vrijdag 7 juni 2013

Studenten


Ja, dat zit er dus ook weeral op: het academiejaar 2012-2013. Ik weet het, ik weet het: de jonge studenten dienen nog enkele afsluitende werkzaamheden te verrichten, als daar zijn: het blokken van wat cursussen en het afleggen van enige examens - mijn jongste zoon is er dezer dagen volop mee in de weer. Maar de oudere jongeren, deze van de Universiteit van de Derde Leeftijd (UDL), die worden door de Alma Mater van dat soort pestbelasting vrijgesteld. Zij zijn studenten honoris causa, verheven boven alle twijfel inzake kennis en kunde, getooid met de uiterlijke kentekenen van die wijsheid die men slechts via Het Leven Zelf verwerven kan, namelijk: (1) een verschuiving van de haarkleur naar de vijftig tinten grijs die er volgens een recente bestseller schijnen te zijn, en (2) een zekere wijking van de haarlijn, die volgens neurologisch onderzoek een gevolg is van thermodynamische straling, veroorzaakt door het intensief en op hoog niveau functioneren van de hersenen (terwijl de wetenschap eerder ook al achterhaald heeft dat kaalheid een teken is van sexuele potentie). 
Op de foto hierboven kan u vier kloeke exemplaren van dit soort universitaire derde leeftijdstoeristen bewonderen. Vergis u niet… afgezien van het feit dat zij ontheven zijn van blok en examens, leggen zij alle activiteiten aan de dag waar studenten zich van oudsher op focussen: zij gaan af en toe naar de les, kijken in de aula al eens rond of er (ik citeer één van hen) "tussen al die oude tantes hier of daar toch niet een fris dametje zit dat nog te doen zou zijn", en analyseren na afloop van het hoorcollege de nieuwe leerinhouden die door de prof tijdens zijn uiteenzetting werden aangevoerd.
Dit laatste doen zij - zoals in studentenmiddens al eeuwenlang gebruikelijk - "tussen pot en pint", zoals dat heet, en zoals toevallig op de bovenstaande foto vastgelegd werd. Aansluitend lossen ze - en ook dat is een aloude studententraditie - nog even de hedendaagse nationale en internationale politieke en economische problemen op, laten ze hun verhelderend licht schijnen op de voornaamste filosofische vraagstukken waar de mensheid al sinds de oude steentijd mee worstelt, en bespreken tussendoor nog enkele typisch mannelijke topics, zoals de kwaliteiten en gebreken van diverse biermerken, het opschietende onkruid in de tuin, of de psyche der vrouw (en de wijzigingen die daarin ter verbetering zouden moeten worden aangebracht).
Beste lezer, het indringende karakter van mijn relaas heeft het u inmiddels al volop duidelijk gemaakt: ik ben zelf ook één van de leden van het hierboven afgebeelde clubje van vier Universiteit van de Derde Leeftijd-gangers. (Een mens maakt soms toch vreemde fouten: ik had in een eerste versie van deze tekst zowaar Derde Leeftijd-gangsters getypt!). Voor de eenvoud en de duidelijkheid zal ik ons studentencorpsje in het vervolg van dit artikel aanduiden als "het clubje van Jules", naar de voornaam van onze voorzitter-stichter.
Want ere wie ere toekomt: het is Jules De Cort (helemaal links op de foto) - in zijn professionele bestaan was hij financial manager - die aan de basis ligt van ons intellectuele samenzijn. U voelt het al aankomen: hier volgt een kleine historiek.
"Ik ben er als eenzaat mee begonnen in 1996, toen ik met pensioen ging", vertelde Jules mij desgevraagd. "Een dame die enige tijd in Rijmenam winkeljuffrouw was in een bakkerswinkel heeft mij in 1996 de tip gegeven. Zij heeft mij het adres doorgespeeld van het secretariaat van de UDL". Grote zaken beginnen vaak op een heel bescheiden wijze, daar zijn in de geschiedenis vele voorbeelden van te vinden.
De eerste jaren klaarde Jules de klus op zijn eentje, na verloop van tijd kreeg hij al eens het gezelschap van vrienden als André Storms of André Van Aerschot (laatsgenoemde is mij bekend van zijn prachtige boek Kringloop met duizend volwassen, onvolwassen soms ongewassen Haachtenaars uit 1998, en van zijn artikels in het Haachts Oudheid- en Geschiedkundig Tijdschrift). 
"Tuur die ik kende van vroeger is dan beginnen mee te komen", aldus Jules. Met Tuur, alias Arthur Borms (helemaal rechts op de foto), zijn we bij de huidige samenstelling van het clubje van Jules beland.
Tuur - die ik uit respect overigens altijd Arthur noem - woont op de Battelse Bergen in Mechelen (ik wist niet eens dat Mechelen deels bebergd was), maar is afkomstig van Bornem. Dat schiep meteen een innige band tussen hem en mij. Want welke held uit mijn kinderjaren is eveneens in Bornem geboren en getogen? Juist, ja, Eddy Pauwels natuurlijk, winnaar van vier etappes in de Tour de France, gele-truidrager in 1959 en 1963, en de eerste coureur voor wie ik supporterde (ik heb nog een plakboek over hem aangelegd, helaas verloren gegaan).
Ontmoet ik iemand die van Bornem blijkt te zijn, dan is mijn lakmoesproef steevast: "en… wat zegt u de naam Eddy Pauwels?". Ooit had ik een studente uit Bornem die mij bij het stellen van deze toch uiterst voor de hand liggende vraag aankeek alsof ze het in Keulen hoorde donderen. Arthur evenwel: die wist stante pede wie ik bedoelde - diste terstond zelfs nog enkele Eddy Pauwelsania op die mij niet bekend waren (en waar ik hem eens opnieuw moet naar vragen, want ik koester het voornemen eerlang een artikeltje over mijn eerste wieleridool aan mijn blog toe te vertrouwen). Voor wie zich inmiddels zorgen mocht maken over mijn Bornemse studente van destijds: het was een lief en charmant meisje, en dus liet ik haar toch maar slagen voor haar examen - ook al omdat ze de leerstof zeer goed onder de knie had.
Niet lang na Arthur kwam Cyriel Heylen (op de foto: tweede van links) het clubje van Jules vervoegen. "Die heb ik bij de turnles leren kennen, nu ook al een zevental jaren geleden", aldus Jules. Cyriel bracht zijn professionele jaren door in het onderwijs - ik (gedeeltelijk) ook, we behoorden dus beiden tot de verstandige helft van de mensheid die volgens de domme helft te veel vakantie heeft, en kunnen bijgevolg collegiaal lamenteren over al die vreselijke ministers en soortgelijke stuurlui-aan-de-wal die altijd weer menen ons onderwijs te moeten "hervormen" - lees: de zaken op hun kop te zetten, tot ergernis van leerlingen en leerkrachten, en ten koste van de kwaliteit van de sector. Met Cyriel verbindt mij tevens een gezamenlijk heimwee naar het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830), dat door die Stomme van Portici-affaire van 1830 mallotig werd vernield, waardoor de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden - die geografisch en etnisch en historisch zo natuurlijk als wat samen horen - weer gescheiden raakten.
Cyriel werd door Jules gerekruteerd "bij de turnles" - en ja, dat was ook met mij het geval. Een kleine voorgeschiedenis: nadat ik in de loop van het jaar 2011 op een zotte morgen het plan had opgevat om de lichamelijke conditie van mijn 18 jaar te heroveren, werd ik door mijn dokter meegetroond naar de wekelijkse senioren-turnlessen van de (volgens mijn vrouw zéér gereputeerde) Mechelse turnvereniging Moed en Kracht!
Zo'n half jaar lang heb ik dat volgehouden: elke maandagavond een uur turnen, gevolgd door een half uurtje voetvolleybal. U leest het goed: voetvolleybal. Ik verzeker u: deze sport bestaat écht! Dat was mij vooraf hoegenaamd niet bekend, en in feite was dat beter zo gebleven, want ik moet toegeven dat ik mij de techniek ervan op die zes maanden tijd nooit eigen heb weten te maken. Toen ik merkte welke ernstige inspanningen mijn medespelers moesten leveren om mij - puur op basis van barmhartigheid - af en toe eens te laten scoren, achtte ik de tijd rijp om er maar mee op te houden.
Ook het turnen was overigens niet echt mijn ding. Eigenlijk heb ik het nooit zo op zaalsporten begrepen gehad: het ruikt in die sportzalen toch altijd zo muf, duf en zweterig. En dan altijd maar dezelfde bewegingen herhalen: het heeft toch iets van Sisyphus die nu al van in de Griekse mythologie steeds opnieuw en opnieuw met dat rotsblok zit te rollen. Eind 2011 hield ik het turnen en het aansluitende voetvolleyballen voor bekeken (in de lente van het daaropvolgende jaar zou ik de ware sportliefde vinden in het hardlopen of joggen of runnen - maar dat is een ander verhaal, dat ik hier eerder al gedeeltelijk uit de doeken heb gedaan).
Inmiddels had ik bij het turnen niet enkel mijn dorpsgenoot Cyriel Heylen leren kennen, maar ook Jules De Cort. Jules woont sinds 1956 in Rijmenam, maar is geboren en getogen in Boortmeerbeek, en deelt mijn interesse voor de geschiedenis van ons heem. Met hem kan ik ongehinderd van gedachten wisselen over de Java, de Movri, Pinneke Mommens of den Bakzak: hij begrijpt me, heeft geen woord nadere uitleg nodig om te weten over wie of wat ik het heb.
Wat mij met Jules ook verbindt is het schrijverschap. Zelf heb ik wel eens een Acco-cursus en wat artikels in tijdschriften het publicatielicht laten zien - en leef ik mij sinds januari 2011 schrijfsgewijs uit op dit blog - maar Jules heeft al een heus boek op zijn palmares staan: Onzedige en gevaarlijke toestanden te Hellebeek, een bundel nauw-bij-het-leven-aansluitende, dus soms wat rauwe en dan weer ontroerende verhalen, verschenen in 2010 (onder de auteursnaam Julius A. De Cort).
Jules vroeg me of ik geen interesse had om hem, Cyriel, en (de mij toen nog onbekende) Arthur te vergezellen naar de Universiteit van de Derde Leeftijd in Leuven. Om alle misverstanden (en eventuele teleurstellingen) te voorkomen: het is niet mogelijk zich kandidaat te stellen voor het clubje van Jules, men kan er - zoals dat bij ook bij de Academie, de Loge, de Sons of the Desert en soortgelijke eminente gezelschappen de regel is - enkel in opgenomen worden op voordracht van een ander lid (gecoöpteerd, heet dat in de wereld der exclusieve clubs).
Uiteraard streelde het door Jules geformuleerde toetredingsverzoek mijn ijdelheid, maar om mij met de auto naar Leuven te begeven, dat zag ik niet zo zitten, sinds die vreselijke meneer Tobback er alle straten en pleinen had laten openbreken, er al mijn vroegere (vaak eerder informele) parkeerterritoria had doen verdwijnen, en er de auto verbannen had naar van die griezelige ondergrondse catacomben, die dan ook nog hooguit via een doolhof van éénrichtingsstraten te bereiken vallen. Geen probleem, zei Jules: Cyriel en Arthur zijn ervaren chauffeurs die de Leuvense stadsdrukte en zelfs die enge ondergrondse parkeerbunkers onvervaard en met kennis van zaken tegemoet treden.
En zo kwam het, dat ik op dinsdagnamiddag 27 maart 2012, ingebed in het clubje van Jules, mijn eerste les aan de Universiteit van de Derde Leeftijd bijwoonde - in de Grote Aula van het Maria Theresiacollege nota bene, waar de goeie ouwe professor Gerard Verbeke (1910-2001) mij ooit - op meesterlijke wijze - van mijn eerste universitaire cursus filosofie liet genieten; waar ik later, als assistent, toezicht moest houden op het regelmatig verloop der schriftelijke examens; en waar inmiddels mijn jongste zoon Ewald zijn eerste stappen in het universitaire universum heeft gezet.
"De precieze aansluitingsdatums van Tuur en Cyriel kan ik niet geven", deelde Jules mij mee, "dat is niet genoteerd geweest". Wat echter het chauffeurschap van Cyriel en Arthur betreft had Jules allerminst gelogen: ik ben één en al bewondering voor de coole en ongelooflijk ongestresseerde wijze waarop zij ons clubje naar en door het Leuvense stadsgewoel loodsen. En zij doen dat dan ook nog eens, neen, niet in auto's, maar in sleeën van auto's, zodat wij werkelijk als Heren van Stand in Leuven arriveren, en ons later in de namiddag als zodanig naar een stijlvolle horeca-instelling op het platteland begeven voor de reeds beschreven nabespreking.
Ik ben het jonkie van het gezelschap, en dus voel ik mij geroepen om bij gelegenheid al eens het enfant terrible uit te hangen, door het doen van een licht provocerende uitspraak. Zo liet ik mij dit jaar, na het college van musicoloog Ignace Bossuyt over de negende symfonie van Beethoven (de hooggeroemde Ode an die Freude), ontvallen dat ik die pompeuze symfonieën van der Ludwig toch maar tsjing-boem-muziek blijf vinden, aldus een lichte schok door de gelederen mijner medestudenten jagend. Het was een boude maar eerlijke uitspraak: dat massale orkestgeweld, voor mij is dat toch echt too much - c'est du bruit qui coûte cher. Doe mij, als het Beethoven moet zijn, maar liever een strijkkwartetje of een pianosonaatje.
Terug naar de kern van de zaak. Jules is de organisator, coördinator en - met de grote eruditie die hem kenmerkt - ook de geestelijke spil van ons gezelschap, dat staat buiten kijf. Hij heeft daarenboven nog een bijzondere opdracht, die zich situeert op het vlak van het time-management: er voor zorgen dat onze besprekingen niet al te lang uitlopen. Deze taak is hem niet zozeer - eigenlijk zelfs geenszins - opgelegd door ons, dan wel door zijn echtgenote. Maar, het dient gezegd, hij vervult deze missie met gematigdheid en in alle redelijkheid. Blijkt bijvoorbeeld het etablissement waar we onze debriefing plegen te houden onverwacht gesloten - of landt daar voor onze neus een bus met toeristen, waardoor voor een lange wachttijd bij het uitvoeren van onze bestelling te vrezen valt - dan heeft Jules er alle begrip voor dat het omschakelen naar een verderop gelegen drankgelegenheid heel wat tijd vergt, en compenseert hij dit verlies door een soepele verlenging van onze (be)spreektijd. 
Besluit: ik waardeer het zeer dat Jules, Arthur en Cyriel mij in hun studentenclubje hebben opgenomen. Nergens voelt een man met levenservaring zich zo goed begrepen als onder mannen met levenservaring. 

Foto: het "clubje van Jules" in herberg en restaurant Het Brouwershof in Haacht, na de laatste UDL-les van dit academiejaar, dinsdag 21 mei 2013. Foto gemaakt door een serveerstertje van Het Brouwershof.

Een reeks nieuwe verhalen van Jules De Cort (niet verschenen in het hogergenoemde boek) zijn te vinden op zijn Juul de stille heldblog: http://juuldestilleheld.blogspot.be/