vrijdag 28 juni 2013

Karel Van Wijnendaele


Nu dezer dagen de honderdste editie van de Ronde van Frankrijk van start gaat ben ik voor de gelegenheid weer eens wat gaan lezen in het boek Mensen & Dingen uit de Ronde van Frankrijk van Karel Van Wijnendaele. Het boek verscheen in 1948 en vertelt dus de Tour-de-France-geschiedenis van vóór mijn tijd.
Jonge lezers reageren op de naam Karel Van Wijnendaele allicht met: nooit van gehoord. In de jaren zestig was dat nog enigszins anders: toen in de Quiz der Jong Verloofden op Radio Antwerpen aan een koppeltje werd gevraagd wie De Leeuw van Vlaanderen had geschreven, antwoordde het prompt: Karel Van Wijnendaele.
Karel Van Wijnendaele (1882-1961) is de meest legendarische Vlaamse wielersportjournalist aller tijden. Pionier van de sportjournalistiek, 'uitvinder' van Vlaanderens bekendste wielerwedstrijd, de Ronde van Vlaanderen, en nog zoveel meer (maar dat moeten onze jonge lezers zelf maar eens opzoeken op het internet). In de rechterbovenhoek van Mensen & Dingen uit de Ronde van Frankrijk kan u kennismaken met zijn beeltenis - mét sigaar in de mond, zoals het een echte sportliefhebber uit de vorige eeuw betaamde…
In zijn gloriejaren was Van Wijnendaele even vermaard als de wielerhelden over wie hij schreef, maar naar het einde van zijn leven toe ervaarde hij zelf al de beperkte houdbaarheid van de roem. In de jaren vijftig was zijn kleindochter Nora Steyaert - Karel heette zelf ook Steyaert, Van Wijnendaele was een pseudoniem - één van de omroepsters (speakerinnen heetten ze in die tijd) van de jonge Vlaamse Televisie. Televisiegezichten waren toen nog bekend en geliefd (er waren er nog niet veel en ze gedroegen zich nog niet alsof ze het warm water hadden uitgevonden). "Als ik vroeger met mijn kleindochter ging wandelen", verzuchtte Karel Van Wijnendaele, "vroegen de mensen zich af: wie is toch dat meisje met wie de Karel daar flaneert? Als ik nu met haar ga wandelen stelt men zich de vraag: wie is toch die oude man met wie Nora Steyaert daar rondslentert?".
Mijn vrouw deed mij de Mensen & Dingen uit de Ronde van Frankrijk van Karel Van Wijnendaele cadeau op 10 juni 2002. Ze kocht het boek tweedehands, bij De Slegte in Mechelen. Ze dacht dat het mij wel zou interesseren, te meer daar er de handtekening en een opdracht van de auteur in voorkwamen. Dat had ze heel goed gezien.
Eigenlijk had ik van huis (of jeugdjaren) uit geen affiniteit met Karel Van Wijnendaele. Zijn boek Het rijke Vlaamsche Wielerleven uit 1943, waarin hij schrijft over de klassieke wegwedstrijden en de zesdaagsen, heb ik pas op latere leeftijd gekocht en gelezen. Van Wijnendaele was een exponent van het katholieke Vlaanderen van vóór de Tweede Wereldoorlog, ik groeide op in de fifties en sixties en in een eerder liberaal en sociaal-democratisch gezind milieu. Mijn vader had een abonnement op de liberale krant Het Laatste Nieuws. De 'gevestigde' wielerjournalisten van die gazet waren in mijn jonge jaren Louis Clicteur (1924-1979) en Lucien Berghmans - na verloop van tijd vervoegd door de cursiefjesschrijver Piet Korrel (pseudoniem van Michel Casteels, 1917-1997). De verslaggeving van kleinere koersen was het werk van Willy Van den Wijngaerd (1920-2010), een voormalig studiegenoot en een bekende van mijn vader.
Affiniteit of niet, de Franse Rondes van de eerste helft van de twintigste eeuw vormen een fascinerende geschiedenis en Karel Van Wijnendaele weet die op een onderhoudende manier op te dissen. Hij had ze overigens voor een aanzienlijk deel zelf van heel nabij meegemaakt.
Karels boek leert mij dat de Ronde van Frankrijk zelfs in zijn vroege jaren al niet veel te maken had met sport - sport in de zin zoals ik vroeger met vrienden ging fietsen, later met collega's ging tennissen of nu met mijn maatjes van joggingclub Icarus ga runnen - maar alles met spektakel en commercie: dat het bij het Tour-evenement toen (zoals nu) draaide om geld, reclame, en het amusement en de goedgelovigheid van de massa. Net als bij de Jupiler-League (alleen de naam al!), de Champions League of het Formule 1-circuit.
En - ter geruststelling van Jurgen Van den Broeck: het komt er niet op aan de Tour te winnen. Kan u zo voor de vuist weg zeggen wie twee jaar geleden zegevierde? Ik niet, maar wat u en ik ons nog perfect herinneren is hoe die arme Johnny Hoogerland toen door een auto van de Franse televisie de prikkeldraad werd ingereden en hoe deerniswekkend vervolgens het uitzicht op zijn zwaar gehavende blote billen wel niet was. Net zoals onze grootouders moeiteloos konden vertellen hoe de Franse renner Eugène Christophe op de Tourmalet zijn fietsvork brak en na een kilometerslange eenzame voettocht het zaakje in de smidse van het dorpje Sainte-Marie-de-Campan zelf weer aan elkaar moest lassen (en later nog straftijd kreeg omdat de smid de blaasbalg had gehanteerd - volgens het toenmalige Tour-reglement diende een renner materiaalpech immers geheel op eigen houtje te verhelpen). Maar je moest die grootouders niet vragen welke renner dat jaar de Ronde van Frankrijk had gewonnen…
Wat ik zeggen wil: de Tour haalt zijn magie niet uit zijn eindwinnaars - niet zelden zijn dat eerder kille, kleurloze figuren - maar uit verhalen. Verhalen in de brede zin van het woord - ook beelden horen erbij.
De Tour de France genereert sterke verhalen. De beste zijn natuurlijk die van en over vroeger, maar - het Johnny Hoogerland-drama bewijst het - ook in de hedendaagse tijden levert de Tour nog straffe verhalen op.
Dat de Ronde zo'n adembenemende histories voortbrengt heeft (naar mijn zeer bescheiden mening) in de eerste plaats te maken met het decor waarin de wedstrijd zich afspeelt. De omgeving, de setting, vormt altijd een onopvallende maar belangrijke voorwaarde om tot een spannend verhaal te komen.
Toegegeven, op een tennis court waait wel eens een rokje of jurkje op, dat kan voor wat poetry-in-motion zorgen, maar voor het overige is het daar op Wimbledon toch maar een monotone, invariante boel. De Tour daarentegen, dat is een karavaan, aldoor in beweging en zich door wisselende, vaak mooie en soms schitterende landschappen slingerend.
Waarom mag ik - hoewel ik al sinds vele jaren niet meer de wielersportliefhebber ben die ik in pakweg de jaren 1960-1967 was, en van de huidige generaties coureurs nog hooguit enkele namen ken - nog altijd graag naar de rechtstreekse televisie-uitzendingen van vooral dan de bergetappes kijken? Ik denk: omdat ik aldus vanuit mijn luie zetel doorheen de mooiste streken van Frankrijk reis, op wegen die Franse gendarmes vooraf van alle hinderlijke tegenliggers en files hebben gezuiverd, en met af en toe nog een bird's-eye view vanuit een helicopter als toemaatje.
En toch… denk ik ook dat het Tour-gebeuren méér tot de verbeelding sprak in de jaren dat het nog niet van naaldje tot draadje en in kleur op televisie te zien was - in de tijd dat de mensen het moesten stellen met krakende berichten op de radio, verslagen in de kranten en praatjes over de koersgebeurtenissen met hun buren en op café. In de tijd van Karel Van Wijnendaele dus.
Tot de verbeelding spreken heeft immers alles te maken met zich voorstellen, en we maken ons enkel een voorstelling van wat we niet of slechts zeer onvolledig zien. Hoe meer we zien, hoe minder we ons voorstellen. Het tekort aan een volledig en gedetailleerd beeld stimuleert de fantasie. Die vult het ontbrekende in, en zij doet dat zo goed, dat haar versie in de regel boeiender is dan die van de realiteit. In de erotiek is een zelfde mechanisme aan het werk, maar vandaag pas ik het principe dat de voorstelling van de werkelijkheid bijna altijd opwindender is dan de werkelijkheid zelf, toe op de Ronde van Frankrijk…
De bergen van de Alpen en de Pyreneeën… de cols die de renners - in mist of regen, of onder een verzengende zon - moeten beklimmen… waren die niet véél indrukwekkender, geheimzinniger en onmenselijker in die tijden waarin de sportliefhebbers hier in Vlaanderen ze in de regel nog nooit met eigen ogen gezien hadden (tenzij misschien op een wazige krantenfoto, zoals er op de kaft van Mensen & Dingen uit de Ronde van Frankrijk één prijkt)?
De haarspeldbochten waarlangs de coureurs naar boven kropen, of naderhand, geklemd tussen bergwanden en diepe ravijnen, weer de vallei in raasden… waren die niet veel steiler en scherper toen men er over hoorde of las, dan toen men ze - één of twee generaties later - de visu waarnam?
Dat mythische, dat gedroomde, dat Tour de France-Frankrijk, dat is voor onze grootouders geschapen door journalisten als Karel Van Wijnendaele. Hij moet in Vlaanderen de eerste zijn geweest om die wereld op te roepen. Hij deed dat heel vakkundig, maar ook vanuit een authentieke beleving en verwondering: "Men ziet toch zulke schone, zulke heerlijke dingen in die Ronde, in die ongenadige strijd van de roekeloze mens tegen die oersterke natuur!  Het is meer dan eens gebeurd, na afloop van een rit, dat ik me spoedde om uit de wagen te zijn, en op mijn kamer, om te kunnen schrijven over al wat ik gehoord en gezien had", aldus Van Wijnendaele in zijn Mensen & Dingen-boek. (blz. 65).
Uit eigen ervaring kan ik getuigen dat het beeld van Frankrijk dat ik mij in mijn kinderjaren aan de hand van de Tour de France-verslaggeving in de dagbladen en in het zwartwitte Belgavox-bioscoopjournaal had gevormd… de Tourmalet, de Aubisque, de Aspin… de eindeloze bossen van de Landes met hun krekelgezang, de zuiderse hitte van de Provence (waar renners al eens verkoeling zochten bij een plaatselijke dorpspomp of fontein), de zonovergoten stadjes waar de Tourkaravaan passeerde en via bevlagde bruggen heldere bergrivieren overstak… dat ik dat idyllische beeld van Frankrijk, later, in het échte Frankrijk, slechts sporadisch en fragmentair heb aangetroffen.
Natuurlijk was in de dagen van Karel Van Wijnendaele niet enkel het decor van de Tour een voorbeeld van fantasie op een bedje van werkelijkheid, en dus legendarisch. Ook met betrekking tot de verrichtingen en de avonturen van de renners gold immers dat onze grootouders ze niet zelf konden zien, maar aangewezen waren op de verhalenvertellers. Waardoor de handelingen der coureurs toen ongetwijfeld meer tot de verbeelding spraken dan ze dat in onze tijd doen.
Van Wijnendaele overdondert ons in zijn Mensen & Dingen met verhalen over de wielerhelden-van-destijds: hij beschrijft hun uitzonderlijke kwaliteiten, hun heroïsche prestaties, maar ook hun lijden, hun tegenslagen en hun inzinkingen, die van een minstens even exceptioneel gehalte waren.
Hij gaat bovendien - en dat siert hem als sportjournalist - de minder fraaie kanten van de zaak niet uit de weg: de geldzucht, de combines, de primauteit van de commerciële belangen, de door het ploegenspel opgelegde loyauteit (en het incidentele verraad daaraan), de georganiseerde praktijken die het koersverloop vervalsten… het komt allemaal aan bod. Terecht, want verhalen zonder baatzucht en boosaardigheid worden (helaas) saai gevonden - daarom doen zelfs de mooiste sprookjes er een beroep op.
En doping, zult u zeggen, hoe zat het daarmee in de tijden van pakweg Philippe Thijs of Sylveer Maes? Van Wijnendaele rept er met geen woord over. Dopingregels bestonden nog niet: men kon ze dus niet overtreden. Natuurlijk zal men zich met allerlei huis-, tuin- en keukenmiddeltjes beholpen hebben. Van de Franse gebroeders Pélissier is bekend dat ze ook zwaardere stuff gebruikten - men kan veronderstellen dat ze niet de enigen waren. De proporties die sommige plotse inzinkingen aannamen doen vermoeden dat men soms al te onoordeelkundig met stimulerende middelen was omgesprongen. 
Zoals al gezegd had Karel Van Wijnendaele in het exemplaar van Mensen & Dingen dat mijn vrouw anno 2002 voor mij kocht, een opdracht geschreven: "Aan de beste mijner oûwe goeie vrienden Gustaaf Van der Linden", staat er. En ook: "Omdat uit oûwe trouw het boereland herboren werd!".
Vanzelfsprekend vroeg de curieuzeneus die ik ben zich af wie deze Gustaaf Van der Linden geweest mocht zijn. Dankzij het internet kan men dergelijke raadsels soms oplossen, en inderdaad: ik ontdekte een Gustaaf Van der Linden die volop in aanmerking komt - om niet te zeggen dat ik er zo goed als zeker van ben dat hij de man is die ik zocht.
Gustaaf Van der Linden (1881-1955) was een handelaar uit Duffel die zich na de Eerste Wereldoorlog als "democratisch, sociaalvoelend en Vlaamsgezind katholiek" in de politiek gooide. Hij werd lid van de Antwerpse provincieraad en - na de verkiezingen van 1925 - bestendig afgevaardigde (gedeputeerde). In Duffel  was hij voorzitter van de plaatselijke afdelingen van het A.C.W. (de christelijke arbeidersbeweging) en de C.V.P. (de christen-democratische partij).
Gustaaf Van der Linden koesterde veel belangstelling voor zowel cultuur als sport. Ja, we komen waar we zijn moeten, want wat lees ik aan het slot van zijn biografie op de website ODIS (een databank van de "intermediaire structuren" in Vlaanderen)… "Bovendien was Van der Linden bestuurslid in de Belgische Wielrijdersbond en organiseerde hij de beroepsrennerswedstrijd 'De grote prijs van Duffel'. Hij werkte ook mee aan het blad 'De Sportwereld' van Karel Van Wijnendaele, dat sinds 1914 verscheen"! 
Ach, eigenlijk heette die sportkrant van Van Wijnendaele Sportwereld, terwijl De Leeuw van Vlaanderen natuurlijk niet door Karel Van Wijnendaele, maar ongeveer een eeuw eerder door Hendrik Conscience was geschreven. Er zitten veel fouten, misvattingen en misverstanden in de wereld, dat is waar. Maar ook veel boeiende verhalen over mensen en dingen. 

Voornaamste geraadpleegde bronnen: K. VAN WIJNENDAELE, Mensen & Dingen uit de Ronde van Frankrijk, uitgeverij Lannoo, Tielt, 1948; internet, website Karel Van Wijnendaele, www.karelvanwijnendaele.be, geraadpleegd juni 2013; internet, website ODIS (Intermediaire structuren in Vlaanderen 19e-20e eeuw), www.odis.be, geraadpleegd juni 2013; internet, website Wielersportboeken, www.wielersportboeken.nl, geraadpleegd juni 2013; internet-encyclopedie Wikipedia (Nederlandstalige versie), nl.wikipedia.org, geraadpleegd juni 2013; internet-encyclopedie Wikipédia (Franstalige versie), fr.wikipedia.org, geraadpleegd juni 2013.

Over de Ronde van Frankrijk publiceerde ik eerder al de blogstukjes Ronde van Frankrijk (8 juli 2011) en De Tour van '62 (6 juli 2012).