelfs voor het schikken van snijbloemen heb ik het nooit weten gebruiken.
In het huis in de Beringstraat stond dit vaasje in de keuken - op de schoorsteenmantel boven het fornuis. Hetgeen er op wijst dat mijn moeder er niet al te veel waarde aan hechtte, want sierstukken die wél van importantie werden geacht stonden uiteraard in het salon of in de woonkamer.
Bij de verhuis van mijn ouders (en ik) naar ons nieuw huis in de Bredepleinstraat - in de zomer van '64 - ging de status van het vaasje er nog op achteruit, want nu belandde het in de bergplaats, op het marmeren blad van één van drie kleine vensterramen.
Overigens stond het fleurige kruikje aanvankelijk niet op zich, maar werd het omringd door twee kleinere vaasjes - ook voorzien van bloemen op een gele achtergrond - die er duidelijk een ensemble mee vormden. Na de verhuis naar de Bredepleinstraat raakte deze drievuldigheid echter grotendeels ontbonden: één van de kleine vaasjes belandde op een ander vensterraam, het tweede moet op een bepaald moment min of meer bij mij terecht zijn gekomen. Allemaal tekenen die er op wijzen dat mijn moeder - binnen het huwelijk van mijn ouders lag de verantwoordelijkheid voor het interieur en de decoratie onmiskenbaar bij haar - dit lieflijke lentevaasje en zijn kleinere gezellen niet hoog aansloeg. Beschouwde ze de aankoop ervan als een jeugdzonde? Had ze het niet zelf gekocht, maar ten geschenke gekregen? Was het misschien van bij mijn grootouders-langs-vaderskant gekomen?
Het zou kunnen dat ik de twee kleinere, encadrerende vaasjes - of één ervan - nog "ergens" bezit, ik moet er eens een speurtocht naar ondernemen, het zou plezierig zijn mocht ik het geheel in zijn oude glorie kunnen herstellen (dat is iets wat ik erg graag doe: dingen van vroeger restaureren, een nieuw leven geven, ik vind het altijd een beetje sensationeel als dat lukt - hetgeen meer niet dan wel het geval is natuurlijk).
Hoe fraai en opgewekt ik dit vaasje - zinnebeeld van de lente - ook vind, objectieve waarde heeft het niet. Als ik er mee naar het televisieprogramma Tussen Kunst & Kitsch zou trekken, zou ik er ongetwijfeld het scherm… niet mee halen! Als je het omkeert staat er niet één of ander beroemd handelsmerk in de bodem gestempeld (wel een cijfer: 61). Op de zijkant valt er wel een soort handtekening op aan te treffen. Ik vemoed dat het om de schilder van het boeket gaat, of misschien wel om de ontwerper van het vaasje in zijn geheel. De naam is onleesbaar.
Maar het feit dat dit bloemenvaasje jarenlang in de woning(en) van wijlen mijn ouders heeft gestaan, dat het - in alle bescheidenheid, volkomen op de achtergrond - de stille getuige van mijn kinder- en jeugdjaren is geweest, maakt dat ik er een bijzondere band mee heb, dat het voor mij een grote sentimentele waarde heeft.
Wat ik voor dit vaasje met zijn bonte ruiker bloemen voel, ervaar ik ook bij veel andere spullen die van bij mijn grootouders en mijn ouders tot bij mij zijn gekomen, of die uit mijn eigen verleden stammen.
Mijn vader was enig kind, en ook ik heb broers noch zussen. De culturele en materiële erfenissen van twee mij voorafgaande generaties zijn aldus uiteindelijk geheel bij mij beland. Ik draag er nu de verantwoordelijkheid voor.
En dan heb ik het niet over geld of goed in de gebruikelijke zin, ook niet over kostbaar antiek. Neen, dan heb ik het over familiefoto's, jeugd- en reissouvenirs, brieven, ansichtkaarten, boeken, siervoorwerpen… Zaken waar geen veilingmeester de hamer voor heft, maar die mijn (voor)ouders (en ik) met liefde of minstens met geduld bewaard hebben. Weerloze dingen, die gemakkelijk weggegooid of vernield of verwaarloosd kunnen worden. Maar waar ik ten zeerste aan gehecht ben.
Het bloemenvaasje is één van die overgeleverde oudheden die voor mij van grote emotionele waarde en betekenis zijn. Het staat hier als een pars pro toto. Het blikken Melachrino-doosje waar ik mijn weblog ooit mee ingezet heb, is een ander voorbeeld van het vrij omvangrijk familiaal en persoonlijk patrimonium waar ik op doel. De klarinet of het zware kleermakers-strijkijzer van mijn grootvader, het Boeren van Olen-boek van mijn vader, mijn koffergrammofoon en mijn fonoplaatjes… ik zou wel honderd dingen kunnen noemen.
Maar vandaag hou ik het dus bij dit vaasje, symbool van de lente, symbool van het vele dat geliefde doden mij hebben nagelaten, symbool ook van het gevoel dat kardinaal Mazarin vervulde toen hij door zijn boekenbezit dwaalde. Eens, als de dood mij treft, zal ik dit vaasje met zijn bloemen, en de vele andere, soortgelijke familiestukken en -documenten die mij dierbaar zijn, noodgedwongen, en met veel tegenzin, moeten achterhalen.
Wat zal er dan mee gebeuren? Welk lot zal ze beschoren zijn? Wie zal zich om deze financieel-onbelangrijke vorm van nalatenschap bekommeren? Wie zal na mij de hoeder van deze erfenis worden?
Zolang mijn vrouw me zal overleven zullen mijn archivalia in goede handen zijn, daar heb ik alle vertrouwen in. Maar daarna? Zal er dan nog een hoeder zijn?
Van mijn vier kinderen heeft er tot nu toe niet één ook maar enige ernstige belangstelling voor het familieverleden getoond, al hebben mijn echtgenote (hun moeder) en ik (hun vader) ons bij hun opvoeding ingezet om ze kennis van en liefde voor hun afstamming bij te brengen.
Ik weet het: het zijn jonge mensen. Zeker de jongste van hen verdient nog alle krediet. De interesse voor de roots komt in de regel pas op latere leeftijd. De genealogische bronnen-afdelingen van de archieven zitten - ik heb het zelf vaak kunnen constateren - vol met vijftig-, zestig- en meer-plussers. En wat niet is kan nog komen, ook dat weet ik. Soms ziet de zaaier zelf de oogst niet meer, maar staat die uiteindelijk toch te glanzen in de zomerzon. Soms. Bijwijlen echter komt er van het zaaigoed niets terecht. Voorlopig voel ik mij als erfgenaam en erflater van het niet-met-economische maar slechts-met-emotionele-waarde beladen familiebezit vrij eenzaam.
O ja, kardinaal  Mazarin overleed op 9 maart 1661. Hij was 58.

Foto boven de tekst: eigen opname, 27 april 2013.