vrijdag 31 mei 2013

Ieper


Het was de eerste keer dat mijn vrouw Lieve en ik onze intrek namen in een Bed & Breakfast - tot dan toe waren we op onze reizen altijd hotelisten geweest (waarmee ik natuurlijk bedoel dat we onze intrek in hotels hadden genomen). En het dient gezegd: het was meteen een schot in de roos, maar dat kwam natuurlijk omdat mijn vrouw haar huiswerk - het zoeken van een genoeglijke overnachtingsplaats in Ieper - voorbeeldig had gemaakt. De Bed & Breakfast van Erik en Rosita was rustig gelegen, in een beschaafde villawijk, op stapafstand van het stadscentrum, makkelijk en veilig om te parkeren. Hij was kleinschalig, beantwoordde nog geheel aan het originele Bed & Breakfast-concept, had niets van dat opgeklopte, kijk-ons-toch-eens-sfeertje waar ik, al zappend, op de televisie wel eens tegenaan was gelopen, en ten gevolge waarvan ik aanvankelijk licht argwanend tegenover het echtgenotelijke B & B-plan had gestaan. Erik en Rosita waren hartelijke mensen, hun Bed & Breakfast "Fresco" was smaakvol ingericht en kraaknet. En (iets dat het bij mij altijd doet): we kregen zowaar versgeperst sap van écht fruit bij het (rijkelijk) ontbijt!
Hoe snel gaan ze toch voorbij, de maanden en de jaren, en hoe vaak hoor ik mensen van boven de vijftig dat niet constateren en er over jammeren. Het is een aloude klacht: "tempus ruit, hora fluit" (de tijd snelt voort, het uur vliedt heen). Overigens zit er in al dat gezucht een denkfout: het drama van ons bestaan is niet zozeer het tempo waarin de tijd verstrijkt, als wel de omstandigheid dat onze tijd van leven zo gelimiteerd is - dat onze uren, dagen, maanden en jaren geteld zijn. De Alpentoppen, de planeten en de sterren hebben niet zoveel last van de tempus fugit-factor, al is ook hen het eeuwig leven niet gegeven. De eendagsvliegen (of ephemeroptera) daarentegen… die lijden er nog meer onder dan wij.
Dit alles maar om te zeggen dat er een schokje door me heen ging, toen mij deze week duidelijk werd dat het warempel al een jaar geleden is dat mijn vrouw en ik onze excursie naar Ieper ondernamen. 
Dat midweekse verblijf in West-Vlaanderen - einde mei 2012 - was tot op zekere hoogte een emanatie van mijn blogschrijverij, en het voornemen om er achteraf op mijn website verslag over uit te brengen maakte - als ik het me goed herinner - bij voorbaat deel uit van het plan. Maar ja, hoe gaat dat… kennelijk dienden zich in de weken nà Ieper zoveel andere dringende onderwerpen aan, dat het al bij al korte avontuur mijn blog niet haalde (wel kan ik ter verontschuldiging inroepen dat ik er inmiddels elders - min of meer zijdelings - al wel over gepubliceerd heb).
En nu is het plots dus één jaar geleden dat Lieve en ik ons naar West-Vlaanderen begaven - een goede gelegenheid om het world wide web alsnog te verrijken met een "Onze reis naar Ieper"-opstel.
In feite was niet de stad Ieper ons reisdoel, wél een dorpje in de omgeving, maar dat er, staatkundig-territoriaal gesproken, deel van uitmaakt: Hollebeke! En eigenlijk ging het niet zomaar om een uitje à la légère, maar om een familiaal-historisch onderbouwde expeditie, want het was in dat Hollebeke dat wijlen mijn vader - samen met een aantal andere Boortmeerbekenaren - in de roemruchte oorlogsdagen van mei 1940 was terechtgekomen.
Trouwe lezers van mijn blog voelen nu een aha-erlebnis in zich opwellen… maar om (even) streng chronologisch uit te pakken: het eerste relaas over de Hollebeke-tijd van mijn vader schreef ik enkele jaren geleden voor de familiegeschiedenis. Het was een vrij gedetailleerd artikel, dankzij een mondelinge bron die anno 2006 - dus lang na de dood van mijn vader - eerder toevallig mijn pad had gekruisd.
In mei van vorig jaar besloot ik met het verhaal uit te pakken op mijn (dit) weblog. Al bij al vormde het een waardevolle human interest story uit die voor onze streken zo beroerde dagen van de Duitse inval (vond ik). Eén belangrijk detail ontbrak echter in mijn verslag (en dat was mij natuurlijk een doorn in het oog): de naam van de man bij wie de Boortmeerbekenaren in mei '40 in Hollebeke onderdak hadden gevonden. Mijn vader moest hem ooit hebben genoemd, maar ik kon hem mij niet herinneren, en mijn bron uit 2006 evenmin. Ik wist enkel dat het een biersteker was geweest én een oudstrijder van de Eerste Wereldoorlog.
Godzijdank is Hollebeke geen miljoenenstad. Het is een alleraardigst dorpje (dat wist ik, want ik had het in 2002, tijdens een vakantie aan zee, met vrouw en kinderen met een bezoekje vereerd). Het is ook een heel stil dorpje (maar die indruk kan bij mij zijn gewekt door het feit dat ons bezoek in 2002 samenviel met de zondagse hoogmis, en er op dat moment geen levende ziel op straat te bekennen viel).
Het opsporen van de naam van de gastvrije bierhandelaar leek geen onmogelijke opdracht. En inderdaad: na wat internet-gegoogle kwam ik in contact met Philip Woets, secretaris van de heemkundige kring van Hollebeke-Zillebeke-Voormezele. Philip was inwoner van Hollebeke, Hollebeke-kenner, stadsambtenaar in Ieper, en een energiek en zeer aimabel mens (maar uiteraard kwam dat allemaal pas later en bij stukjes en beetjes aan het licht).
Hij wist me stante pede te vertellen dat de drankenverdeler die ik zocht Jules Everaet moest zijn geweest. Zijn huis en handel lagen buiten het centrum van Hollebeke, in de huidige Kortewildestraat (die in mei '40 Komenstraat heette). Hij was gewestelijk depothouder van de Boortmeerbeekse brouwerij Het Sas (tussen haakjes: niet te verwarren met de gelijknamige, nog bestaande, brouwerij uit Boezinge).
Jules en zijn echtgenote waren vanzelfsprekend niet meer in leven. Hun zoon Elie - een knaap in het mei '40-verhaal - had de bierhandel van zijn ouders voortgezet, maar was in 1987 op slechts 54-jarige leeftijd overleden. De echtgenote van Elie (Jules' schoondochter dus), Nicette Notredame, bleek echter alive en in goede gezondheid. En zij woonde in het huis waar mijn vader in mei '40 tijdelijk een onderkomen had gevonden…
"Ik ben van plan binnenkort een kijkje te gaan nemen…" - zo besloot ik op 11 mei 2012 mijn blogbericht over de Hollebeke-zaak. 
En ik voegde de daad bij het woord (wat ik geregeld - zij het niet altijd - doe). Philip bracht Nicette op de hoogte van mijn verhaal, bezorgde mij haar telefoonnummer... Het bleek een vlotte, contactvaardige vrouw, ze was meteen bereid mij en mijn echtgenote te ontvangen, we maakten een afspraak... En wij dus naar de Westhoek, het was inmiddels eind mei 2012.
Zoals gezegd vestigden we onze uitvalsbasis in de Bed & Breakfast van Erik en Rosita. We arriveerden er vrij laat - want hadden tijdens onze heenreis en passant het wielermuseum in Roeselare bezocht - en begaven ons vervolgens zonder dralen naar het stadscentrum, naar de Menenpoort, want mijn vrouw was er tuk op de beroemde Last Post-ceremonie bij te wonen (elke avond om acht uur, ter herinnering aan de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog). Erik legde me uit waar we ons het best konden opstellen om de plechtigheid van zeer nabij te volgen (en te fotograferen). Hij had helemaal gelijk, maar kon natuurlijk niet voorzien dat op het laatste moment een peloton Nederlandse soldaten pal voor onze neus kwam postvatten. "Die marcheren zo meteen wel in paradepas naar voren", stelde ik mijn vrouw nog gerust. Niets was minder waar: gedurende heel de ceremonie verroerden ze geen vin. Strak in het gelid bleven ze ons het zicht belemmeren.
De volgende dag, in de voormiddag: bezoek aan Ieper. Vooral de Sint-Maartenskathedraal maakt indruk. De benaming "kathedraal" herinnert aan het (nu niet meer bestaande) bisdom Ieper. In de kerk worden de stoffelijke resten bewaard  van Robrecht III (Robrecht van Béthune), graaf van Vlaanderen van 1305 tot aan zijn dood in 1322, beter bekend als "De Leeuw van Vlaanderen" (met dank aan Hendrik Conscience, waarbij men natuurlijk niet uit het oog mag verliezen dat deze laatste een romanschrijver was en geen historicus). Het vernieuwde Flanders Fields-museum (in de Lakenhalle) was nog net niet heropend, maar eerlijk gezegd heb ik het toch niet zo begrepen op dat soort multi-mediale-show-musea.
In de namiddag dan: the country in, naar de Hollebeekse Kortewildestraat. Bijna helemaal aan het eind van de straat moeten we zijn, we parkeren onze auto net vóór de grens van Vlaanderen en Wallonië (waar de Kortewildestraat overgaat in de Rue de la Cortewilde).
Nicette ontvangt ons met West-Vlaamse gulheid: koffie, taart, een lang, levendig en boeiend gesprek. Ze vertelt honderuit over de contacten van haar schoonvader met de Boortmeerbeekse brouwerij. Jules Everaet moet goed bevriend zijn geweest met Gaston Van Gorp, neef en later opvolger van brouwerijdirecteur Ernest Van Gorp. Jules kocht van hem (tweedehands) een Mercedes-personenauto.
Nicette neemt ons ook mee naar buiten: de inrijlaan, het grote magazijn, de tuin. Op de zolder van het magazijn staat nog een toestel dat werd gebruikt om het bier - door de brouwerij in vaten bezorgd - op flessen te trekken. Groene flessen met Jules Everaets eigen naam op.
In de tuin wijst Nicette de plek aan waar de "abri" moet hebben gelegen, de schuilkelder waarin de Boortmeerbekenaren bange dagen hadden beleefd... Van in de tuin zien we in de verte het uitgedroogde, nu overwoekerde, kanaaltje (Ieper-Komen), waarachter de Engelse soldaten zich schuilhielden - tot ze op een bepaald moment in de aanval gingen…
Het doet me iets, rond te kuieren op de plaats waar mijn vader dat meer dan zeventig jaar geleden, als jongeman, en in moeilijke, soms ronduit gevaarlijke omstandigheden, heeft gedaan.
Bij het afscheid fotografeer ik het smeedwerk in de voordeur, waar een biertonnetje in verwerkt werd: een mooie herinnering aan de handelsactiviteit die hier twee generaties lang uitgeoefend werd, door de mannen én hun vrouwen.
Na ons bezoek aan Nicette brachten we de avond door in het centrum van Ieper, met Philip Woets, de man die mijn Hollebeke-verhaal had gecompleteerd en mij op het spoor van Nicette had gezet. Ik leerde dat het woord biersteker in West-Vlaanderen niet bekend is - mijn vrouw deed er nog een schepje bovenop door te beweren dat het ook in de Kempen niet voorkomt. Mag ik hier toch fijntjes aan toevoegen dat mijn Brabantse biersteker niettemin staat te pronken in de Woordenlijst van de Nederlandse Taal (het Groene Boekje van de Taalunie - ook raadpleegbaar op het internet)?
Na de avondmaaltijd spoedden we ons opnieuw naar de Menenpoort, in de hoop de Last Post-ceremonie deze keer niet enkel auditief maar ook visueel te ervaren. Helaas (voor ons) werd het evenement nu weer vereerd met de aanwezigheid van een overzeese personaliteit en een massa belangstellenden, zodat ons zicht op de zaak andermaal eerder fragmentair was.
Maar natuurlijk verandert de wereld wanneer men over relaties beschikt, en voor één keer verkeerden wij in een dergelijke positie. Onze vriend Philip bleek de ceremoniemeester in hoogsteigen persoon te kennen, en… zo ziet u mijn echtgenote en mij dus op de foto boven deze tekst als fiere gieters poseren bij de stoere Ieperse klaroenblazers die op die avond de Last Post ten gehore brachten.
Het mocht dan wel mei '40 - de Tweede Wereldoorlog - zijn geweest die ons naar Ieper had gebracht, éénmaal in de Westhoek beland, valt er aan de Grote Oorlog - de Eerste Wereldoorlog - gewoonweg niet te ontsnappen. De volgende dag bezoeken we het (zo goed als nieuwe) Memorial Museum Passchendaele 1917 in Zonnebeke (het werd in 2004 geopend). Boeiend en zeer verzorgd. De collectie historische voorwerpen en de gereconstrueerde oorlogstaferelen zijn ondergebracht in het kasteel van Zonnebeke. Wat me opvalt: de cementtegels op het gelijkvloers zijn dezelfde als die in het huis van wijlen mijn grootouders (langs vaderskant): dezelfde motieven, dezelfde kleuren. Het kasteel werd vernieuwd / het huis van mijn grootouders gebouwd in de jaren twintig (van de twintigste eeuw). Een aanrader, dit museum. En vergeet u niet ook eens naar de vloer te kijken?

Foto gemaakt door Philip Woets, Ieper, 31 mei 2012.

Tekst deels gebaseerd op: artikel F. WOLLEBRANTS, Terug naar Hollebeke, in Selebeke (tijdschrift van de gelijknamige heemkundige kring), jg. 6, nr. 12, november 2012, blz. 11-19. Een licht variante versie van dit artikel verscheen in HOGT (Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift), jg. 27 (2012), nr. 3, blz. 292-302, onder de titel Boortmeerbeek-Hollebeke mei 1940-mei 2012.